Leven zonder steen

15 april 2001

God opent het graf van de mensheid. De dood is overwonnen, je hoeft niet telkens stuk te lopen op het eindige van het leven op aarde.

Lezen: Marcus 16:1-8, 1 Korintiërs 15:12-28

Tekst: Marcus 16:3-4

Jongens en meisjes, kun je praten met God? Kun je God vragen stellen en geeft God dan antwoord? Dat zijn twee belangrijke vragen. Want als dat niet kan, wat heb je dan aan Hem? Hoe kun je God dan duidelijk maken wat jou bezig houdt, hoe kun je God dan duidelijk maken waar jij zorgen over hebt?

 

Praten tegen God doen we vaak, namelijk als we bidden. Maar heel gemakkelijk kan het gevoel je bekruipen dat je tegen de lucht zit te praten en je woorden nergens aankomen. Ook als je gelooft dat je gebed echt ergens aankomt, ook als je gelooft dat God echt naar je luistert, dan nog blijven er vragen. Bijvoorbeeld de levensgrote vraag: praat God ooit terug? Geeft God mij een antwoord waar ik iets aan heb?

 

Kun je praten met God? Dat is niet alleen een vraag voor kinderen maar ook voor volwassenen. Al kunnen kinderen daar op hun kinderlijke manier vaak meer ontspannen mee omgaan. Eenvoudiger, zonder al die moeilijke gedachten en twijfels die volwassenen erbij hebben. Sommige kinderen schrijven hun gebed op en sturen het als een soort brief naar God. Op de envelop schrijven ze dan: Aan God. En als adres: De hemel.

 

Kinderen kunnen vaak op een prachtige en ontwapenende manier bidden. Uit hun gebeden blijkt een grenzeloos vertrouwen op God. In hun ogen is niets voor Hem te moeilijk. God is eindeloos sterk. Hij weet alles en Hij is vol liefde voor de mensen. Je kunt als volwassenen veel van kinderen leren.

 

Soms hoor je ook van bijzondere verhalen. Vaker buiten onze kring dan er binnen. Je hoort soms verhalen van hele concrete gebedsverhoring. Stel een gezin is financieel in de problemen geraakt, ze kunnen geen kant meer op. In gebed wordt God gevraagd om een oplossing. Prompt de volgende dag is er een oplossing, er kwam een onverwachte erfenis of iemand die een vermoeden had van de financiële problemen vraagt of hij kan helpen met een bepaald bedrag of een structurele oplossing.

 

Dat is nou gebedsverhoring, God werd gevraagd om hulp en er kwam hulp. Misschien zeg je nu: die erfenis was er toch wel gekomen of er nu gebeden was of niet. En die ander die naar dat gezin toekwam met zijn vraag of hij kon helpen, was anders ook wel gekomen. Zo maak je het jezelf wel heel moeilijk om te geloven in een God die luistert naar wat mensen vragen. Juist terwijl je op het punt staat te ontdekken dat je echt met God kunt praten, schiet jij terug in je oude manier van denken: laat ik mezelf niets wijs maken, je kunt niet met God praten en wat er gebeurde was toevallig.

 

In de tekst van vanochtend wordt ook een vraag gesteld en komt er een antwoord. Er wordt een menselijke vraag gesteld en er komt een overdonderend goddelijk antwoord. Een antwoord dat in de hele geschiedenis zijn weerga niet kent. Wat de vrouwen op de paasmorgen overkomt is niet toevallig.

 

Vragen die niet rekenen met God

Vaak stellen wij verkeerde en onnodige vragen aan God. Menselijke vragen. Vragen die laten zien hoe beperkt ons menselijk voorstellingsvermogen is. Zo kun je God vragen of Hij wel doorheeft dat jij het moeilijk hebt, of Hij jou wel ziet. Zo kun je God vragen of Hij het beste voor je wil zoeken. Je kunt God vragen waarom dingen tegenzitten terwijl jij toch voor Hem bezig bent. Dat zijn menselijke vragen. Je rekent niet met God, met wie Hij is en met zijn mogelijkheden. Je rekent niet met wat Hij al voor je doet, met wat Hij belooft heeft.  Misschien moet je wat kinderlijker gaan denken.

 

Vaak verwachten we op onze vragen ook antwoorden binnen onze termen van wat mogelijk is. We stellen soms vragen aan God zonder echt een antwoord te verwachten. Zo kunnen we in geval van ernstige ziekte in de gemeente of in de familie vurig bidden om herstel. Maar het kan gebeuren dat als we dan horen dat iemand ongeneeslijk ziek is, dat ons gebed opeens afzwakt tot een gebed om kracht om de ziekte te kunnen dragen en om de dood onder ogen te kunnen zien. Want ja, genezing zit er nu toch niet meer in.

 

Datzelfde zie je bij de vrouwen die op de paasmorgen naar het graf van hun geliefde meester gaan. Dood is dood, ze zeggen het nog net niet hardop maar hun hele handelen wordt er door bepaald. De vrouwen hebben vanuit de verte gezien hoe Jezus stierf aan het kruis. Ze hebben erbij gestaan toen hij in het graf werd gelegd. Ze hebben met hun eigen ogen gezien hoe de steen voor de ingang van het graf werd gerold. Hun geliefde meester is dood, daar kom je nooit meer achter terug.

 

Het graf is definitief, wij noemen het onze laatste rustplaats. Wie net een geliefde begraven heeft zal terugkeren naar het graf, maar dan zonder de drukte van de begrafenis. Dit keer ben je alleen. Je loopt over de begraafplaats. Ontredderd en van binnen leeg kom je bij het graf. Dood is dood. Het graf is dicht, geen haar op je hoofd die eraan denkt dat het wel eens anders zou kunnen zijn.

 

Zo ook de vrouwen op de vroege paasmorgen. Ze gaan terug naar het graf om de laatste eer te bewijzen aan hun geliefde meester. In het warme klimaat van Israël komt de geur van ontbinding snel op. Dat kun je alleen voorkomen door veel lekker ruikende olie op het in linnen gewikkelde lichaam te doen. Zo willen de vrouwen hun meester eren. Ze willen dat Hij er mooi en eervol bij ligt.

 

Als ze dichter bij het graf komen dringt opeens tot hen door: wie zal de steen wegrollen? Ze hebben immers zelf gezien hoe de steen voor de ingang van het graf is gerold door een stuk of wat sterke kerels. Hun vraag is zo begrijpelijk, wie wegloopt bij een graf verwacht niet anders dan dat het er nog net zo bij zal liggen als je terugkomt. Wij zouden geen andere vraag gesteld hebben dan de vrouwen. Wie zal voor ons de steen wegrollen, want die moet daar nog liggen. Die steen is heus niet zomaar verdwenen.

 

Zo’n vraag laat zien dat wij vaak alleen maar rekening houden met wat in onze menselijke beleving mogelijk is en hoe weinig wij open staan voor ongedacht ingrijpen van God. Dan blijven graven dicht en doden dood. Dan stellen we vragen die niet rekenen met God en die niet rekenen met wat Hij zegt en belooft.

 

God zelf rolt de steen van het graf weg

De vraag is nog maar net gesteld of prompt is er een oplossing: de steen is weg, het graf is open. En zeg nu niet: wat daar op de paasmorgen gebeurde is toevallig. Dan schiet je terug in je oude manier van denken terwijl je juist op het punt staat een geweldige ontdekking te doen: het graf is open. Eeuwenlang hebben mensen daarom gebeden. Eeuwenlang is die vraag aan God gesteld. En nu geeft God zijn antwoord, Hij rolt de steen weg.

 

Overal in ons leven kom je die steen tegen. De steen die alles bedekt. Die mogelijkheden afsluit en zwaar op het leven drukt. De steen die het leven tegenhoudt. Denk maar eens aan de onmogelijkheid van ons mensen om op een goede manier met elkaar om te gaan. We begrijpen elkaar gewoon niet meer. We kunnen elkaar vaak alleen met veel pijn en moeite duidelijk maken wat we bedoelen. En dan blijkt na een tijdje vaak toch nog weer dat we elkaar niet goed hebben begrepen. Dan moet je opnieuw beginnen met vermoeiende discussies. Dat is zo’n steen die het leven beknelt. Dat is zo’n steen waar je keer op keer tegen te pletter loopt.

 

Denk ook aan ziekte en dood, dat is ook zo’n steen. Ziekte en dood, de wereld weet niet beter. De wereld is er mee vergroeid. We doen hard ons best om de scherpe kantjes er van af te vijlen. Zo hebben we het over een zachte dood of een goede dood, een dood die beter zou zijn dan het leven. Maar het is een zwaktebod, het is je ogen sluiten voor de realiteit. Ziekte en dood kun je niet uit de wereld bannen, hoe je ook je best doet. Je loopt telkens tegen het verdriet aan. Ziekte, moeite en dood, het is de gebrokenheid van onze wereld. Dat is ook zo’n steen, een steen die het leven de pas afsnijdt.

 

De zwaarste steen ligt misschien nog wel in ons hart (of op je maag). Dat is de steen die de weg naar God blokkeert en afstand schept tussen God en jou. De steen van het niet meer met God kunnen leven. Je voelt in je hart dat je telkens heen en weer geslingerd wordt, je wilt God wel dienen maar je valt telkens terug. Je begint telkens opnieuw, ‘nu zal het goed gaan’, zeg je. Des te harder is de klap, des te harder val je neer. Het is de grafsteen die ons menselijk leven bedekt en ons leven van wieg tot graf neerdrukt.

 

Die steen krijg je ook van je levensdagen niet weg. Die steen, die zonde heet, kunnen wij niet van ons menselijk graf wegrollen. Want ‘hij is zeer groot!’ Veel te groot. Het wegrollen van die steen vereist bovenmenselijke kracht. Velen proberen zelf de zondesteen weg te rollen. Bijvoorbeeld ijverige, gelovige mensen. Bij problemen proberen ze het eerst zelf op te lossen. Ze willen hun eigen boontjes doppen en bidden komt pas op de tweede plaats.

 

Anderen negeren de zondesteen. Of ze schatten de grote en hardheid verkeerd in. God is toch ook genadig voor zondaren? Waar doen we dan zo moeilijk over, Hij vergeeft toch graag mijn zonden? Kom op, leef niet zo krampachtig.

 

Nog weer anderen denken dat je ook om de zondesteen heen kunt lopen en zo bij God terecht kunt komen. Ik doe het toch helemaal niet zo slecht? Ik bid elke dag en lees regelmatig uit de Bijbel. Ik ga naar de kerk, ik ben milieubewust, ik geef altijd iets in collectes. Zo kom ik er toch ook wel?

 

Het paasevangelie is anders: God zelf rolt de steen weg van het mensengraf. God overwint de dood, Hij opent een weg naar Hem toe. En alleen hij of zij kan bij God komen die langs de weggerolde steen wil lopen.

 

God schakelt vragenstellers in als boodschappers

God maakt van de vrouwen die op de paasmorgen naar het graf zijn gekomen boden. Juist zij moeten de boodschap van het ongedachte ingrijpen van God naar buiten brengen. Marcus geeft in zijn verhaal bijzondere aandacht aan de vrouwen. De vrouwen hebben vanuit de verte gezien hoe Jezus stierf aan het kruis (zie Marcus 15:40-41). Ze hebben er met hun neus bovenop gestaan toen hij in het graf werd gelegd. Ze hebben gezien hoe de steen voor de ingang werd gerold (15:47). De vrouwen zijn unieke getuigen: ze zijn ooggetuigen van de verschrikkelijke dood van Jezus en van het definitieve einde, de graflegging. Maar ze zijn nu ook getuige van het ingrijpen van God. Wat in beperkte mensengedachten geen plaats kan hebben gebeurt hier: een zware steen wordt zonder mensenhanden weggerold.

 

De vrouwen hadden hun vraag helemaal niet gericht aan iemand gesteld. Het enige wat ze doen is hun vraag tegenover elkaar uitspreken: wie zal voor ons de steen wegrollen? Maar deze zomaar in de ruimte gestelde vraag komt ergens aan. God hoort het en Hij heeft zijn antwoord klaar. De vrouwen kijken op en een immense schok gaat door hen heen: de steen is weg!

 

Zo werkt God vaak. Je stelt je vragen, misschien niet eens hardop. Misschien stel je je vragen in het wilde weg. Maar je kijkt op en daar is je antwoord, daar is de oplossing. Dat is nou gebedsverhoring. Je moet er wel oog voor hebben, of krijgen. Een gelovig oog. Anders beleef je dit soort dingen als puur toeval.

 

Soms krijg je geen antwoord, God kan ook geduld vragen. Het voorbeeld van de vrouwen geldt niet voor iedereen en in alle situaties. Je kunt ook geforceerd naar een antwoord zoeken, met alle twijfels er omheen of het antwoord dat je krijgt wel het antwoord van God is. Daarom is het belangrijk om nuchter te zijn en antwoorden die je van God denkt te krijgen te toetsen aan de Bijbel. Want God praat vooral door de Bijbel tegen ons.

 

De vraag van de vrouwen is heel praktisch: wie haalt de zware steen weg van de ingang van het graf zodat zij naar binnen kunnen om er voor te zorgen dat het lichaam van Jezus er eervol bij ligt. Ze zijn door hun verdriet overmand en gaan deze ochtend in een roes van verdriet naar het graf. Daarom vergeten ze dat de steen op zijn plaats is gerold door meerdere sterke mannen. De steen ligt daar nu als een keiharde hindernis. Tenminste, voor hen.

 

Als ze zien dat de steen weg is gaat er een schok door hen heen: wat is er aan de hand met het graf, wat is er gebeurd? God brengt hen dan stukje bij beetje tot het inzicht dat hier iets bovenmenselijks gebeurd is. Hier zijn krachten in het geding die boven het aardse uitstijgen. Hier ervaar je kracht van boven.

 

God maakt de vrouwen klaar om boodschappers te worden van wat er op de paasmorgen is gebeurd. De dood is overwonnen en de steen die de wereld bedekte is weggerold. De toegang naar God is open. Licht schijnt het duister van het wereldgraf binnen. Marcus zegt over de vrouwen: ‘En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was.’  Zij aanschouwden, ze zagen het met hun eigen ogen. God maakt van hen unieke ooggetuigen. God heeft de steen weggerold, daarvan zijn de vrouwen ooggetuigen. Nu moeten ze op weg gaan om het bericht van de weggerolde steen te vertellen aan de discipelen en aan de wereld.

 

Wij mogen leven zonder steen

De steen die de weg naar God blokkeerde is weg. Het graf van de mensheid is opengezet. Wij mogen uit het donkere graf komen, langs de weggerolde steen. Dat je langs die weggerolde steen moet kan moeilijk voor je zijn. Daardoor wordt je herinnerd aan je eigen zwakte, aan het probleem van ieder mens. De steen was zeer groot, zegt Marcus. Pasen is het feest van de weggerolde steen. Het is een feest van blijdschap: er is nieuw leven voor mensen die oog hebben voor de betekenis van de weggerolde steen. De steen ligt daar nu, opzij gerold als een monument, als een teken van bovennatuurlijk goddelijk ingrijpen.

 

Leven zonder steen betekent dat de dood is overwonnen. De grafsteen die de aarde bedekte is gebroken. Leven zonder steen betekent dat je niet telkens weer stuk hoeft te lopen op het eindige van ons leven hier op aarde. Ziekte, verdriet en dood hebben niet het laatste woord. Er is hoop op verbetering van moeizame relaties, onbegrip en communicatiestoornissen. Want de steen die het leven afknelde is weg.

 

Wij hoeven niet meer tegen koude, donkere rotswanden aan te kijken. Wij mogen het licht binnen zien komen door de opening van het graf. Zonlicht schittert buiten. Velen in onze wereld schermen dat licht ongelovig af want het is te fel voor hen. Ze proberen de opzij gerolde steen uit hun leven weg te duwen.

 

De vrouwen komen op de paasmorgen door verdriet overmand naar het graf van hun geliefde meester om hem hun laatste eer te bewijzen. In hun verwarring zijn ze vergeten dat er een onverzettelijke steen voor de ingang van het graf ligt en dat er niemand is om hem weg te rollen. Tegelijk is er ook kleingeloof bij de vrouwen, ze hadden kunnen weten wie de steen voor hen zou wegrollen. Jezus had met hen over zijn opstanding gepraat. De overpriesters en Farizeeën hadden daar meer geloof aan gehecht dan de vrouwen. Om die woorden van Jezus hadden zij immers het graf laten verzegelen en bewaken. Jezus had het gezegd: na drie dagen zal ik opstaan.

 

Ons geloof is vaak ook nog zo zwak en klein. Geloven in hulp van boven is moeilijk. Verwachten wij echt verhoring op onze gebeden als we bidden om een sterker geloof? Als we bidden om de kracht van de Heilige Geest en als we bidden om de wederkomst?

 

Het verhaal van de vrouwen op de paasmorgen laat zien dat je blikrichting belangrijk is als je wilt leven zonder steen. De vrouwen stellen de vraag die van levensbelang is: wie zal de steen voor ons wegrollen? En dan, zegt Marcus, ‘kijken zij op’, ze richten hun blik op het graf om te ontdekken dat God hun gebed al veel eerder verhoord heeft dan zij ooit konden vermoeden. De steen is weg, het graf is open, Jezus is opgestaan. Er is een uitweg uit het wereldgraf voor ieder die langs de weggerolde steen achter Jezus aan wil gaan.

 

Wie wil leven zonder steen moet het in de goede richting zoeken en opzien. Opzien naar de

door God weggerolde steen. Rotsvast ligt hij daar als een monument. Wil je hem zien? Je komt er langs als je de nieuw weg naar God op gaat. Amen.