Vechten kun je niet alleen

18 maart 2001

Paulus roept de gemeente op om paraat te zijn: wakker, nuchter en in gevechtstenue.

Lezen: Jesaja 59:16-60:3, Romeinen 13:11-14, 1 Tessalonicenzen 4:13-5:11

Tekst: 1 Tessalonicenzen 5:8

Joris en Marieke staan bij de keukendeur. Het is half acht en buiten is het donker. Ze gaan niet naar school maar naar de kerk. Ze gaan naar jeugdvereniging, en het is half acht ‘s avonds. Vannacht blijven ze in de kerk. Niet om daar te gaan slapen, ze blijven juist wakker. Tenminste dat is de bedoeling, dat hoort bij de actie waar ze aan meedoen.

 

Joris en Marieke hebben zich goed voorbereid. Want een hele nacht wakker blijven valt nog niet mee. In hun tas zitten flesjes cola, ze hebben spelletjes mee en ze hebben hun trainingspak vast aan voor de ochtendgymnastiek die gepland staat voor vijf uur.

 

De eerste uren gaan nog wel, de jongens en meisjes houden goed vol. Eerst kijken ze een leuke video. Om elf uur beginnen ze met een eerste ronde spelletjes. Om één uur vertelt iemand van de leiding een spannend verhaal. Daarna doen ze weer spelletjes. En ze drinken cola om maar wakker te blijven. Maar tussen vier en vijf wordt het moeilijk, sommige kinderen kunnen hun ogen nauwelijks meer open houden. Joris zit stil op een stoel, onderuit gezakt, zijn ogen half dicht. Iedere keer schrikt hij weer even op. Werd het maar weer een beetje licht buiten. Joris vecht tegen zijn slaap, wat duurt zo’n nacht toch lang.

 

Een hele nacht wakker blijven is moeilijk. Dat geldt niet alleen voor kinderen maar ook voor volwassenen. Het is helemaal moeilijk als je niets te doen hebt, bijvoorbeeld als je moet waken. Je hoeft niets te doen maar je moet wakker zijn voor als er iets gebeurt, bijvoorbeeld als brandweerman of ambulancechauffeur. Aan het begin van de nacht gaat het nog wel, maar in die late uurtjes tegen de ochtend moet je vechten tegen je slaap. Je moet je uiterste best doen om wakker te blijven.

 

Ook in andere situaties moet er gewaakt worden. Bijvoorbeeld in het leger. Tijdens een veldoefening moeten er ‘s nachts rondom het kamp wachten worden uitgezet. Want jouw legereenheid bevindt zich midden in vijandelijk gebied. Ook als je niet op wacht hoeft te staan, mag je wel even uitrusten maar je mag niet gaan slapen. Dat is te gevaarlijk. En je moet je uitrusting aanhouden, zelf je helm mag je niet afzetten. Want stel je voor, straks duikt opeens de vijand op.

 

Ook als christenen moeten we waken. Omdat we ons in vijandelijk gebied bevinden. En dat terwijl het nacht is, het is donker om ons heen. Een gevaarlijke situatie. Daarom moeten we wakker blijven en ons gevechtstenue aanhouden. En paraat zijn, dat betekent: klaar staan voor de strijd. Want stel je voor, straks opeens duikt de vijand op.

 

Het thema voor deze preek is:

Sta klaar voor de strijd, wees paraat

1. de strijd

2. nuchter blijven

3. het gevechtstenue

 

De strijd

Paulus roept in 1 Tessalonicenzen 5 de gemeente op om paraat te zijn: wakker, nuchter en in gevechtstenue. Als christen, zegt de apostel, doe je mee in een oorlog. Je wordt opgeroepen voor een soort dienstplicht. Maar als het hier over dienstplicht gaat, kun je dan ook passivist zijn, dienstweigeraar? Kun je ook zeggen dat je geen zin hebt in meedoen in deze oorlog?

 

Misschien houd je niet zo van oorlog. De strijd aangaan met iets of iemand vind je niet goed. Zegt de bijbel ook niet dat je juist vrede moet zoeken met alle mensen? Bovendien, in de oorlog kun je gewond raken, je kunt er trauma’s aan overhouden, hoe zit dat dan? Hoe kan Paulus nu oproepen tot dienstplicht? Waarom moet je als gemeente, persoonlijk maar ook samen, paraat zijn en klaar staan voor de strijd?

 

Paulus zegt dat dit moet omdat het buiten donker is. Het is nacht op aarde. Als Paulus het heeft over de wederkomst van onze Here Jezus zegt hij: de dag van de Here komt als een dief in de nacht. Dat is onheilspellend, je weet niet wanneer hij komt. Maar als hij komt zul je in actie moeten komen. Paulus zegt: we bevinden ons op dit moment in de nacht. In een gevaarlijke situatie. Elk moment kan de Here terug komen. Elk moment kan het moment van de wederkomst zijn.

 

En als het zover is, als het moment van de wederkomst aanbreekt, moet er strijd geleverd worden. Daarom is de komst van de Here Jezus onheilspellend voor wie slaapt en Hem niet verwacht. Of niet meer verwacht, dan overvalt zijn komst je als het onverwachte bezoek van een dief.

 

Hier zien we iets van de strijd die gaande is. Het is de strijd van het vechten tegen je slaap. Vechten om wakker te blijven. Want het is moeilijk om de hele nacht door wakker te blijven. Het is dus allereerst een strijd in jezelf, in je hart en in je denken. Want je weet, ik moet wakker blijven. Nu gaan slapen is gevaarlijk. Want straks staat er opeens iemand voor mijn neus. Straks staat opeens Christus voor me en Hij vraagt: ga je mee? Dan moet ik klaar zijn en me niet eerst nog hoeven aankleden. Dan moet ik wakker zijn om in actie te komen en met Hem mee te gaan de strijd in.

 

Vechten tegen je slaap is nodig want je moet paraat zijn: wakker, nuchter en in gevechtstenue. Want er is een nog serieuzer gevecht gaande: de strijd tussen de nacht en de dag. De strijd tussen het duister van het ongeloof en het licht van Christus. Dat is al een hele oude strijd, een slepend gevecht. In het Oude Testament wordt die oorlog al beschreven, bijvoorbeeld door de profeet Jesaja. Via Jesaja laat God weten dat Hij zelf het onrecht zal bestrijden, dat Hij zelf de wapens opneemt tegen hen die het recht buigen. In Jesaja 59:17 lezen we over God: ‘Hij bekleedde zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm van het heil was op zijn hoofd; Hij bekleedde zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde zich in ijver als in een mantel.’ Maar tegen wie zich wil bekeren mag Jesaja zeggen: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid van de Here gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken (...) maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.’

 

Misschien had Paulus die woorden van Jesaja in gedachten toen hij bezig was met zijn brief aan de Tessalonicenzen. In ieder geval, dit gedeelte uit Jesaja laat ons zien dat we er niet alleen voor staan. God zelf bestrijdt het onrecht, God zelf maakt scheiding tussen het duister van het ongeloof en het licht van het leven bij Hem.

 

De strijd tussen God en het onrecht heeft zijn wortels in de zondeval. Denk maar aan Genesis 3:15: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en u zult het de hiel vermorzelen.’ Gods strijd tegen het onrecht is uiteindelijk de strijd tussen God en de duivel. En het lukte de duivel om de mens in zijn kamp te krijgen, de mens liep over naar de duivel. Maar God probeert de mens terug te winnen. God bindt de strijd aan met de duivel met als inzet de mens.

 

Het is verdrietig dat het zo gegaan is. Want in de strijd die nu woedt vallen slachtoffers. Er zijn verliezen te betreuren, misschien wel in je familie of onder je vrienden. Mensen die de strijd hebben opgegeven, die zich hebben overgegeven aan de satan en God openlijk vaarwel hebben gezegd. Dat is hard, je kunt er zelf de moed door verliezen. Komt er dan nooit een einde aan die ellendige strijd? Wanneer zal het vrede zijn en krijgen we eindelijk rust?

 

Want de strijd speelt zich ook in je eigen leven af. Je moet vechten tegen je slaap want je wordt zo gemakkelijk in slaap gesust. Van alle kanten om je heen hoor je: het is vrede en rust. Paulus waarschuwt de Tessalonicenzen daarvoor in hoofdstuk 5:3, want het is een valse vrede en valse rust. Het is de vrede van het compromis, het is de rust van domweg je ogen sluiten voor het gevaar. We worden in slaap gesust door onze enorme welvaart. Want we verbinden ons met duizend draden aan deze wereld. We worden in slaap gesust door compleet lege televisieprogramma’s. Soaps die een schijnwereld oproepen waarin ons geleerd wordt dat het leven gaat om niets. We kijken naar programma’s waarin nauwkeurig het alledaagse leven van zomaar doorsnee Nederlanders wordt vastgelegd. Alsof mensen niets beters te doen hebben. Alsof er niet iets aan de hand is en het geen oorlog is.

 

Paulus zegt in 1 Tessalonicenzen 5: het is nacht om ons heen. De strijd kan elk moment losbranden, Gods finale strijd tegen het onrecht. In die strijd kun je als christen geen passivist zijn. Het moment waarop deze strijd in alle hevigheid losbrandt is onheilspellend voor wie slapen. Maar naar dat ochtendgloren mogen zij uitkijken die weten dat ze aan de goede kant staan.

 

Nuchter blijven

Vechten tegen je slaap is moeilijk, helemaal als de nacht lang duurt. Wat kun je dan uitzien naar de ochtend. De nacht duurt ondertussen al lang: 2000 jaar. Eigenlijk nog veel langer, sinds de zondeval ligt er een diepe duisternis over de aarde. Maar in de strijd tussen duisternis en licht is 2000 jaar geleden een grote overwinning geboekt door het licht. Door de strijder van het licht, Jezus Christus. Hij is de zon die zal opgaan over de wereld in het eind van de tijd. Met zijn sterven heeft Hij de duisternis zijn plaats hier op aarde afgenomen. Het zijn de laatste momenten van de nacht en onherroepelijk komt nu de dag eraan.

 

2000 jaar wachten christenen al op de dag dat het licht voorgoed zal opgaan en de nieuwe dag begint. Maar wacht de wereld niet tevergeefs? Als het al die jaren niet gebeurd is, waarom zou het nu dan wel opeens gebeuren? Moet ik echt nog paraat zijn?

 

Dat gevoel kan soms op je afkomen als momenten van intense geloofsbeleving verdwijnen in alledaagse beslommeringen. Als de jaren voorbij gaan en alleen maar gevuld worden met meer verdriet, meer slachtoffers en meer mensen die afhaken. Je krijgt het gevoel alleen te staan. Je krijgt het gevoel voor iets te strijden dat misschien wel niet bestaat. Zelf hoop ik dat de wederkomst van Christus nog bij mijn leven plaatsvindt. Is dat een gekke gedachte? Of is hoop anders geen hoop? Kun je hopen op iets terwijl je tegelijk zegt: laat het maar na mijn leven gebeuren? Maar ook als het niet in mijn leven gebeurt heb ik niet voor niets gewaakt en ben ik niet voor niets al die tijd nuchter gebleven. Dat vroegen de Tessalonicenzen zich ook af. Ze waren verdrietig over geliefden die gestorven waren voor de wederkomst van Christus. Zouden die mensen het nu niet meemaken? Maar dan mag Paulus hen troosten en bemoedigen, lees 1 Tessalonicenzen 4:13-18 maar. Hij zegt: juist zij zullen ons, die bij Jezus’ wederkomst  nog leven, voorgaan. Samen zullen de levenden en de doden in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. In hoofdstuk 5:10 haakt Paulus daar opnieuw bij aan. Of je nu al gestorven bent (dat noemt hij daar slapen) of dat je nog waakt hier op aarde, we zullen naar de Here gaan om met Hem te leven.

 

Als wij zo naar de Here gaan om met Hem te leven, vraagt de Here aan ieder afzonderlijk: heb jij gewaakt, heb jij mij verwacht en stond jij je leven lang klaar voor dit moment?

 

Paulus maakt dat heel concreet. Klaar staan voor de komst van Christus betekent nuchter zijn. Denk aan iemand die werk heeft waarbij hij of zij opeens opgeroepen kan worden. Stel je bent ambulancechauffeur en je hebt dienst, je kunt elk moment opgeroepen worden. Je weet natuurlijk niet wanneer. In zo’n situatie moet je paraat zijn en klaar zitten. Je hebt je pak al aan en de ambulance staat met zijn neus naar de weg. En je moet nuchter blijven, je mag geen alcohol drinken want dat maakt je ongeschikt om snel te kunnen reageren. Helemaal als je veel alcohol drinkt, dan mag je niet eens meer rijden. Misschien gaan de uren voorbij zonder dat je moet uitrukken, dan kun je denken: zie je wel, ik had best kunnen drinken. Maar je begrijpt, als je dat doet zet je je baan op het spel. Dan neem je een groot risico want je weet van tevoren nooit wanneer je moet uitrukken.

 

Zo moet je als christen ook nuchter blijven, zegt Paulus. Want je weet van te voren niet wanneer de alarmbel gaat rinkelen voor de finale veldslag. Als je dan dronken bent kun je niet snel reageren en ben je niet paraat. Dan kun je niet meedoen met de strijd.

 

Wij laten ons zo gemakkelijk dronken voeren door al het moois dat de wereld van het duister te bieden heeft. Wij laten ons zo eenvoudig bedwelmen door de cultuur die we opzuigen. Want het is zo moeilijk om wel in de wereld te staan, zonder van de wereld te worden. Laat je niet bedwelmen door een cultuur die zegt: geloof alleen in wat je zelf ziet of ervaart. Laat je niet bedwelmen door een cultuur die continu zegt: na die leven is er niets, het gaat er om dat je hier en nu leeft. Laat je niet dronken voeren door een cultuur die zegt: het gaat in dit leven om genieten van seks, geld en overdaad.

 

Gelukkig hoeven we de strijd niet alleen te voeren. Je staat er niet alleen voor in je strijd om nuchter te blijven. Als oudere niet maar ook als jongere niet. Vechten kun je niet alleen. Je hebt elkaar nodig, zegt Paulus in 1 Tessalonicenzen 5:11. Vermaan elkaar, bouw elkaar op. Hoewel de Thessalonicenzen dit al doen spoort Paulus hen er nog eens toe aan, zo belangrijk vindt hij dat. Wie zich alleen in de strijd begeeft is kwetsbaar. Wie denkt in zijn eentje de vijand wel aan te kunnen vergist zich. Dan onderschat je het geweld van deze strijd. Blijf bij je eenheid. Hang niet de held uit. Je kunt de strijd alleen met elkaar als gemeente aan.

 

Het gevechtstenue

Wie paraat is heeft als het goed is zijn gevechtstenue al aan. Wie dat eerst nog moet aantrekken kon wel eens te laat zijn. Paulus laat zien wat die gevechtsuitrusting is. Doe geloof, hoop en liefde aan als harnas en helm. Bescherm zo je hart en je hoofd. Geloof, hoop en liefde zijn verdedigingswapens.

 

Het geloof beschermt je tegen kortzichtigheid en verblinding. Geloof is vertrouwen op God, dat zijn woorden waar zijn en zijn beloften zullen uitkomen. Zo beschermt het geloof je tegen gedachten als: het duurt nu al zo lang, Jezus komt niet meer, ik kan wel even rustig aan gaan doen met de kerk enzo. Zulke gedachten hebben we allemaal wel eens. Twijfels, verblinding door gebeurtenissen van het moment. Val dan terug op je geloof. Dat is niet alleen maar blind vertrouwen, geloven is juist ergens gericht naar kijken. Uitzien naar Christus’ komst.

 

De hoop beschermt je tegen gelatenheid en inzakken. Want hoop is een bron van energie. Hoop doet leven, wie hoop heeft kan verder ook als dingen moeilijk zijn. Hoop geeft levensenergie, dat is algemeen bekend. Christelijke hoop geeft ook energie voor de strijd. De hoop van Christus geeft moed om telkens weer de strijd aan te gaan, tegen de slaap en tegen alles wat je afleidt van het verwachten van Christus’ komst. Want hoop vertelt je telkens weer waar je het voor doet.

 

De liefde beschermt je tegen verkeerde gevoelens. Bijvoorbeeld gevoelens van jaloezie. Je kunt jaloers kijken naar ongelovigen, hoe goed zij het hebben en hoe prettig hun leven is. De liefde voor Christus opent je ogen dan voor wat je in Hem hebt. Dat je leven bij Hem misschien niet altijd over rozen gaat, maar wel dat het leven bij Hem goed is. Beter zelfs dan het leven van hen die zonder Christus leven. De liefde beschermt je er ook voor dat je met een gevoel van hoogmoed naar ongelovigen zou gaan kijken, alsof jij zoveel beter bent. De liefde wil je een ruim hart geven, een hart dat openstaat voor Christus en voor mensen in nood.

 

Geloof, hoop en liefde zijn de wapens van het licht. Het zijn wapens in het gevecht tegen de slaap. Terecht dragen velen de symbolen van geloof, hoop en liefde als een sieraad op hun lichaam. Als kettinkje, als armband of als speldje op je kleding. Laat geloof, hoop en liefde tot je standaard uitrusting behoren. Draag ze met je mee, elke dag, leef er uit en laat ze je wakker houden. Paulus noemt ze in zijn brief aan de Romeinen wapens van het licht. Hier in 1 Tessalonicenzen 5 zegt hij: wees paraat de hele lange nacht door, want jullie zijn kinderen van de dag en jullie horen niet bij de nacht. Jullie mogen nu al, en straks nog meer, leven in het licht.

 

Het is oorlog en de duivel probeert je ten val te brengen. Hij probeert je in slaap te sussen, een dodelijke slaap. Houd daarom je gevechtstenue aan, vecht tegen de slaap en blijf nuchter. Leef met uitzicht op de wederkomst van Christus. Verwacht Hem elke dag. Doe dat samen met elkaar als gemeente. Bemoedig elkaar in moeiten, troost elkaar bij verdriet en hou elkaar wakker met geloof, hoop en liefde. Bouw elkaar op, nog meer dan nu al gebeurd. Want vechten, je kunt het niet alleen. Amen.