Schepping en evolutie

23 februari 2014

Als je God vraagt: hoe zit het nu met schepping en evolutie, dan is zijn antwoord: Ik ben de schepper. Waarom is dit een antwoord en hoe kun je ermee verder?

Lezen: Jesaja 40:12-31, 45:8-13

Tekst: Jesaja 40:27-31

Schepping en evolutie, wat moet je daarmee als christen? Ik begin even met twee uitspraken van Visje.

 

    Ik sta liever voor aap dan dat ik ervan afstam

 

    Evolutie: waarom moeilijk doen als het in 7 dagen kan?

 

Daarmee zitten we gelijk midden in het onderwerp. In de wereld gaat men uit van evolutie, de ‘big bang’, in de kerk van de schepping van de aarde door God. In de wereld gaat men ervan uit dat de mens afstamt van de aap, in de kerk lezen we Genesis 1-3 over de schepping van de wereld in 7 dagen. En als christen heb je met beide te maken. Op school komt het onderwerp langs bij biologie of aardrijkskunde, en dan misschien nog in de sfeer van ‘hoe ga je daarmee om?’ (als je op een christelijke school zit) maar wanneer je een vervolgopleiding gaat doen is evolutie vaak het standaard uitgangspunt. Ook als je TV kijkt, bijvoorbeeld een natuurdocumentaire zoals De Nieuwe wildernis, dan word je geconfronteerd met opmerkingen over een aarde die miljarden jaren oud is. En je kunt je als christen niet voor zulke dingen afsluiten. Ook als christen heb je te maken met de vraag waar fossielen vandaan komen, hoe oud de aarde is, hoe het zit met dino’s en met micro-evolutie (de aanpassing van een soort aan nieuwe omstandigheden). En je kunt het gevoel hebben dat het maar net is hoe je bent opgevoed. Hoe je wordt opgevoed is ook heel belangrijk. Ben je groot geworden met de verhalen uit de bijbel over de schepping van de wereld in 7 dagen, over Adam en Eva als eerste mensenpaar, of heb je vanaf het begin gehoord dat de mens afstamt van de aap en dat de wereld miljarden jaren oud is? Natuurlijk bepaalt dat voor een deel hoe je hierin staat. Maar ook als je bent opgevoed met de bijbel en het scheppingsverhaal kom je voor vragen te staan, vragen over evolutie. Hoe kun je als christen omgaan met gegevens uit de wetenschap die in de richting van evolutie lijken te wijzen?

 

Wat ik in deze preek niet ga doen is evolutie afkraken. Met als belangrijkste reden dat ik er te weinig van af weet. En natuurlijk vind ik het ook grappig als Visje ergens vraagt: dus eerst was er niks en dat is dan ook nog ontploft? Toch denk ik niet dat je er daarmee komt. Op een site (betavak.nl) vond ik onder het kopje biologie een heel open en eerlijk verhaal over creationisme en evolutie. Het creationisme gaat uit van een schepper en een schepping, zo wordt op die site uitgelegd. Vervolgens worden er vier argumenten opgesomd die het creationisme onderbouwen: 1) de onzekerheidsmarges van de koolstofmethode voor ouderdomsbepaling, 2) er zouden fossielen uit verschillende geologische perioden in eenzelfde geologische laag gevonden zijn, 3) er zouden geen overgangsfossielen zijn aangetroffen en 4) het zoutgehalte van het zeewater zou geen oude aarde toelaten. Dus er zijn argumenten tegen evolutie. En de evolutietheorie blijft een theorie, een verklaring voor iets waar niemand bij is geweest. Toch vind ik het te gemakkelijk om te roepen dat het allemaal onzin is. Ik ben blij met christenwetenschappers die door deze vragen heengaan en er iets zinnigs over zeggen. Maar in deze preek ga ik dat pleit niet beslechten. Misschien vind je dat jammer maar ik geloof niet dat het aan mij is om het wetenschappelijk ongelijk van evolutie aan te tonen en het wetenschappelijk gelijk van de schepping.

 

Wat ga ik dan wel doen vanmiddag? Wat ik met u wil gaan doen is bijbel lezen. Want de bijbel is voor mij het uitgangspunt. En dus ook de schepping van de wereld door God. Een belangrijke vraag voor je gaat bijbel lezen is: hoe kijk je naar de bijbel? Is dat voor jou het woord van God? Ik zeg vaak tegen mijn catechisanten als we het hier over hebben: als je een boek pakt heb je altijd een idee over het waarheidsgehalte. Onbewust. Wie een reisgids in handen neemt gaat ervan uit dat de bezienswaardigheden, de hotels, de restaurants die in dat boek beschreven staan er ook echt zijn. Maar als je een roman leest dan weet je dat de personen in dat boek niet echt bestaan. Als ik een roman lees die zich in Harderwijk afspeelt dan ga ik niet naar Harderwijk om te kijken of de hoofdpersoon daar ook echt rondloopt. Het staat vaak ook voor in het boek: alle overeenkomsten met in het echt bestaande personen berust op louter toeval. Dat staat niet voor in de bijbel. De bijbel presenteert zichzelf als een boek dat over de werkelijkheid gaat. Zo lees ik de bijbel. Daar valt meer over te zeggen want de bijbel bestaat uit 66 boeken, maar dit is wel mijn uitgangspunt. De bijbel gaat over de werkelijkheid van God.

 

Voor een mogelijke omgang met de vragen over schepping en evolutie heb ik gekozen voor Jesaja 40:27-31. Heel in het kort zegt God daar dit:

Mijn antwoord op jouw vragen is dat Ik de schepper ben

 

De vragen zijn in Jesaja 40 heel anders. Het zijn vragen van het volk van God, vragen van Gods kinderen die in ballingschap zijn. Ze zijn door soldaten weggevoerd uit hun land en naar Babel gebracht. En nu hebben ze twee vragen, je ziet ze staan in vers 27, de Here haalt hun vragen als het ware aan. De eerst vraag van de Israëlieten is: waarom blijft onze weg voor de Here verborgen? Oftewel, heeft God wel door dat we hier in Babel zitten? Dat we weggevoerd zijn en het hier zo moeilijk hebben? Trekt de Here zich ons lot wel aan? Hun eigen antwoord is: nee, de Here trekt zich ons lot niet aan. Hun tweede vraag is dit: heeft God wel oog voor het feit dat wij verdrukt worden? Waarom doet God ons niet recht? De Israëlieten hebben als het ware een rechtszaak met de Babyloniërs, hun onderdrukkers. Waarom komt God niet tussenbeide? Waarom straft Hij de verdrukkers niet en bevrijdt Hij Israël niet?

 

En je voelt hoe dit soort vragen tussen God en zijn kinderen in kan gaan staan. Dat geldt ook voor vragen over schepping en evolutie. Die vragen kunnen je geloof in de schepping en de schepper onder druk zetten. We willen antwoorden. Maar het lijkt erop dat we die niet krijgen. Net als Israël trouwens. Want we gaan straks verder lezen en de vraag is of God op die twee vragen van zijn volk een antwoord geeft. Ik denk dat veel christenen de ervaring hebben dat je er met die vragen over schepping en evolutie niet uit komt. Ik kom er in ieder geval niet uit. Hoe oud is de aarde? Moet je daar als christen een antwoord op kunnen geven? Dan zet je jezelf voor de keus: 6000 jaar, een getal waar je op komt als je gaat terug rekenen in de bijbel, of die miljarden jaren. Kom je daaruit? Moet je daar een keus in maken of mag je zo’n vraag onbeantwoord laten?

 

Welk antwoord geeft God door Jesaja aan zijn volk in ballingschap? Op de bodem van de vragen van de Israëlieten ligt dit: heeft God het niet afgelegd tegen de goden van Babel? Zijn die goden niet sterker gebleken? Kon God ons wel redden? Waarom zijn we anders in ballingschap gevoerd, God houdt toch van zijn volk? Jesaja 40-66 geeft antwoord op de vraag: hoe kan het dat het volk van de God van hemel en aarde ten onder is gegaan?

 

Gods antwoord aan zijn volk lees je in vers 28: ‘Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Een eeuwige God is de HEER, schepper van de einden der aarde.’ Dit antwoord wordt in de hoofdstukken 40-66 verder uitgewerkt. Dit is wat God in de kern tegen zijn volk wil zeggen: Ik ben de schepper, de grote en eeuwige God die alles gemaakt heeft. Maar wat is dit nou voor antwoord? Is dit wel een antwoord op de vraag van het volk? De Israëlieten vragen: Here, hebt u wel door dat wij hier in Babel zitten en ziet u wel dat wij onderdrukt worden? En dan zegt God: Ik ben de schepper. Hebben deze vragen en dit antwoord wel met elkaar te maken? Sluit Gods antwoord wel aan op de vragen van zijn kinderen?

 

Laten we eerst naar de aard van Gods antwoord kijken. Het is een retorische vraag, een vraag waarop het antwoord bekend wordt verondersteld. God zegt: ‘Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?’ En dan moet Israël zeggen: ‘Ja natuurlijk weten wij het!’ God zegt: ‘Ik ben de schepper.’ En dan moet Israël antwoorden: ‘Ja, dat is zo.’ Gods antwoord op Israëls vragen is een goddelijk-retorische vraag: Je weet toch wel dat Ik de schepper ben? In dit antwoord hoor ik Gods liefde, Gods betrokkenheid op zijn volk. God antwoordt. Hij hoort zijn volk en reageert op hen. God corrigeert zijn volk liefdevol en betrokken.

 

Wat is de inhoud van Gods antwoord? Dat is de tweede helft van vers 28. God zegt: Ik ben de schepper, en dat betekent dat Ik nooit moe word of uitgeput raak. En het tweede, mijn wijsheid als schepper is niet te doorgronden. Dat is Gods antwoord. En daarmee krijgt Israël wel degelijk een antwoord. Misschien een ander antwoord dan ze gewild hadden. Ik kan me voorstellen dat het volk had willen horen: het klopt, de ballingschap was een vergissing, Ik kom jullie gauw redden. Maar wie even verder bladert in het boek Jesaja komt een heel andere verklaring voor de ballingschap tegen. Want ja, het is en blijft vreemd dat het volk van God, die de machtigste is op aarde, overwonnen wordt door een ander volk en weggevoerd wordt. God zelf zegt daar dit over: ‘De arm van de HEER is niet te kort om te redden, zijn gehoor niet te zwak om te luisteren - jullie wangedrag is het dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt hij zich verborgen en wil hij je niet meer horen’ (Jesaja 50:1-3, 59:1-3). Ook wij kunnen ons afvragen waar God gebleven is in deze wereld of in ons leven of in het debat tussen schepping en evolutie. Maar moeten we ons ook niet afvragen of wijzelf Hem niet daarbuiten geplaatst hebben? De cartoon die nu op het scherm verschijnt is daarvan een prachtige illustratie. Mooi hè? Hij staat er met zijn neus boven op.

 

Gods antwoord op de vragen van zijn volk is kort maar krachtig: Ik ben de schepper van hemel en aarde. Dat is mijn antwoord en daar moet je het mee doen. Ik word nooit moe, dus Ik kan altijd voor jullie blijven zorgen. Ik heb al lang voor jullie gezorgd, jullie uit Egypte gehaald, jullie een plek gegeven in Kanaän, maar Ik hoef die zorg voor jullie nooit op te geven omdat Ik oververmoeid zou raken ofzo. Vertrouw daar maar op. Ik ben de schepper van hemel en aarde, de machtige en eeuwige God. En het tweede dat God zegt: mijn wijsheid is niet te doorgronden. God zegt daarmee: Ik zie jullie wel daar in Babel, Ik begrijp ook wel dat jullie dat niet kunnen rijmen met wat je denkt te weten over mij en over jullie zelf. Maar vertrouw nou maar op mijn wijsheid. Ik ga mijn weg met jullie. En met die weg heb ik een doel en plan en daar zal Ik ook met jullie uitkomen. Zou Ik die de wereld geschapen heb dat niet kunnen?

 

Zo’n zelfde antwoord krijgt Job. Job wordt getroffen door vreselijke ellende. Hij verliest al zijn bezit, al zijn kinderen en heel zijn gezondheid. Zijn vrienden zeggen: jij hebt iets gedaan wat niet goed was in Gods ogen en daarom treft dit lijden jou. Maar Job ontkent en zegt: ik leef in vrede met God, ik geloof niet dat het zit zoals jullie zeggen. En dan keert Job zich geprikkeld richting God. Hij zegt: Here, vertel het mij, waarom treft mij dit? En God geeft Job antwoord, maar het antwoord is anders dan Job had verwacht. Als bijbellezer kennen wij het antwoord trouwens: al die ellende overkwam Job vanwege het gesprek tussen God en de duivel waarover je leest in hoofdstuk 1-2. Maar dat is niet het antwoord dat Job krijgt. Net zo min als wij eigenlijk nooit te horen krijgen wat de achtergrond is van ons lijden. Soms vullen we dat zelf achteraf in. Wat is dan het antwoord van God aan Job? Job vraagt God: waarom overkomt mij dit, leg het me uit! Gods antwoord lees je in Job 38-41. En wat je dan vier hoofdstukken lang leest is hoe God Job eraan herinnert dat Hij de schepper is. In prachtige bewoordingen: Job, ‘Heb jij ooit de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats gewezen?’ (Job 38:12). Job, ‘Geef jij het paard zijn kracht? Bekleed jij zijn nek met welige manen?’ (39:19). Job, ‘Kun jij met een haak de krokodil op de kant trekken en zijn tong met een touw beteugelen. Kun jij met hem spelen als met een vogel, hem aan een touw houden, voor je dochters?’ (40:25, 29). God laat zichzelf zien als de schepper van hemel en aarde. En weet je wat Jobs antwoord dan is? ‘Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten. Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil’ (42:3, 5-6). En Job had God niet letterlijk gezien, God sprak met Job vanuit een storm (38:1, 40:6). Maar Job bedoelt: u hebt mijn ogen geopend voor uw hand in de schepping, voor uw onvergelijkelijke macht en majesteit, voor uw grootheid en mijn eigen kleinheid. U bent schepper, ik ben schepsel, dat zie ik nu in. En dat antwoord is voor mij genoeg.

 

Dat antwoord geeft God ons ook wanneer wij worstelen met vragen over het waarom. Waarom overkomt mij dit, dit verdriet, dit lijden? Wat is de zin ervan, het doel, het nut? Vaak krijg je geen antwoord. Dat kan zomaar tussen God en jou in gaan staan. Dat wil je niet en dat is ook niet goed. Gods antwoord op onze vragen is: Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Ik ben een eeuwig God, de schepper van hemel en aarde (Jesaja 40:28). Denk eens over dit antwoord na. Misschien zegt iemand: ik heb het zo ervaren. Mooi, wil je dat delen? Vertel anderen daarover. Eerder had ik slechts over God gehoord, maar nu heb ik Hem met eigen ogen aanschouwd. En wat zegt de evangelist Johannes? ‘Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen’ (Johannes 1:18). En Jezus zelf zegt: ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:9). In Jezus Christus zien wij God, onze schepper en herschepper.

 

Dit antwoord wil ik meenemen naar de vragen over schepping en evolutie. Wij zouden graag antwoorden willen. Hoe oud is de aarde? Hoe moeten we Genesis 1-3 lezen? Hoe passen fossielen en dino’s in het scheppingsverhaal? En misschien is onze vraag ten diepste wel: heeft God het niet afgelegd tegen de wetenschap? Wanneer we het aan God vragen is zijn antwoord: Ik ben de schepper. Zeg, ‘Kun jij de zon laten opkomen? Kun jij een krokodil temmen?’ Blijf niet naar je vragen staren. Daar zoeken wij vaak het antwoord. Maar je komt er niet uit. Tenminste: ik niet uit, en die illusie heb ik ook niet. Zeg al helemaal niet: waarom laat God niets van zich merken in die discussie over schepping en evolutie. Want je staat er met je neus bovenop, iedere dag weer. Wat God van ons vraagt is vertrouwen. Door juist dit antwoord te geven op onze vragen -Ik ben de schepper- blijft er voor ons maar één ding over: vertrouwen. En dat is precies wat God wil, dat wij Hem vertrouwen. Eigenlijk is dat ook mooier dan wanneer wij antwoorden zouden krijgen. Want met die antwoorden zouden we vervolgens verder kunnen leven zonder God. We zouden zeggen: o, zo zit het dus, zo oud is de aarde, zo zit het met dino’s en fossielen, en vervolgens zouden we denken: nu heb ik God niet meer nodig. Maar nu we geen antwoorden hebben, nu die grote vragen blijven bestaan, zijn we op God aangewezen voor houvast. God die groter is dan wij zijn. God die nooit moe wordt en die een wijsheid heeft die ons verstand verre te boven gaat. God wil ons vertrouwen ontvangen. Dat Hij zijn weg met ons gaat, een doel heeft en een plan en dat Hij daar met ons uitkomt. Zou Hij die de wereld geschapen heeft dat niet kunnen?

 

En kijk dan naar het slot van onze tekst, Jesaja 40:29-31. Daar mag Jesaja vertellen dat God hen die vermoeid zijn kracht geeft en de machtelozen macht. Dat moet de ballingen in Babel ontzettend hebben aangesproken. Dit is een regelrechte belofte van herstel. Hier gloort de belofte van terugkeer naar hun eigen land. En de kracht die God geeft stijgt uit boven het gewone. Gewoon is het dat zelfs jonge strijders moe worden en dat zelfs sterke helden een keer struikelen. Maar wie het van God verwacht die krijgt nieuwe kracht. Hij loopt maar wordt niet moe, hij rent maar raakt niet uitgeput. Het van God verwachten in je lijden, in je vragen, geeft vleugels. Het biedt een nieuw perspectief, je bekijkt het van boven. God nodigt ons uit die vragen over schepping en evolutie van boven te bekijken. God laat zich in Jesaja 40-66 kennen als de grote schepper van hemel en aarde. Als je op Hem vertrouwt blijft er veel dat je niet begrijpt -het volk de ballingschap niet, jij je lijden niet en ook die verhouding van schepping en evolutie niet- maar dan is er wel troost, houvast, hoop, zin en doel en uitzicht op het herstel van de schepping. Amen.