Mag je kwaad worden op God?

28 januari 2024

Met je emoties, ook je boosheid, kun je bij God terecht.

Lezen: Psalm 77 en Jona 3:10-4:11

Tekst: Jona 4:4

Mag je kwaad worden op God? Kwaad worden of boos worden wil zeggen dat je vindt dat jou onrecht wordt aangedaan. Iemand doet iets en dat is niet eerlijk. Iemand geeft jou zomaar een duw, dan word je boos. Je schreeuwt: hou op, stop daarmee! Of je krijgt straf terwijl iemand anders iets deed, dan word je ook boos: ‘ja maar, hij deed het!’ Vaak gebeurt het in een flits. Je ogen trekken samen, de spanning in je lichaam neemt toe, je schreeuwt.

 

Maar mag je boos worden op God? Het mooie van zo’n vraag is dat we het blijkbaar goed willen doen. Wie zo’n vraag stelt wil op een goede manier met God omgaan. Dat is het uitgangspunt. Het is belangrijk om dat te zien. De vraag is: is er in mijn relatie met God, wat God betreft, ruimte voor mijn boosheid? Of moet ik mijn boosheid inhouden? Wat heel moeilijk is want boosheid is een emotie. Ik zei net, het gebeurt in een flits, maar boosheid kan ook iets zijn dat groeit. Dat langzaam groeit als een soort ondergronds vuur. Je merkt in jezelf dat er iets tussen God en jou inzit. Als je daarover gaat nadenken zeg je: eigenlijk ben ik gewoon boos op God.

 

Wat ik gedaan heb is in de Bijbel op zoek gaan naar mensen die boos worden op God. Het zijn er vijf: Kaïn, Mozes, Samuel, David en Jona. Van Jona hebben we het gelezen, maar die andere vier wil ik ook bij langs gaan. Waarom worden ze boos op God, hoe uiten ze dat en wat is Gods reactie?

 

Kaïn

Kaïn wordt boos op God (Genesis 4:5). Misschien zeg je, logisch want hij was ook een slechterik, hij slaat zijn broer Abel dood. Dus Kaïn is niet de meest handige figuur om onze vraag te beantwoorden. Toch vallen er wel een paar dingen op als we het verhaal er bij pakken. Het verhaal is dit: Kaïn en zijn broer Abel brengen allebei een offer aan God. De HEER geeft aandacht aan Abel en zijn offer, maar aan Kaïn en zijn offer niet. Wat de reden daarvoor is weten we niet. Daar kun je naar raden of je kunt het invullen, maar de Bijbel vertelt het niet. Maar, staat er dan, dit ‘maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker.’ Uiteindelijk zal Kaïn zijn woede koelen op zijn broer, maar het lijkt er toch wel erg op dat hij kwaad is op God. Wat is de reactie van de Here? God reageert vrij rustig. ‘De HEER zei tegen hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker? Handel je goed, dan kun je toch iedereen recht in de ogen kijken? Handel je slecht, dan ligt de zonde op de loer.’ Op de woede van Kaïn reageert de Here met een vraag die Kaïn tot nadenken moet brengen.

 

Mozes

Mozes wordt best wel kwaad op God (Numeri 11:10). In onze huidige vertaling (NBV 2021) staat dat het in Mozes ogen ‘onjuist’ was wat God deed, maar in de NBV 2004 staat het zo: ‘Mozes hoorde hoe alle families bij de ingang van hun tent zaten te klagen. Toen de HEER in hevige woede ontstak, maakte Mozes zich kwaad.’ Ook in de BGT wordt Mozes kwaad, daar staat het zo: ‘Mozes hoorde het hele volk klagen over het manna. Elke familie zat voor zijn tent te mopperen. Toen de Heer daar kwaad om werd, werd Mozes ook boos.’ Maar ook in de NBV 2021 proef je Mozes’ boosheid, want het volgende vers zegt: Mozes ‘vroeg de HEER: ‘Waarom doet U uw dienaar dit aan? Waarom geeft U mij de last van heel dit volk te dragen?’ Hier ontdek je waarom Mozes kwaad is op God. Hij vindt het oneerlijk dat hij het gemopper van het volk moet aanhoren. Het is Gods volk, laat God dan zelf dat gemopper aanhoren. Mozes zegt: het is niet mijn volk hè?! Mozes is behoorlijk kwaad. Wat is Gods reactie? God komt met een hele praktische oplossing, Mozes krijgt zeventig mensen om zich heen die met hem voor het volk moeten zorgen. En in reactie op het geklaag van de Israëlieten geeft de Here behalve manna voortaan ook vlees in de vorm van kwakkels. Over Mozes’ boosheid hoor je van Gods kant verder niets.

 

Samuel

Samuel wordt ook heel erg kwaad (1 Samuel 15:11). Het is nog even de vraag of hij kwaad wordt op God. Het gaat in dit gedeelte over de afwijzing van Saul door de Here. ‘Toen richtte de HEER zich tot Samuel en zei: ‘Ik betreur het dat Ik Saul koning heb gemaakt, want hij heeft Mij de rug toegekeerd en doet niet wat Ik hem heb opgedragen.’ Samuel werd boos en schreeuwde het de hele nacht uit tegen de HEER.’ Dat klinkt heftig. Het lijkt er op dat hij boos is op God. Maar er zit misschien ook wel iets in van boosheid op Saul: wat is dat nou voor sukkel dat hij niet doet wat de Here van hem vraagt? In dit geval had hij koning Agag in leven gehouden terwijl hij hem had moeten doden. Maar al kom je er niet helemaal uit of Samuel vooral boos is op Saul of ook op God, Samuel uit zijn boosheid wel richting God. Wat is Gods reactie? Niets. Of het wordt niet vermeld. Je leest in de Bijbel helemaal niets over hoe God op deze boosheid reageert.

 

David

In 2 Samuel 6 wordt beschreven hoe de ark van God op een wagen naar Jeruzalem wordt gebracht. Het is een feestelijk iets, er wordt gedanst en muziek gemaakt. De ark was gestolen door de Filistijnen en wordt nu teruggebracht. Maar dan gaat er iets mis. In de NV’51 stond dat de runderen die de wagen trokken uitgleden, in de NBV staat dat de ossen op graan afgaan dat ergens langs de route wordt gedorst. Wij zouden zeggen, ze slaan op hol. Maar iemand die naast de ark loopt, Uzza, steekt dan zijn hand uit en pakt de ark beet. En dan staat er: ‘De HEER ontstak in woede tegen Uzza en strafte hem ter plekke voor zijn onachtzaamheid, zodat hij op slag dood was.’ Ik denk dat wij nu ook al een beetje zitten te fronsen. Maar over David staat er (vers 8): ‘David werd kwaad omdat de HEER Uzza had doorkliefd.’ Wat is Gods reactie op deze boosheid van David? Ook hier wordt dat niet vermeld. Je zou haast denken, blijkbaar mag het. Blijkbaar mag je kwaad worden op God, dat wordt niet bestraft.

 

Jona

Waarom wordt Jona kwaad op God? Dat is opvallend, Jona wordt kwaad omdat God de mensen in Nineve zijn liefde geeft. Omdat God genadig is en bereid is de aangekondigde straf in te trekken. Hoofdstuk 4:1 zegt: ‘Dit wekte grote ergernis bij Jona en hij werd kwaad.’ Nu volgt er wel een reactie van God (vers 4): ‘Maar de HEER zei: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?” Dan geeft God een wonderboom zodat Jona in de schaduw kan zitten, maar de volgende dag haalt God de boom al weer weg. Opnieuw wordt Jona kwaad. Weer vraagt God: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent over die boom?’ Jona antwoordt: ‘Ja, het is terecht dat ik kwaad ben.’ Is het nou terecht of niet? Als bijbellezer krijg je daar geen antwoord op. Je kunt zeggen, Gods vraag is retorisch, een vraag waarop het antwoord bekend verondersteld wordt: natuurlijk is het niet terecht, Jona, wat denk je wel? Aan de andere kant gebeurt hier ook iets geks. Het lijkt erop dat God, zeker die tweede keer, er op aanstuurt dat Jona boos wordt. Eerst die boom laten groeien en hem dan weer laten verdorren. Maar daarom is Gods reactie op Jona’s boosheid interessant, God laat iets van zichzelf zien. God stelt een wedervraag: mag Ik geen verdriet hebben om Nineve? Mag Ik niet genadig zijn voor die mensen die dan misschien wel jouw vijanden zijn? Wat God doet is Jona ontdekken aan zichzelf, aan hoe hij denkt. En God laat iets van zichzelf zien, van wie Hij is en hoe Hij is.

 

Wat moeten we hier nu mee? Wat kunnen we hier mee? De vraag was, mag je kwaad worden op God? Vanuit het boek Jona zou ik willen zeggen: vraag je af, is mijn boosheid op God terecht? Laat God die vraag aan je stellen. Als je boos bent op God dan is dat er gewoon, daar kun je niet zoveel aan doen. De vraag is meer, wat doe je ermee? Dan is een eerste, hele belangrijke: ga je ermee naar God? De voorbeelden uit de Bijbel laten zien dat dit kan. God kan daar tegen. De relatie met God kan daar tegen. Als je niet met je boosheid naar God toe kon, wat is dat dan voor relatie? Ben je zo bang voor God dat je je boosheid inhoudt? Is dat je beeld van God, een God die niet tegen kritiek kan zoals sommige dictators?

 

Nu wil ik niet een gewenst antwoord geven op de vraag, niet een therapeutisch antwoord, zo van: natuurlijk mag je boos worden op God. De vraag of je kwaad mag worden op God komt uit een bijbelstudiegroep en daar waren twee meningen. 1) Je hebt niet het recht om kwaad te worden op God. God staat zo ver boven ons mensen, dat wij moeten accepteren dat er door de zondeval gebrokenheid is. 2) God staat zo dicht bij ons dat Hij niet alleen ruimte geeft voor verdriet, maar ook voor boosheid en worsteling met God. Daarbij werd opgemerkt: Jakob worstelde zelfs letterlijk met God. Wat een nieuwe vraag opriep: is worstelen met God hetzelfde als boos worden op God?

 

Op internet wordt de vraag of je boos mag worden op God ook op verschillende manieren beantwoord. Het ene artikel zegt: nee, het is zondig. Andere artikelen zeggen: ja, het is een fase van rouw, of: ja, maar ga ermee naar God. Ik sprak iemand die veel verdriet en moeite in haar leven heeft meegemaakt en ik vroeg haar: was jij boos op God? Zij zei: nee, niet op God. Maar wel op mensen die me niet begrepen. Zo kan het dus ook nog gaan, dat het onbegrip van je omgeving een boosheid in je losmaakt… die je misschien ook wel uit naar God.

 

Ik geloof niet dat ik boos ben op God of boos geweest ben op God. Ik merk wel dat ik teleurgesteld kan zijn in God: waarom haalt Hij het kwaad niet uit mij weg? Is dat een verwijt? Soms wordt gezegd, achter elke klacht zit een verlangen. Ik denk dat dit waar is. Als het gaat over boos zijn op God, moet ik denken aan wat de Bijbel überhaupt zegt over boosheid. In Galaten 5 gaat het over de vrucht van de Geest, maar daar gaat een ander rijtje aan vooraf, namelijk de dingen die voortkomen uit onze aardse begeerte. In dat rijtje staat woede. Ten diepste komt boosheid voort uit het idee dat jij ergens recht op hebt. Dat is de doorwerking van de zonde. Terwijl iemand die leeft van genade, die weet dat alles genade is, geduldig, vriendelijk en zachtmoedig is. Ik denk ook aan Efeziërs 4:26-27, daar staat: ‘Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, geef de duivel geen kans.’ En: ‘Laat alle wrok en drift en boosheid varen’ (vers 31). Het gaat hier over boosheid tussen mensen. Maar opvallend is wel de opmerking om in je boosheid niet te zondigen. Dan lijkt het er op dat de boosheid zelf nog geen zonde is maar dat je er op moet letten dat het dat ook niet wordt. Boosheid geeft de duivel een kans. Namelijk als jouw boosheid tussen God en jou in komt te staan, als het leidt tot afstand tussen God en jou.

 

Een gemakkelijk antwoord is er nog niet op de vraag, mag je kwaad worden op God? Wat nog het meest opvalt bij die vijf mensen uit de Bijbel is Gods reactie op hun boosheid. Die verraste mij. En ik denk dat dit is wat God ons wil laten zien. God zegt: zie je wel hoe Ik omga met mensen die kwaad op Mij zijn? In geen één van die verhalen wordt God boos over de boosheid van mensen. In geen één van die verhalen bestraft God de boosheid van mensen. Er klinkt ook geen enkele afwijzing van die boosheid. Ik vind dat opvallend. In het geval van Mozes komt God met een praktische oplossing. In het geval van Samuel en David wordt Gods reactie niet vermeld. Bij Kaïn en Jona stelt God een wedervraag die tot nadenken wil brengen. Ik denk dat God wil dat wij met onze boosheid naar Hem toegaan. Want dat is een uiting van vertrouwen. In je wanhoop ga je naar God en je slaat met je vuisten op zijn borst. En dan slaat Hij zijn armen om je heen, tot het weer goed is en je met een betraand gezicht naar Hem opkijkt. Dicht achter boosheid zit de klacht. Laat de Bijbel nou vol zijn van klachten en klagende mensen. Denk aan Job die zijn nood bij de Here klaagt. Denk aan het boek Klaagliederen. Denk aan de klaagpsalmen, we hebben er één van gelezen, Psalm 77. Die Psalm begon zo: ‘Luid roep ik God, ik schreeuw het uit, luid roep ik God - dat Hij mij hoort.’ En vers 4: ‘Ik denk aan God en moet zuchten.’ Wat is dat voor zuchten? Ik denk een heel diep zuchten omdat je het niet kunt rijmen: je wilt vasthouden aan Gods goedheid, zijn liefde en trouw, maar tegelijk snap je niet hoe zich dat verhoudt met jouw moeiten, jouw verdriet, jouw rouw. Psalm 77 eindigt overigens met een lofzang. De dichter is gaan nadenken over Gods daden in het verleden. En van daaruit krijgt hij nieuwe hoop voor het heden en de toekomst. Wat wij mogen bedenken is dat de ultieme klacht geuit is door Jezus. Toen Hij aan het kruis hing riep Hij uit: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ Bij de avondmaalsviering zeggen we: zodat wij nooit meer door God verlaten zouden worden. Dat is hoe God omgaat met onze klacht, met onze vertwijfeling en uiteindelijk ook met onze boosheid: in Jezus laat God zien dat Hij er voor ons wil zijn in alle omstandigheden.

 

De kern is, breng jij je emoties bij God? Je teleurstelling, je verwijten, je verdriet, je vertwijfeling, je boosheid. Wat is dat belangrijk. Want dan zul je je verwonderen over Gods reactie. Hij wordt niet boos, Hij wijst je niet af. Dat is niet omdat God een therapeut is, maar omdat Hij weet dat je dichtbij Hem, in zijn armen, verandert. Boosheid wordt een klacht. Achter een klacht zit een verlangen. God zal je vragen: is het terecht dat je zo boos bent? In die vraag zit zijn liefde, zijn geduld, zijn trouw. En misschien moet je dan zeggen: nee, het is niet terecht. Maar Heer, ik dank u, dat ik ermee bij u terecht kan. Amen.