Ongedacht levensgeluk
2 november 2003
God geeft aan de armen recht op een bestaan en aan de rijken de taak om dat waar te maken.
Lezen: Ruth 1:1-6 en 22, 2, 3:6-15, 4:13-17
Tekst: Ruth 2:12
We hebben het verhaal van Ruth gelezen. Niet helemaal, maar wel bijna helemaal. Ik heb de indruk dat wij het boek Ruth lezen als een vertederend verhaal. Een verhaal over een jonge vrouw die haar schoonmoeder niet in de steek laat. Die toevallig (‘het toeval wilde’, zegt hoofdstuk 2:3) op het land van Boaz terecht komt. En de liefde bloeit op tussen die twee, ze trouwen en ze leefden nog lang en gelukkig. Eind goed, al goed: in de slotscene zien we oma Naomi zitten met de baby in haar armen.
In Ruth 2:12 wordt die vertedering onder woorden gebracht. Boaz zegt: Jij, Ruth, bent komen schuilen onder Gods vleugels. Zie je het voor je: een klein kuikentje, hulpeloos en kwetsbaar, dat wegkruipt onder moeders warme vleugel. Denk aan dat kinderliedje: ‘Ik zag een kuikentje, dat bij zijn moeder zat, onder haar vleugels, waar het veilig zat. Tegen regen, tegen zonneschijn, Heer zo wil ik bij u zijn.’ Nu zie ik hier vanavond niet zoveel kinderen in de leeftijd waarvoor dit liedje bedoeld is. Dat is ook niet zo gek, die liggen natuurlijk al te slapen. Maar wanneer je als ouders morgen of op een ander moment met je kinderen over dankdag praat kun je dit liedje er bij pakken en van daaruit de stap maken naar Ruth. Ruth, de Moabitische, die kwam schuilen onder Gods vleugels. Daarover gaat de preek vanavond: Ruth komt schuilen onder Gods vleugels, en Boaz maakt dit waar: deze arme vrouw, en de aan lager wal geraakte familie van Naomi, krijgt een nieuw bestaan.
Harde achtergond
Dit verhaal dat zo lekker weg leest krijgt een diepere laag als we door krijgen dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Wat is het geval? Ik laat de elementen zien die de achtergrond vormen voor dit verhaal. Allereerst de hongersnood. Toch niet zomaar een hongersnood zou ik zeggen. Die hongersnood is minder toevallig dan dat Ruth op het land van Boaz terecht komt. Had God niet duidelijk gezegd, nog voor het volk Israël het land Kanaän binnenging, als jullie naar Mij niet luisteren, als jullie je tegen Mij verzetten, dan zal Ik jullie straffen met… onder andere: hongersnood. Ruth 1:1 is geen neutrale openingszin: ‘In de tijd dat de rechters het volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land.’ Wie zijn Bijbel kent zegt: wacht eens even, een hongersnood in het land dat vloeit van melk en honing, hoe kan dat? Wat was daar aan de hand? Is die hongersnood misschien Gods straf voor ongehoorzaamheid? Leefde het volk Israël in die dagen wel dicht bij de Here of zette men zich af tegen de Here?
Het eerste vers van het boek Ruth bevat nog iets onheilspellends. Dat is het tweede element dat de harde achtergrond van het verhaal van Ruth toont. Vers 1 zegt dat deze gebeurtenissen zich afspelen in de dagen van de rechters. Voor wie zijn Bijbel nog open heeft, kijk eens naar het laatste vers van het boek Rechters: ‘In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat in zijn eigen ogen goed was’ (vers 25). Wie wil weten wat je je daarbij moet voorstellen moet Rechters 17-21 lezen, hoofdstukken die overigens de context vormen van dit hele bijbelboek. Eén ding haal ik er uit naar voren, Rechters 19, het verhaal over die andere jonge vrouw uit Bethlehem. Door haar man wordt ze buiten de deur gezet om een nacht lang misbruikt te worden waarna ze overlijdt. In die tijd komt Ruth in Bethlehem. Een tijd waarin je als meisje, als vrouw, niet in het donker over straat kunt. Een tijd waarin mannen maar pakken wat ze krijgen kunnen, waarbij het leven van een vrouw niet telt. En dan moet je ook nog bedenken, derde element, dat Ruth een Moabitische was. Een buitenlandse met een wat ander huidskleurtje. Met een hoofddoek om. En je hoort het de inwoners van Bethlehem zeggen: ‘Dat wil dus van onze sociale voorzieningen profiteren.’ Ik vraag me af of Ruth op een warm welkom kon rekenen.
En Ruth was ongehuwd. Dat betekende in het Israël van die dagen dat je zo goed als rechteloos was. Zonder man, zonder een sterke familie achter je, kon iedereen met je doen wat hij wilde. Er was toch niemand die jou in bescherming zou nemen. Er was toch niemand die voor jouw rechten zou opkomen. Een gemakkelijker voorwerp van uitbuiting liep er in Bethlehem niet rond in die dagen. Ruth was afhankelijk van de goedgeefsheid en bescherming van de paar mensen die het nog net te gek vonden om zo’n buitenlandse dan maar te laten verhongeren.
Want dat ze met Naomi was meegekomen, zou dat in haar voordeel hebben gewerkt? Naomi is ook een mooie. Hem smeren als er hongersnood komt, naar Moab gaan -het volk waar Israël niets van moest hebben- en terugkomen als je hoort dat: ‘de Heer zich het lot van zijn volk had aangetrokken en dat het weer te eten had’ (1:6). Dat is makkelijk. De mensen in Bethlehem lijden al die jaren honger, Naomi eet bij de buren mee en komt terug als de honger voorbij is. Dat zouden wij niet pikken. Naomi en Ruth zullen heel wat vijandige blikken toegeworpen hebben gekregen.
Nog een laatste element, een laatste stukje achtergrond van dit op het eerste gezicht zo vertederende verhaal. Ik denk dat we Ruth best getraumatiseerd mogen noemen. Eén en al bitterheid heeft ze over zich heen gekregen. Naomi noemt zich ‘bitterheid’ - Mara. Maar volgens mij kan Ruth meer aanspraak maken op die titel. Tegen Naomi kun je nog zeggen: eigen schuld, dikke bult. Jij dacht dat je Gods straf kon ontlopen, niet dus: je man en je beide zonen zijn dood. Maar Ruth, de lieve meid, wat kan zij hier aan doen? Zij trouwt met een leuke Israëlitische jongen, en binnen een paar jaar is ze haar schoonvader kwijt, haar man en haar zwager. Wat moet ze hiervan gedacht hebben, hoe komt een mens hieruit tevoorschijn? Ben je dan niet helemaal murw geslagen? Dit is toch niet toevallig meer? Niet alleen murw geslagen, maar ook door God geslagen, die God van Machlon, Kiljon en Elimelech. Zo komt Ruth in Bethlehem. Met, hoe jong ze ook is, een heel leven achter de rug. Trauma betekent wond. Nou, gewond was ze, deze Ruth.
Opvallend
Daarom is de opstelling van Boaz zo opvallend. Wat Boaz doet, Ruth onder zijn vleugels nemen, is ongedacht. Hij zegt tegen Ruth (vers 12): je bent komen schuilen onder Gods vleugels. Zo typeert Boaz haar daad, dat ze meekwam naar Bethlehem. Dat ze haar schoonmoeder niet in de steek liet maar meeging naar Israël. We hebben dat niet gelezen, maar heel bekend is Ruths geloofsbelijdenis: ‘uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’ (1:16). Ruth verbindt zich niet alleen voor de rest van haar leven aan haar schoonmoeder, maar vooral ook aan de God van haar schoonmoeder, de God van Israël. Dat noemt Boaz ‘schuilen onder Gods vleugels’. Je toevlucht zoeken bij God. Op Hem vertrouwen voor leven en levensonderhoud.
Wat Boaz op dat moment nog niet weet is dat hij daar zelf een belangrijke rol in gaat spelen. In hoofdstuk 2 lezen we hoe Boaz Ruth benadert en hoe hij met haar omgaat. Daaruit blijkt zijn respect en zijn bewondering voor Ruth en voor haar daad van geloof. Wij zijn daar helemaal aan gewend als bijbellezers, maar zoals ik heb laten zien is Boaz een uitzondering op wat in die dagen normaal was in Bethlehem en omstreken. Boaz neemt haar in bescherming, hij ziet in wat voor rechteloze positie Ruth zit. Boaz laat haar niet werken voor geld, ze wordt niet één van zijn arbeidsters, nee ze mag op zijn land gewoon oprapen wat ze nodig heeft. Tegen zijn knechten zegt Boaz: laat af en toe expres wat vallen. En blijft met je vingers van die vrouw af. En tegen Ruth zegt hij: als wij eten dan zit jij daarbij. Boaz onderkent haar rechteloze positie.
Nou ja, rechteloos, nu moet het niet mooier worden. Ruth was helemaal niet rechteloos. De wet van God omschrijft glashelder wat haar recht is. In Leviticus 23:22 staat: ‘Ga bij het binnenhalen van de oogst niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen.’ En in Deuteronomium 24:19 wordt het zo geformuleerd: ‘Wanneer u bij de graanoogst op de akker een schoof vergeet, mag u niet teruggaan om die op te halen. Laat hem achter voor de vreemdelingen, weduwen en wezen.’ En Gods wet spreekt zich ook heel duidelijk uit over de positie van de vreemdeling, in Exodus 22:20 staat: ‘Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte.’
Wat Boaz doet voor Ruth is geen gunst, maar haar recht. God geeft aan de armen recht op een bestaan en aan de rijken de taak om dat waar te maken. Maar dat Boaz dat ook doet is opvallend. Daarin is hij -niet alleen letterlijk maar ook geestelijk- een voorloper van David en van Davids grote Zoon, Jezus Christus. Daar eindigt het boek Ruth mee, met te wijzen op die doorgaande lijn naar David. Naar die tijd dat er wel een koning zal zijn in Israël die recht en gerechtigheid zoekt. Boaz’ optreden voorspelt veel goeds. Want hij houdt zich niet alleen aan Gods wet in die duistere periode, hij opent ook zijn hart. Zijn opstelling is echt opvallend. Dit is liefde voor God en liefde voor de naaste. Want wanneer Ruth hem vraagt (3:9): ‘wilt u mij bij u nemen, wilt u uw vleugel over mij uitspreiden, want u kunt voor ons als losser optreden’, zegt Boaz: ‘Ruth, je bent een geweldige vrouw. Jouw liefde voor je schoonmoeder, jouw liefde voor je overleden familie, jouw liefde voor Israëls God, is onovertroffen. Ruth, het komt allemaal goed. Ik sta daar voor in. En hier, doe je omslagdoek eens af, jij krijgt zes maten gerst. De zevende, om het vol te maken, komt er aan.’ Ruth komt schuilen onder Gods vleugels en Boaz maakt dit waar. God geeft aan de armen recht op een bestaan en aan de rijken de taak om dat waar te maken.
De opstelling van Boaz is hoopgevend. Terwijl iedereen in Israël doet wat goed is in eigen ogen geeft Boaz er blijk van Gods wet te kennen. En er naar te leven. Op de ruimst mogelijke manier. Boaz bewijst liefde en trouw.
Liefde en trouw
Uit die liefde en trouw van Boaz wordt Obed geboren. Obed is de vader van Isaï, de vader van koning David. En koning David is weer de over- over- betovergrootvader van de Here Jezus (zie het geslachtsregister van Matteüs 1). In het rijtje namen aan het einde van Ruth 4 wordt er trouwens ook teruggegrepen. In vers 18 begint de namenlijst bij Peres. Peres was een van de kinderen die stamvader Juda bij zijn schoondochter Tamar verwekte. Hier wordt heel veel zichtbaar van de liefde en trouw van God. En van Christus die zich er niet voor schaamt zo’n voorgeslacht te hebben. De liefde en trouw die God in Boaz legt zorgt voor de goede afloop van het verhaal van Ruth. Zorgt zelfs voor de geboorte van de Christus.
God wil met zijn liefde en trouw ook onze hardheid omkeren in barmhartigheid. Wij die Gods grootste geschenk mochten ontvangen: zijn Zoon, die voor ons de diepste ellende en meest huiveringwekkende schaamte heeft gedragen. Zijn Zoon die zijn rijkdom opgaf om onze armoede op te heffen. Gods Zoon begreep waarom Hij rijk was. En nu danken wij onze Vader in de hemel vandaag voor wat Hij ons gegeven heeft in het afgelopen seizoen aan eten en drinken, kleding, gezondheid, werk en inkomen, resultaten op studie en schoolwerk. Wij danken onze Vader in de hemel voor wat Hij gegeven heeft aan rust en vrede in het land waar we wonen. Aan luxe, vakanties en zoveel mogelijkheden. Wij danken onze Vader in de hemel voor het werk dat in de kerk gedaan mocht worden onder zijn zegen. Maar bovenal danken wij Hem voor zijn liefde en trouw, die uitkomt in genade, vergeving, verzoening en vernieuwing. Gods liefde en trouw komen uit in de gave van het Woord, de gave van zijn Geest, de gemeente, zijn beloften en zijn verbond met ons. En dat alles door Christus, zijn Zoon.
Wat doet dat met ons dat we zoveel te danken hebben? Wij leven in een harde wereld waar veel verhalen niet goed aflopen. Omdat mensen van nature voor zichzelf kiezen, eigen belang voorop, vanuit angst of macht. Wat is onze houding tegenover onze medemens die om hulp vraagt? Velen van ons zitten in de Boaz-rol: veel bezit, genoeg te eten, het gaat ons goed. Maar vergeet nooit dat ook wij moeten schuilen onder Gods vleugels. In de Psalmen kom je die uitdrukking meerdere keren tegen. Psalm 36 laat zien dat de mens schuilt in de schaduw van Gods vleugels tegen de macht van de zonde. Psalm 63 maakt duidelijk dat schuilen in de schaduw van Gods vleugels het omgekeerde is van leven zonder God. En Psalm 91 bezingt hoe je onder Gods vleugels bescherming vindt tegen vergelding van je zonden: ‘Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een veilig schild’ (vers 4).
Ieder mens moet schuilen onder Gods vleugels. Allemaal moeten we beschutting zoeken bij God. Tegen de zonde in ons, tegen de macht van de satan en ook tegen Gods oordeel over onze zonde en schuld. Ook voor ons dagelijks levensonderhoud moeten we bij God zijn. Je toevlucht zoeken bij God houdt in dat je op Hem vertrouwt voor leven en levensonderhoud. Je gelooft dat Gods liefde je in leven houdt; vanuit de hemel gezien zijn wij immers vleugellam.
Geven maakt rijk, Boaz kan daarover meepraten. Hij vindt ongedacht levensgeluk wanneer hij zijn hart en zijn huis openstelt voor Ruth. Wat hebben wij veel. Veel gekregen, materieel en geestelijk. Wat hebben wij veel om voor te danken, dat zullen we straks ook doen. Wat hebben wij ook veel om weg te geven. Laten we straks in ons gebed God vragen om ogen die de nood van anderen zien, om oren die het hulpgeroep horen, om een hart dat daarop reageert en om handen en voeten die in beweging komen. Zo mogen u, jij en ik een veertje zijn in Gods vleugel als Hij door ons anderen in leven houdt. Amen.