Verlossing compleet!
3 maart 2013
Door in zijn eindoverwinning oppermachtig af te rekenen met satan en dood maakt Jezus zijn verlossing compleet. Wij mogen een beroep doen op die macht om van ons kwaad verlost te worden.
Lezen: 2 Petrus 3:1-13
Tekst: Openbaring 20
Misschien is er wel geen ander hoofdstuk in de bijbel dat zo over verlossing gaat dan Openbaring 20. Boven de preek van vanmorgen heb ik gezet: verlossing compleet! Hier in Openbaring 20 wordt de verlossing compleet.
Nu is verlossing een term die in het dagelijks spraakgebruik niet zoveel voorkomt. Het lijkt vooral geloofstaal. Jezus is de Verlosser en in het Onze Vader staat de zin ‘verlos ons van de boze’. In het dagelijks spraakgebruik kennen we wel de verloskundige en een bevalling heet dan een verlossing. Dat kan wat negatief klinken, want vaak denken we bij een verlossing aan iets vervelends waar je van bevrijd wordt. Je kunt verlost worden van een kwelgeest, iemand die je lastig valt. Of je kunt verlost zijn van een vervelende collega. Of je bent verlost van een vervelende kwaal. Dan is het dus iets dat uit jou zelf verdwenen is of weggehaald wordt, operatief. Je kunt verlost zijn van een tumor, een gezwel dat in je zat. Nou dan ben je natuurlijk ontzettend blij en opgelucht.
Misschien zit je nu ook wel te denken aan iets waar jij verlost van wilt zijn. Dat kan ook iets verslavends zijn. Dat is vaak nog hardnekkiger dan een ziekte. Dan kan de chirurg nog het mes in je zetten en de ellende eruit snijden. Maar wanneer je verlost wilt worden van iets dat heel diep in je zit, bijvoorbeeld je overdreven jaloezie of je neiging om jezelf altijd maar met anderen te vergelijken of als je verlost wilt worden van een bepaalde bitterheid, dan is dat een stuk lastiger. Maar je wilt er graag van af want die bitterheid zit je dwars en van je jaloezie heb je telkens weer berouw en altijd maar jezelf vergelijken met anderen maakt je vooral ontevreden over jezelf. Je verlangt naar verlossing van die ellende in je.
En Openbaring 20 beschrijft hoe de wereld verlost wordt van de satan en van de dood. De definitieve afrekening van Christus met de satan wordt beschreven in vers 1-10, de definitieve afrekening van Christus met de dood en het dodenrijk wordt beschreven in vers 11-15. Maar wat is dat geweldig: de wereld verlost van de satan en de dood! Wat een opluchting: twee ellendelingen weg, voorgoed weg! Genesis 3:15 gaat hier in vervulling. De moederbelofte, belofte waar alle andere beloften van God uit voortkomen. Na de val in zonde in het paradijs zegt God tegen de satan: ‘Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ En hier in Openbaring 20 gaat dat in vervulling. Satans kop wordt verbrijzeld. Dit is het einde van de satan. En ook maakt Jezus een einde aan de dood. Openbaring 20 is een heel belangrijk hoofdstuk, veel belangrijker dan ik dacht. Het beschrijft hoe het verlossingswerk van God en Christus voltooid wordt. De oudste belofte wordt vervuld en daarmee is alles vervuld. In 1 Korintiërs 15:26 zegt de apostel Paulus: ‘De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood’. Dat lezen we hier. En wanneer dat gebeurd is kan ook plaatsvinden wat in hoofdstuk 21:1-8 beschreven wordt: de intrede van het volmaakte rijk van God.
En dit schitterende evangelie van Openbaring 20, de voltooiing van de verlossing, moeten we niet uit het oog verliezen door discussies over een zogenaamd duizendjarig rijk. In de vertaling van 1951 stond het ook boven de verzen 1-6: ‘Het duizendjarig rijk’. Nu zijn die kopjes -ook in de Nieuwe Bijbelvertaling- bedacht door de uitgever, ze horen niet bij de Bijbeltekst zelf. En het kan je dus ook op het verkeerde been zetten. Want als je de tekst zelf goed leest dan gaat het helemaal niet over een duizendjarig rijk of duizendjarig vrede-rijk. Het gaat over duizend jaar, dat is duidelijk, maar nergens wordt dat gekoppeld aan een rijk. Ja, er wordt geheerst in die duizend jaar door Christus en de gelovigen maar dat betekent nog niet dat er sprake is van een rijk. En ja, satan zit gevangen in die duizend jaar maar dat betekent nog niet dat die tijd gekleurd word door vrede. Er is één koninkrijk van God, waar vrede heerst, het koninkrijk dat Christus verkondigd heeft en dat zijn voltooiing krijgt na het oordeel van de jongste dag.
En toch zijn er veel Bijbellezers die hier in Openbaring 20 over een duizendjarig rijk lezen. Zij worden wel aangeduid als chiliasten, chilias is Grieks voor duizend. En ik wil daar toch wat over zeggen omdat het nogal uitmaakt voor wat je verwacht van het einde van de wereld, van de wederkomst van Jezus en de tijd daarvoor. Komt er bijvoorbeeld voor de wederkomst nog een periode van duizend jaar waarin er vrede is op aarde? Een periode waarin nog openstaande beloften aan Israël in vervulling gaan? Komt er daarna nog een korte periode van intense verdrukking wanneer de satan losgelaten wordt? En zijn de gelovigen dan al in de hemel door een zogenaamde ‘opname van de gemeente’? Je leest dit soort dingen in allerlei eindtijdromans. Ik geloof dat niet. Maar wat is dan wel de betekenis van die duizend jaren?
Daar wordt nog weer verschillend over gedacht. Egbert Brink zegt in ‘Het Woord vooraf’ (Barneveld 2004): het is de tijd tussen hemelvaart en wederkomst. H.R. van de Kamp zit op eenzelfde lijn wanneer hij in zijn commentaar op Openbaring (Openbaring. Profetie vanaf Patmos, Kampen 2000) schrijft: ‘Voordat de afloop van de strijd met de draak wordt beschreven, wordt een aanloop genomen in de voorafgaande geschiedenis.’ Een andere lijn kiest Cornelis van der Waal, Zuid-Afrikaans theoloog, hij zegt in zijn boek over Openbaring (Openbaring van Jezus Christus II, Oudkarspel 1981): de duizend jaren duiden op de jongste dag. Zegt Psalm 90:4 niet: ‘Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht’? En we hebben gelezen hoe Petrus dat aanhaalt in zijn brief wanneer hij schrijft: ‘Eén ding mag u niet over het hoofd zien: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag’ (2 Petrus 3:8). Op die lijn zit ook Evert-Jan Hempenius in zijn Bijbelstudie over Openbaring (Openbaring II, Barneveld 2003), hij zegt: het is een fase in het oordeel dat over de wereld gaat, het is een onderdeel van de oordeelsdag.
Nu ben ik blij dat wij vanmorgen niet domweg Openbaring 20 hebben opgeslagen. Nee, we zijn door elk hoofdstuk heen gekropen en zo zijn we uitgekomen bij hoofdstuk 20. Dat geeft ons de kans om dit hoofdstuk in het geheel van het boek te zien. Een ding dat opviel was dat uit nummer 7 van elke zevendelige serie al het daarop volgende voortkwam. Dus hoofdstuk 17-22 is een uitwerking van het blazen op de 7e bazuin, de laatste bazuin. Dat duwt mij sterk in de richting van de uitleg dat het duizend jaar binden van de satan en het duizend jaar heersen van de tot leven gekomen zielen met Christus een onderdeel is van de oordeelsdag. Dus à la Van der Waal en Hempenius. Het getal duizend neem ik niet letterlijk maar symbolisch zoals met meer, zo niet de meeste getallen in Openbaring gedaan moet worden. Belangrijk is ook dat het thema van het gedeelte 19:11-21:8 de macht van Christus is. De macht die Christus bij zijn eindoverwinning oefent wordt in dit gedeelte getekend. Namelijk hoe Jezus afrekent met het beest en zijn profeet (19:11-21), hoe Jezus afrekent met de satan (20:1-10) en hoe Hij afrekent met de dood en het dodenrijk (20:11-15). En het vierde gedeelte (21:1-8) laat Jezus’ macht zien in het intreden van zijn volmaakte rijk. Maar dat dit na elkaar beschreven wordt betekent nog niet dat het na elkaar gebeurt. Nee, het gebeurt gelijktijdig. Eerder heb ik ook gezegd: dezelfde gebeurtenis -het oordeel- wordt in de hoofdstukken 16-22 van verschillende kanten belicht.
En daarom begon ik de preek ook met te zeggen dat Openbaring 20 -misschien wel meer dan enig ander hoofdstuk uit de bijbel- gaat over verlossing. En dat we het schitterende evangelie van dit hoofdstuk over de voltooiing van de verlossing niet uit het oog moeten verliezen door discussies over een zogenaamd duizendjarig rijk. Jezus’ boodschap in Openbaring 20 is: zie hoe ik in mijn oordeel, op de dag van het oordeel met overmacht een definitief einde maak aan de kwade macht van satan en dood. En zo maakt Jezus zijn verlossing compleet! Als je zo Openbaring 20 nog eens doorleest dan zie je Jezus’ overmacht in het binden van satan, dat zijn de verzen 1-3. Die binding is volkomen en volledig. Zoals wij kunnen zeggen ‘in geen duizend jaar’ en dan bedoelen: helemaal nooit, zo vat ik de term duizend jaar in Openbaring 20 op. Als een term die volkomenheid en volledigheid aanduidt. Denk ook aan het gezegde ‘duizend doden sterven’, wat betekent: enorme angsten uitstaan. Dus Jezus toont zijn macht allereerst door op de dag van zijn oordeel de satan volledig klem te zetten. In de verzen 4-6 toont Jezus zijn macht over de satan door de slachtoffers van satan te verhogen: de martelaren heersen samen met Hem. Het contrast is heel sterk: de vervolger is klem gezet, de vervolgden regeren, een duizendjarige gevangenisstraf naast een duizendjarige regeringstijd. En in de verzen 7-10 eindigt de tekening van de glorie van Jezus’ overmacht dan met een -ik zou haast zeggen- duizendklapper: satan wordt losgelaten om vervolgens definitief ten onder te gaan in Gods vuur, struikelend over zijn eigen blinde woede.
En als de satan door Jezus’ overmacht van het wereldtoneel is verdwenen -God zij dank- moet ook de dood het veld ruimen, dat wordt beschreven in de verzen 11-15. De dood kwam in de wereld doordat Adam en Eva naar de satan luisterden. Nu satan weg is kan ook de dood verdwijnen. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood. Jezus had zich in Openbaring 1 al voorgesteld met de woorden: ‘Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.’ En Jezus doet op de dag van zijn oordeel voor de dood de deur definitief in het slot. Doodgaan bestaat niet meer. En dat betekent dat zij die bij Christus horen voor altijd zullen leven, maar dat zij die Hem verloochenden voor altijd dood zullen zijn. Het oordeel is geveld. De boeken werden geopend. De daad van geloof brengt eeuwige vreugde, de daad van ongeloof brengt eeuwig verdriet.
Maar dit hoofdstuk gaat over verlossing! Over vreugde. Over de macht van Jezus. Satan en de dood hebben niet het laatste woord. Het laatste woord is aan Jezus. En in dit hoofdstuk spreekt Hij de laatste woorden over verlossing. Met de gebeurtenissen die beschreven worden in dit hoofdstuk is Jezus’ heilswerk voltooid en kan het eeuwig vrederijk zijn intrede doen. Maar wat betekent dit voor ons verlangen naar verlossing nu? Daarmee begon ik de preek. Heeft ieder mens niet iets waarvan hij verlost wil worden? Misschien denk je daarbij eerder aan iets buiten jezelf dan aan iets in jezelf. Kon je nou maar eindelijk eens verlost worden van de tekortkomingen van de mensen om je heen. Spannender wordt het wanneer je je afvraagt of je van je eigen tekortkomingen verlost wilt worden. Het is een vraag die wel op je afkomt wanneer je vanuit Openbaring 20 naar verlossing kijkt. Verlossing wil complete verlossing zijn. Ik heb de indruk dat wij in de kerk bij verlossing vaak denken aan de vergeving van onze zonden. Zo is Jezus onze Verlosser. Maar wat mij met kracht raakte bij de bestudering van Openbaring 20 is dat verlossing de verwijdering van het kwaad is. Net zoals een tumor wordt weggesneden uit je lichaam, dan pas ben je ervan verlost, en niet zolang je medicijnen slikt die hem klein houden. Sommigen van ons weten dat maar al te goed uit persoonlijke ervaring. Verlossing is dus niet, niet alleen, dat de gevolgen van je kwaad worden weggedaan -je wordt niet veroordeeld om je kwaad- maar als Verlosser sloopt Jezus het kwaad uit je leven weg. Als je leeft uit de verlossing door Jezus leef je dus niet in een relaxte situatie waarin je zonden telkens vergeven worden, nee je merkt dat Jezus je wil veranderen. Dat Hij dingen uit je leven weg wil snijden. Dodelijke, ziekelijke dingen die je mens-zijn bedreigen. Openbaring 20 laat zien dat Jezus een einde, een definitief einde maakt aan het kwaad in deze wereld. Maar het kwaad zit ook in mijn leven. Er gaan dus gaten vallen in mijn leven. Pijnlijke gaten.
Wat kan dat concreet zijn? Dit is trouwens de betekenis van het ‘breken met de zonde’ waar het doopformulier het over heeft en ook het formulier voor het doen van openbare geloofsbelijdenis. Ik vind het mooi om te horen hoe jongeren op catechisatie dan heel eerlijk zeggen: ik denk dat ik nu niet al mijn zonden weg zou willen doen. Concreet dacht een jongere daarbij aan roken. Ik ga hier nu niet een uitspraak doen over of dat zondig is, het zou mooier zijn wanneer rokers dat zelf zeggen en ik ben geen roker. Maar deze rokende jongere vindt het blijkbaar zondig -en ik ga hem niet op andere gedachten brengen- en hij zegt: het is één van tweeën, of ik stop met roken of ik kan niet serieus belijden dat ik leef uit de verlossing door Jezus. En ergens heeft hij daar gelijk in. Verlossing betekent dat het kwaad uit ons leven wordt weggebroken.
Maar nu kan de moed je gemakkelijk in de schoenen zinken, hoe gaat dit ooit lukken? Het voorbeeld van het roken laat zien dat zonde lekker is. Op het moment geniet je ervan, later heb je wroeging. Maar wil je dat lekkere opgeven? Voor jou is het vast iets anders dan roken, je weet dat zelf het best: die zonde die zo lekker is. En nu is het punt: wil je Jezus vragen om dat uit je weg te breken? Jezus heeft eindeloze overmacht over het kwaad! Alleen zo gaat het lukken. Doe daar een beroep op.
C.S. Lewis beschrijft in het boekje ‘De Grote Scheiding’ (Amsterdam 1948) een prachtig tafereel van hoe het is wanneer zonde uit je leven wordt weggebroken (hoofdstuk 11). Daar ga ik de preek mee eindigen. Stel je die zonde van jou voor als een kleine rode hagedis op je schouder. Een engel komt op je af -zo beschrijft Lewis dat- en die vraagt:
‘Wil je dat ik hem het zwijgen opleg?’
Je zegt: ‘Natuurlijk wil ik dat.’
‘Dan zal ik hem doden,’ zegt de engel en komt een stap dichterbij.
‘O, o, pas op!’ zeg je terwijl je achteruit wijkt ‘u verbrandt me.’
‘Moet hij dan niet dood?’ vraagt de engel.
‘U zei eerst helemaal niet dat u hem wou doden, dat was ook niet mijn bedoeling’.
‘Het is de enige manier,’ zegt de engel, zijn vlammende handen nu heel dicht bij de hagedis. ‘Zal ik hem doden?’
‘Ja dat is een andere vraag,’ zeg je, ‘daar wil ik graag over nadenken. Ik bedoel, voor het ogenblik dacht ik er alleen maar aan hem tot zwijgen te brengen omdat hij zo lastig is.’
‘Mag ik hem doden?’ zegt de engel.
‘Nou ja, daar kunnen we het later toch over hebben?’ zeg je.
‘We hebben geen tijd. Mag ik hem doden?’
‘Nou ja zeg, doet u geen moeite. Kijk! Hij is al vanzelf in slaap gevallen. Ik geloof dat het zo wel voor elkaar is.’
‘Mag ik hem doden?’
‘Ach, ik geloof dat dat helemaal niet nodig is. Ik kan hem nu wel in bedwang houden. Een geleidelijke methode is veel beter dan hem dood te maken.’
‘Een geleidelijke methode dient nergens toe,’ zegt de engel.
‘Denkt u dat? Nou dan zal ik er eens ernstig over nadenken. Dat beloof ik. Eigenlijk moest ik het u nu laten doen, maar ik voel me vandaag niet zo lekker. Op een andere dag misschien.’
‘Er is geen andere dag. Alle dagen liggen besloten in dit ogenblik,’ zegt de engel.
‘Ga toch achteruit!’ zeg je. ‘U brandt me. Hoe kan ik u vragen hem te doden? Als u het deed zou u mij doden.’
‘Dat zou ik niet.’
‘Nou, u doet me nu al pijn.’
‘Ik heb niet gezegd dat het geen pijn zou doen. Ik heb gezegd dat het je niet zou doden.’
‘Maar waarom hebt u dat ellendige mormel dan niet gedood zonder het mij te vragen? Voordat ik het wist. Dan zou het nu al achter de rug zijn.’
De engel: ‘Ik kan hem niet doden tegen je wil. Dat is onmogelijk. Heb ik je toestemming?’
Jij: ‘Ik weet dat het mijn dood zal zijn.
‘Nee, dat zal het niet,’ zegt de engel. ‘Maar stel dat het wel zo is.’
‘U hebt gelijk. Beter dood dan verder te leven met dit creatuur.’
‘Dus ik mag het doen?’
‘Oké, ga je gang dan maar! Toe maar. Doe waar je zin in hebt. Maar God zij me genadig.’
En het volgende ogenblik geef je een schreeuw van angst. De engel sluit zijn vlammende handen om de hagedis en draait hem de nek om.
Dat is verlossing compleet! Amen.