Samen eten verbindt
25 februari 2001
Wie Avondmaal viert bindt zich aan Christus en aan zijn broeders en zusters.
Lezen: 1 Korintiërs 10:14-22
Tekst: 1 Korintiërs 10:16-17
Ken je het gevoel van gebonden zijn, in de zin van ergens aan vast zitten? Je hebt bepaalde verplichtingen, misschien afspraken uit het verleden, waar je ondertussen liever los van bent.
Neem het huwelijk. Mensen verbinden zich in de echt, zo luidt de officiële uitdrukking. En dan zit je er aan vast. Dan zit je aan elkaar vast. Natuurlijk trouw je omdat je van elkaar houdt en met elkaar verder wilt. Maar elke bruidegom, elke bruid voelt de spanning en ernst van het huwelijk: je verbindt je aan die ander voor de rest van je leven.
Ander voorbeeld, stel je kiest voor een opleiding binnen een bepaald bedrijf. Dat kun je doen wanneer je zelf het geld niet hebt om een dure opleiding te betalen. Of bij het werk dat jij wilt doen kun je alleen maar intern opgeleid worden. Vaak moet je dan na je opleiding een vast aantal jaren voor zo’n bedrijf werken. Daar leg je je op vast en teken je een contract voor. Je bindt je daar aan. Daar kun je alleen nog van af komen door een flinke boete te betalen.
Nog een voorbeeld, een moeder met jonge kinderen. Je man maakt lange dagen op zijn werk. Dan ben je als moeder al gauw aan huis gebonden. Hij heeft de auto mee. En de kinderen op de fiets? Als het slecht weer is doe je dat ook niet. Bovendien moeten de kinderen hun slaapjes doen en als ze wakker zijn hebben ze een flesje nodig. Als moeder ben je er de hele dag druk mee, je komt nauwelijks toe aan boodschappen doen. Je bent aan handen en voeten gebonden.
Zomaar een paar voorbeelden van gebonden zijn. Je kunt er nog veel meer bedenken. Je kunt aan huis gebonden zijn door ziekte of handicap. Je kunt gebonden zijn door mensen in je familie- of vriendenkring die telkens een beroep op je doen. Je kunt je gebonden voelen door verwachtingen die mensen van je hebben.
Weet je wat het lastige van binding is? Je kunt je al gauw onvrij voelen. Als er iets is dat voor ons belangrijk is, dan is het wel onze vrijheid. We doen graag wat we zelf willen. We vullen graag onze dagen met dingen die wij leuk vinden. Rekening houden met anderen kan dan moeilijk zijn. Daarom is getrouwd zijn ook niet iets dat vanzelf gaat. Je moet er telkens aan werken, er energie in stoppen zodat het goed blijft.
Je aan iemand of iets binden heeft ook voordelen. Het geeft rust en stabiliteit. Je weet waar je aan toe bent. Neem nou zo’n contract voor een opleiding, het bedrijft zegt bepaalde dingen toe en jij zegt bepaalde dingen toe, daar kun je van op aan. Een van beide partijen kan zich niet zomaar bedenken of eenzijdig de afspraken wijzigen.
Het heilig Avondmaal dat wij deze zondag gevierd hebben is ook een vorm van je binden. Ik zal dat in de preek proberen duidelijk te maken. Voor het heilig Avondmaal als maaltijd van binding geldt eigenlijk hetzelfde als voor al die andere vormen van binding. Je kunt je al gauw in je vrijheid beperkt voelen. Zelfs als je die binding die het Avondmaal met zich meebrengt vrijwillig en bewust aangaat, dan nog moet je er energie in stoppen om te zorgen dat het goed blijft.
Ik verkondig u het volgende evangelie:
Heilig Avondmaal vieren is je binden
1. aan Christus
2. aan de gemeente
Je bindt je aan Christus
De tekst voor deze preek, 1 Korintiërs 10:16-17, bestaat uit bekende woorden. Bekende woorden zijn al gauw bekende klanken. Je kunt ze aanhoren zonder dat ze tot je doordringen. Je kunt ze aanhoren als liturgische formules zonder de boodschap te ontvangen. Op zich zijn vaste liturgische formules helemaal niet verkeerd. Vaak zijn ze kort maar krachtig. Ze roepen een vertrouwde sfeer op. Je kunt liturgische formules vergelijken met het refrein van een lied, het keert telkens terug omdat juist die regels belangrijk zijn en de kern van de zaak kort onder woorden brengen.
Maar van tijd tot tijd is het goed om liturgische formules van dichtbij te bekijken. Wat betekenen ze ook al weer? Wat was hun oorspronkelijke bedoeling? Als je zo naar een tekst gaat kijken is het nuttig om ook de verzen er omheen te lezen. In welk verband staat een tekst? En wat is de tekst in dat verband, een conclusie, een opmerking tussendoor of een vergelijking met iets anders?
Laten we op die manier kijken naar 1 Korintiërs 10:14-22. In vers 14 begint Paulus met een waarschuwing: ontvlucht de afgoderij. Ik kom er straks op terug wat Paulus daarmee bedoelt. In vers 15 zegt hij: jullie zijn verstandige mensen, dus reken me maar na, geef zelf je oordeel over wat ik ga zeggen. Paulus had blijkbaar te maken met een mondige gemeente. Die snoert hij niet de mond, hij vraagt hen mee te denken. Apostelen en dominees zijn niet boven beoordeling verheven, als het goed is vragen ze dat je met hen meedenkt.
Terug naar de tekst. Vers 14: ontvlucht de afgoderij, vers 15: denk even mee. En in vers 16 stelt Paulus dan een vraag. Een retorische vraag, waarop je zelf het goede antwoord kunt geven. ‘Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus?’ Ja natuurlijk is dat zo. En ‘Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?’ Ja natuurlijk is dat zo.
Paulus wil met deze vragen de Korintiërs eraan herinneren, hen er opnieuw bij bepalen, dat het vieren van het heilig Avondmaal binding betekent. Dat het hier over het Avondmaal gaat is duidelijk, Paulus noemt immers beker en brood. Hij blijft heel dicht bij de instellingswoorden van Jezus zelf (Lucas 22:14-20). Het woord gemeenschap betekent: deel hebben aan, ergens mee verbonden zijn. En de uitdrukkingen ‘bloed van Christus’ en ‘lichaam van Christus’ verwijzen naar het lijden en sterven van Christus. Dus als je avondmaal viert verbind je jezelf aan het lijden en sterven van Jezus Christus. Als je uit de beker drinkt en van het brood eet ga je een band aan met de Christus die geleden heeft en gestorven is.
In vers 17 trekt Paulus een conclusie. Maar net niet helemaal aansluitend op vers 16. Ging het daar over het aangaan van een band met Christus als je Avondmaal viert, in vers 17 stelt Paulus dat je je op ongeveer dezelfde manier ook aan de gemeente bindt. Hij zegt: omdat het één brood is, omdat er één Christus is, is de gemeente -uit hoeveel mensen die ook bestaat- één lichaam, één ongedeeld geheel. Want elk gemeentelid afzonderlijk is verbonden met Christus en via Christus ben je verbonden met elkaar. Tussen haakjes, dat geldt ook voor de kinderen en de jongelui die nog geen Avondmaal vieren, jullie zijn door dat andere teken, de doop, verbonden aan Christus en aan elkaar.
Dus Avondmaal vieren geeft binding. In vers 18 maakt Paulus dit nog duidelijker. Hij trekt een vergelijking. Hij zegt, denk eens aan het joodse volk, als zij een offermaaltijd hebben dan komen ze toch ook in contact met het altaar? En bedenk dat het altaar niet zo maar een ding was, nee het altaar in de tabernakel en later in de tempel in Jeruzalem was heel belangrijk. Voor de Israëlieten was het altaar de plaats waar je verzoening kreeg, verzoening met God. Dus als je vlees at dat van het altaar kwam, ontstond er een lijn van jou naar God en omgekeerd.
Dat Paulus dit onderwerp -een maaltijd geeft binding- aanzwengelt in deze brief heeft te maken met de situatie in Korinte. In de gemeente van Korinte speelde een probleem. Sommige mensen deden mee met offermaaltijden in heidense tempels. Ze zeiden: een afgod bestaat helemaal niet, dus ik kan gerust dat vlees eten want mensen kunnen daar wel wat in zien, een verbinding met afgoden ofzo, maar ik geloof daar niet in. Anderen zeiden: ik kan dat toch niet aan. Ik krijg daar een vervelend gevoel bij en ik weet niet of God dit wel wil. Misschien is het wel beter om dat vlees uit de heidense tempels maar helemaal niet te eten.
Je snapt, die mensen die om principiële redenen liever geen vlees uit de tempel aten begrepen niet dat anderen in de gemeente dat wel deden. Hoe kunnen ze dat nou doen, ze zijn nu toch christen, zijn ze dan nog niet los van hun vroegere zondige leven? Zo ontstond er een probleem in de gemeente. Deze discussie maakte scheiding en er dreigt een breuk te ontstaan tussen voor- en tegenstanders.
In die situatie zegt Paulus: ontvlucht de afgoderij (vers 14). Niet omdat afgoden werkelijk bestaan of een afgodenoffer echt iets is (vers 19). Nee, de afgoderij ligt bij jezelf. Zo zit het nog steeds: een afgod is niets, bestaat niet, maar afgoderij wel. Afgoderij is (zo leren de catechisanten): je vertrouwen stellen op iets naast God of in plaats van God. Het kan zijn dat je op je geld vertrouwt, heel erg gelooft in de wetenschap of dat je voortdurend bezig bent met je lichaam en gezondheid. Misschien is meest voorkomende vorm van afgoderij wel dat we zo gemakkelijk in onszelf geloven, in ons eigen kunnen, ons eigen gelijk en onze eigen wensen en gevoel.
Zo’n dubbele binding -geloven in Christus maar ook in jezelf- wijst Paulus af. Dat is afgoderij. In Korinte waren mensen die het zo goed met zichzelf getroffen hadden dat ze, ondanks de moeiten die hun broeder of zuster ermee had, rustig offervlees gingen eten in de heidense tempels. En mensen die vonden dat het niet kon, die er voor zichzelf nog niet uit waren, deden het toch onder druk van anderen. Paulus zegt: in beide gevallen kom je in contact met boze geesten (vers 20). En dat wil hij niet.
Want een dubbele binding kan niet (vers 21). Je kunt niet de beker van de Here drinken, Avondmaal vieren, en de beker van boze geesten drinken. Je kunt niet aan de tafel van de Here deel hebben en je laten beïnvloeden door andere machten. Dat botst met elkaar. Erger nog, de Here kan dat niet hebben. Dan wordt Hij jaloers (vers 22). Als je een relatie met Hem hebt wil Hij al je aandacht. De band met Christus is exclusief, een relatie met Christus hebben sluit eenzelfde soort relatie met anderen uit.
Als je Avondmaal viert ga je een band aan met Christus, iedere keer weer. Je verbindt je aan Hem en zoekt contact met Hem. Je zegt tegen Hem dat je jezelf niet kunt redden in dit leven en dat je daarom je redding bij Hem zoekt. Je zoekt het leven in zijn sterven. De maaltijd is een teken van je verbinden aan Christus. Je wilt je binden, je wilt je ergens op vastleggen zo goed en zo kwaad als het gaat. Net als in een huwelijk. In onze gebroken wereld van na de zondeval betekent dit dat je er telkens energie in moet stoppen. Dat het lang niet altijd gemakkelijk is om de relatie in stand te houden. Misschien voel je weerstand om je ergens op vast te leggen. Wij zijn liever zo vrij mogelijk. Rekening moeten houden met mensen om je heen is lastig. Daarom leven veel mensen langs elkaar heen. Ik heb mijn eigen leven, zeggen ze dan.
Rekening moeten houden met Christus vind je dan misschien juist weer gemakkelijker. Jezus Christus is ver weg, in de hemel. Hij raakt gemakkelijk buiten beeld. Maar dan gebruik je je ogen niet goed, je ziet toch die avondmaalstafel staan? Of je zegt juist: rekening moeten houden met Christus komt nog veel meer op me af dan rekening houden met mensen. Omdat Christus zo groot, machtig en heilig is. Dat maakt je bang, doe ik het ooit goed? Kijk dan ook naar die avondmaalstafel, Christus nodigt je uit om hier in alle rust bij Hem aan tafel te zitten.
Je bindt je aan de gemeente
Als het gaat over eenheid als gemeente en je met elkaar verbinden, kan je soms een gevoel van vermoeidheid bekruipen: dit is de zoveelste oproep tot eenheid. Is het ook niet idealistisch om te denken dat je met iedereen wat kunt hebben? Ben je daarvoor niet te verschillend? Om wat voor eenheid gaat het eigenlijk?
Voor het beantwoorden van deze vragen wil ik kort terug naar dat wat moeilijke vers 17. Het lijkt daar net iets te verspringen. In vers 16 gaat het over de band die je krijgt met Christus door het eten en drinken van zijn tafel. In vers 17 gaat het over de band die je met elkaar krijgt als gemeente. In vers 18-22 gaat het weer heel algemeen over het feit dat eten een band schept. Is vers 17 dan zomaar een opmerking tussendoor?
Het gaat Paulus er in 1 Korintiërs 10:14-22 om dat hij wil aantonen dat een maaltijd houden je in verbinding brengt met iets of iemand. Samen eten schept een band. Want in Korinte deden ze erg gemakkelijk over het eten in de heidense tempels. Alsof dat geen band schept met het boze en alsof je dan niet binnen de invloedsfeer komt van dé boze. Paulus zegt dan: samen eten verbindt. Kijk maar naar het avondmaal, je bindt je aan Christus. En omdat Christus één is zijn wij als gemeente ook één. Ook dat is iets dat de gemeente kan nagaan. Vers 17 is een retorische vraag: zo is het toch, de gemeente is toch één? Vers 17 sluit aan op de vragen van vers 16, Avondmaal vieren schept toch een band met Christus? En je ziet dat toch ook in de gemeente, de gemeente is toch ook één omdat Christus één is? De gemeente is toch ongedeeld omdat Christus ongedeeld is?
Paulus vraagt de Korintiërs mee te denken, ook in vers 17. Je zou aan het einde van vers 17 een vraagteken kunnen lezen. Wij hebben toch allemaal deel aan de ene Christus? De gemeente is dan toch ook één? Wat er in de praktijk misschien allemaal nog aan schort. Maar de Korintiërs weten toch wat het uitgangspunt is, dat de gemeente één is. En dat heeft zijn oorzaak in het samen deel hebben aan Christus. Zo zie je ook hier, zegt Paulus, dat maaltijd houden een band schept. Paulus geeft hier dus niet zozeer een aansporing om als gemeente één te zijn, dat komt wel in hoofdstuk 12. Hier redeneert hij vanuit de feitelijke situatie, feitelijk is de gemeente één. Dit is goddelijk idealisme.
Je kunt je ongemakkelijk voelen bij het idee dat je als gemeente één bent. Want het is realiteit, je komt elkaar tegen rond de avondmaalstafel. Dan zijn alle problemen niet opeens verdwenen, dan is lang niet elk onderling contact opeens super. Maar je kunt elkaar niet ontlopen. Je moet met elkaar verder. Je voelt wel aan dat het gewoon nodig is dat je elkaar regelmatig ontmoet aan Christus’ tafel.
Je binden kost energie. Soms is het een sprong in het diepe. Je kunt ook teleurgesteld raken. Je gaf mensen je vertrouwen, maar het liep toch stuk. Zulke ervaringen met mensen kunnen je relatie met God beïnvloeden. Maar kijk dan naar die avondmaalstafel, ook vandaag staat hij er weer, en Jezus Christus nodigt je uit.
Het is goed om je manier van Avondmaal vieren te onderzoeken. Zelfbeproeving heet dat. Neem de proef op de som en denk eens na over deze vraag: wat voor relatie heb jij met Christus, wie is Hij voor jou? Een vriend, een vage kennis, iemand uit een ver verleden? Of is Hij een redder in nood, een geliefde, iemand met wie je dagelijks omgaat? Het goede antwoord hoeft hier niet bij te zitten, je moet er zelf over na denken. En praat er over met elkaar, met je Bijbel in de hand.
Kies er voor om je te binden. Door avondmaal te vieren. Maar ook als je nu nog niet aangaat, omdat je nog geen belijdenis hebt gedaan of om welke reden ook maar. Kies er voor je aan Christus te binden. Want wie zich aan Christus bindt zal niet teleurgesteld uitkomen. Hij of zij zal eens met Jezus Christus de wijn nieuw drinken in het koninkrijk van God. Amen.