Verdraag elkaar

18 november 2012

Het met elkaar uithouden in de gemeente is een bijbelse opdracht die het uiterste van ons kan vragen. Om deze verdraagzaamheid op te brengen is het nodig te kijken naar God: Hij verdraagt mij!

Lezen: Kolossenzen 3:5-17

Tekst: Kolossenzen 3:13

Hoe houden wij het met elkaar uit in de gemeente? Dat is de vraag waar het in de preek van vanmorgen om draait. Het antwoord is: door elkaar te verdragen.

 

Misschien vindt iemand de vraagstelling negatief: hoe houden wij het met elkaar uit? Maar we zien toch om ons heen dat broeders en zusters het niet langer uithouden? En weg gaan, met allerlei verwijten. En merken we soms aan onszelf ook niet hoeveel energie het kost om het met elkaar uit te houden? Je kunt de vraag trouwens ook heel positief opvatten: ik wil het graag nog jaren met u en jullie uithouden, maar hoe ga ik dat doen? Hoe gaat me dat lukken? Ik ga voor die positieve vraagstelling.

 

Nu krijgen we vanmorgen van Jezus de opdracht elkaar in de gemeente te verdragen. Kolossenzen 3:13: ‘Verdraag elkaar!’ Wat is dat: elkaar verdragen? Kort gezegd: het met elkaar uithouden. De ander dulden. Het betekent: bij elkaar blijven en met elkaar om blijven gaan ondanks de tekortkomingen van die ander. Ondanks je verwijten aan het adres van die ander.

 

Ik geef een voorbeeld uit het gezin. Want broers en zussen hebben soms heel wat van elkaar te verdragen. Je kunt natuurlijk ook niet zomaar weg gaan, je moet dus wel dingen van elkaar accepteren. Misschien erger jij je wild aan de muziek van je broer. Of je moet aan tafel altijd naar de verhalen van je zusje luisteren. Ook in het huwelijk heb je dingen van elkaar te verdragen. Je vindt dat je man niet netjes eet. Je ergert je eraan hoelang je vrouw elke morgen voor de spiegel staat. En vaak hebben we de neiging om de ander te willen veranderen. Je broertje moet ophouden met zijn muziek, je zusje met haar verhalen. Je man moet nu eens netjes gaan eten en je vrouw een beetje doorwerken in de badkamer. Maar heel vaak zul je ontdekken dat het niet lukt. De ander verandert niet. Conclusie: je zult het gedrag van die ander moeten verdragen. Wanneer je niet de instelling hebt om dingen van de ander te verdragen hou je het niet lang uit in het huwelijk. En wordt het gezinsleven eindeloos geruzie. En valt de gemeente uit elkaar.

 

Elkaar verdragen is dus ook iets anders dan elkaar vergeven. In Kolossenzen 3:13 staat het heel dicht bij elkaar. ‘Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft.’ Het heeft allebei te maken met relatie. Het heeft ook allebei te maken met iets wat niet goed gaat in die relatie want er is sprake van een verwijt. Ik verwijt die ander iets. Als ik vergeef dan zeg ik: we hebben het er niet meer over, ik reken het je niet langer aan, ik draag het je niet meer na. Als ik verdraag dan praat ik vooral tegen mezelf en zeg ik: ik leer ermee leven dat die ander zo is en zo doet, ik onderga het. Vergeven is dan ook meer een moment, verdragen gaat over een langere tijd. Bij vergeving maak je het met elkaar goed doordat het onvolmaakte weggedaan wordt, de wereld uit, bij verdragen hou je het met elkaar goed doordat je het blijvend onvolmaakte van elkaar accepteert. Daarmee praat je het kwade niet goed, zeker niet, kwaad blijft kwaad. Maar door elkaars kwaad te dragen hou je het met elkaar goed.

 

Thema voor de preek vanmorgen is:

Verdraag elkaar, zoals de Heer u verdraagt

 

Wie goed naar Kolossenzen 3:13 kijkt ziet dat ik het nu net iets anders zeg dan daar staat. In Kolossenzen 3:13 staat: ‘Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven.’ Dus bij de opdracht om elkaar te vergeven worden wij eraan herinnerd dat de Here ons vergeven heeft. En die opdracht om vergevingsgezind te zijn naar elkaar kunnen wij ook alleen maar volbrengen door te kijken naar de vergevingsgezindheid van God. Die opdracht als kale opdracht uitvoeren, dat gaat me nooit lukken. Misschien één keer, of twee keer, of zeven keer, maar daarna is het op bij mij. Maar als ik dan bedenk dat God mij keer op keer vergeeft, dan verandert er iets in mijn hart. Dan word ik mild. Ik ontdek dat ik niet zonder vergeving kan. Maar hoe kan ik dat mijn naaste dan onthouden? Hoe moet hij dan leven?

 

En zo is het ook met de opdracht om elkaar te verdragen in de gemeente. Dat gaat mij alleen lukken als ik bedenk hoe God mij verdraagt. Dat Hij mij verdraagt. Hoe houdt God het met mij uit?! Snap jij dat? Ik niet. Daarvoor ken ik mezelf te goed. Mijn zonden. Mijn onvolmaaktheid. Mijn zwaktes. God verdraagt dat. Want ik leef nog. God heeft mij genoeg te verwijten. En helemaal terecht. En wanneer ik oprecht vraag om vergeving, vergeeft God mijn kwaad. Hij maakt het weer goed met mij omdat Christus mijn zonden wegdraagt, de wereld uit. Maar tegelijk verdraagt God het blijvend onvolmaakte in mij.

 

En daarom durf ik die tekst uit Kolossenzen 3:13 ook zo aan te vullen. ‘Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u verdragen heeft, moet u elkaar verdragen.’

 

Ik wil nu met u gaan kijken naar de verdraagzaamheid van God en de verdraagzaamheid van Christus. Want de bijbel staat daar vol van. En alleen dat kan mij motiveren om mijn naaste te verdragen.

 

God verdraagt

In Handelingen 13:18 staat: ‘En ongeveer veertig jaar lang heeft hij hen in de woestijn geduldig verdragen’. Dat gaat over het volk Israël. God heeft hen veertig jaar lang geduldig verdragen. Wat moest de Here verdragen van zijn volk? Je kunt de verhalen zo vinden in de bijbel. God verdroeg hun geklaag: ‘Waren we maar in Egypte gestorven, daar hadden we tenminste te eten, nu sterven we van honger in de woestijn’ (Exodus 16:2-3). God verdroeg hun ondankbaarheid. God verdroeg hun zonde met het gouden kalf. God verdroeg hun gebrek aan vertrouwen, ze durven het land Kanaän niet binnen te gaan. God verdroeg hun ongehoorzaamheid. Hun eigenwijsheid. Hun opstand tegen Mozes. God verdroeg hun koppigheid, voortdurend gingen ze hun eigen gang (Psalm 95:8). God verdroeg het dat ze serieus plannen maakten om terug te gaan naar Egypte (Nehemia 9:17). God verdroeg het dat ze zijn wonderen vergaten, zijn redding. God verdroeg het dat ze Hem beledigden: ‘Zou God in staat zijn een tafel te dekken in de woestijn?’ (Psalm 78:19). God verdroeg hun onverzadigbaarheid (Psalm 106:14). God verdroeg hun nalopen van anderen goden: Baäl-Peor (Numeri 25:3). God verdroeg het dat ze zijn voorschriften negeerden en de sabbat niet hielden (Ezechiël 20:16).

 

En dat hield in het land Kanaän niet op. De zonden van Israël niet, maar ook de verdraagzaamheid van de Here niet. Gelukkig niet. God verdroeg in de voorafgaande eeuwen trouwens ook al de opstand en zonde van de mens. Eigenlijk begint dat al bij Adam en Eva. God verdraagt hun zondig leven van na de zondeval. God geeft hen ruimte om door te leven ondanks dat Hij zich aan hen ergert. God verdraagt Kaïn, die zijn broer dood slaat. God verdraagt de mensheid in de tijd van Noach. De apostel Petrus zegt: de mensen weigerden God te gehoorzamen. En toch wachtte God geduldig terwijl de ark werd gebouwd (1 Petrus 3:20), terwijl God diep gekwetst was door de slechtheid van de mensen (Genesis 6:4-5). Maar Hij verdraagt hen nog zo’n 100 jaar. En na de zondvloed verdraagt God de hoogmoed van de torenbouwers van Babel. En God verdraagt de zonden van de volken in Kanaän tot Hij vindt dat de maat vol is (Genesis 15:16), maar dat duurt 400 jaar (Exodus 12:40). Generaties hebben zonder God geleefd en zijn zonder God gestorven, ze waren goddeloos, maar God verdroeg hen. Hij duldde hen op zijn aarde. En terwijl Hij hen duldde, terwijl Hij hen verdroeg keek Hij ook nog eens naar hen om. Paulus zegt ergens: ‘God gaf blijk van zijn goedheid: vanuit de hemel gaf Hij deze volken regen en vruchtbare seizoenen, Hij gaf hen overvloedig te eten, en zo gaf Hij hen vreugde’ (Handelingen 14:17).

 

Dit betekent niet dat het ook goed met hen afloopt. Dat God verdraagt betekent nog niet dat Hij het kwaad van de mens door de vingers ziet. Wanneer God verdraagt betekent dit dat Hij tijd geeft voor bekering. Hij houdt zijn woede in. Hij straft niet direct. Hij geeft ruimte voor het herstel van de relatie met Hem. Denk aan de preken in de Openbaringserie. Maar het oordeel komt wel. En in dat oordeel is er alleen redding door geloof in Christus. Door vergeving en verzoening in zijn naam. Paulus voegt daar in Romeinen 9:22 nog iets aan toe. Hij zegt: ‘God heeft degenen die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang, met veel geduld verdragen omdat hij zijn toorn ook wil tonen en zijn macht kenbaar wil maken.’ Oftewel, God zal de wereld die Hij nu verdraagt eens zijn macht laten zien. Maar verdragen doet Hij zeker. Wij zien dat toch ook om ons heen? Tegelijk is verdragen nog geen vergeven. Vergeving is nodig om aan het oordeel te ontkomen. Vergeving die voor ieder mens te vinden is in Christus.

 

Jezus verdraagt

De bijbel laat ons zien dat niet alleen God zijn volk en de mensen geduldig verdraagt, maar dat ook Jezus dat doet. Dat was niet altijd gemakkelijk. In de evangeliën wordt het verhaal verteld van een vader die voor Jezus op zijn knieën valt en om medelijden voor zijn bezeten zoon vraagt. Hij komt nu bij Jezus omdat de discipelen hem niet konden genezen. Waarop Jezus antwoordt: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?’ (Matteüs 17:17, Marcus 9:19, Lucas 9:41). Dat slaat niet alleen op de leerlingen, Jezus heeft het over een dwars volk. Leerlingen en volk stellen Jezus teleur en vermoeien Hem met hun ongeloof. En Jezus weet hoe lang Hij hen nog moet verdragen. Dat zal zijn totdat Hij verlossing heeft bewerkt.

 

In Hebreeën 12:3 wordt deze verdraagzaamheid van Jezus ingezet als een bemoediging aan het adres van christenen. Na hoofdstuk 11 over de geloofsgetuigen klinkt de oproep om vastberaden de wedstrijd van het geloof uit te lopen: verlies de moed niet en geef niet op. En daarbij moeten zij het oog gericht houden op Jezus, die stand hield. En dan staat er in vers 3: ‘Laat tot u doordringen hoe Jezus de tegenspraak van de zondaren tegen zich heeft verdragen’ (vertaling 1951). En als je daarover na gaat denken dan zul je ontdekken dat dit heel Jezus’ leven tekende. Zijn leven bestond uit het verdragen van tegenspraak, van miskenning, van spot, van hoon, van laster, van verdachtmakingen. Jezus verdroeg de afwijzing door de leiders, hun haat. Jezus verdroeg het onbegrip van het volk. Jezus verdroeg de discussies waarop zijn tegenstanders Hem wilden pakken. Jezus verdroeg het ongeloof over zijn hemelse afkomst. Jezus verdroeg het onbegrip van zijn leerlingen die dachten aan een aards koninkrijk. Hij verdroeg hun gesprekken wie van hen de meeste was. Hij verdroeg het verraad door Judas, Hij verdroeg de verloochening door Petrus. Hij verdroeg het dat zijn intiemste leerlingen in slaap vielen terwijl Hij het vreselijk moeilijk had met de komende kruisiging. En ja, daar aan het kruis verdroeg Jezus, de Zoon van God, het dat mensen spijkers door zijn lichaam sloegen en Hem uitlachten en uitscholden en uiteindelijk Hem doodden. Jezus bleef bij het mensengeslacht zolang als het nodig was. Hij onderging hun kwaad. Hij verdroeg het.

 

Verdraag elkaar

En dan zegt Jezus nu tegen ons in de gemeente: Verdraag elkaar. Zit het met elkaar uit. Houd het met elkaar vol. Concreet: duld elkaars eigenaardigheden, elkaars eenzijdigheden, elkaars voorkeuren. Verdraag de krampachtigheid van broeder X. Verdraag de vrijheidsdrang van zuster Y. Verdraag het schoppen van jongere Z. Verdraag de tekortkomingen van de kerkenraad. Verdraag onvolmaakte liturgieën. Verdraag moeilijke preken. Kortom: verdraag elkaars onvolmaaktheid.

 

Want dat is het, onvolmaaktheid. Wanneer iedereen volmaakt was in de gemeente hadden we niets van elkaar te verdragen. Het zijn juist de dingen waarover we elkaar verwijten maken die we van elkaar zullen dulden. En wanneer we elkaar zo met de hulp en de kracht van God verdragen, betekent dat nog niet dat we het kwaad en het onvolmaakte laten bestaan. Paulus zegt in Kolossenzen 3:16: ‘onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid’. Dus kwaad blijft kwaad. En vergeving is nodig. Schuldbelijdenis en vergeving. Vergeving van God en van elkaar. Elkaar verdragen betekent niet dat je over je heen laat lopen. Het betekent wel dat je het met de ander wilt uithouden ondanks zijn of haar onvolmaaktheid.

 

Doel

En weet u waarom God de mens verdraagt tot op de dag van vandaag? Weet u waarom Hij Israël verdroeg? Weet u waarom Jezus de mensen in zijn tijd verdroeg? We ontdekken nu wat het doel is van verdraagzaamheid. God verdraagt omdat Hij tot zijn doel wil komen met de mens. Daarom geeft Hij tijd en ruimte. God verdroeg Israël omdat Hij zijn Zoon uit dat volk geboren wilde laten worden. En Jezus verdroeg de spot en de hoon, de afwijzing en miskenning, de tegenspraak en laster omdat Hij verlossing wilde bewerken. God wil mensen redden. God wil dat mensen zich door Jezus met Hem verzoenen. Hij wil samen zijn met mensen. In vrede. En daarachter zit Gods liefde. 1 Korintiërs 13:7 zegt: de liefde verdraagt alles. Wat ben ik blij dat God en Christus mij verdragen, mijn onvolkomenheden! En verdraagzaamheid in de gemeente heeft datzelfde doel. Christus wil ook met de gemeente tot zijn doel komen. Hij wil zijn bruid in haar geheel in zijn armen sluiten. De verdraagzaamheid die Hij ons opdraagt in de gemeente geeft tijd en ruimte om elkaar te vergeven. Het geeft ook ruimte om ondanks elkaars blijvende onvolkomenheden toch samen heen te leven naar de dag van Jezus’ komst. Verdraagzaamheid in de gemeente dient daarom onze redding, en die van onze broeder en zuster. Paulus kan over zijn eigen verdraagzaamheid zeggen: Ik wil alles verdragen om de uitverkorenen, opdat ook zij het heil in Christus Jezus verkrijgen (2 Timoteüs 2:10).

 

Praktijk

Maar hoe breng ik dit nou in praktijk? De ander die ik zoveel te verwijten heb verdragen, het met hem uithouden onder één kerkelijk dak, is en blijft moeilijk. Daarom begin ik bij het besef dat God en Christus mijn onvolmaaktheid verdragen. En dat er ook heel veel mensen zijn die mijn onvolmaaktheid verdragen. Ik heb niet alleen die ander te verdragen, anderen hebben mij net zo goed te verdragen. Ik vraag u of u mijn onvolmaaktheid wilt verdragen. Mijn eigenaardigheden. Mijn eenzijdigheden en voorkeuren, mijn zwaktes. Maar als u beseft hoe verdraagzaam God en Christus zijn, als u dat tot zich laten doordringen en zich daar over verbaast en verwondert, neem dan ook het besluit om het met de gemeente uit te willen houden, en met iedereen daarin. Dat is dus iets anders dan je eigen gevoel daarin volgen: houd ik het nog uit in de gemeente? Verdraag ik het nog of niet meer? Dat is een slechte graadmeter, die je ook niet in de bijbel zult terugvinden. In vers 14-16 van Kolossenzen 3 maakt Paulus het allemaal heel concreet: Hoe verdraag je de ander? Kleed je in de liefde. Laat in je hart de vrede van Christus heersen. En wees ook dankbaar. Wie de opdracht om de ander in de gemeente te verdragen wil volbrengen moet vooral naar God en Christus kijken. Verdraag elkaar, zoals de Heer u verdraagt. Amen.