Vluchten naar een genadig God

24 november 2013

Wie God kent als genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid, hoeft geen uitvluchten voor zijn kwaad te zoeken maar kan met een gerust hart naar God toe vluchten.

Lezen: Jona 1:1-3 en 3:1-4:11

Tekst: Zondag 4

Vanmiddag ga ik met u het evangelie van Zondag 4 doornemen. En ik doe dat aan de hand van het boek Jona. Het mooiste vers uit het boek Jona vind je in hoofdstuk 4:2. Jona zegt daar: ‘Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid.’ Ik wist het wel. Dit weten wij toch ook? En ik hoop net zo diep en doorleefd als Jona. Jona is zo diep overtuigd van Gods genade en liefde, Gods geduld en trouw, Gods bereidheid tot vergeving, dat hij zijn gedrag erop baseert: hij gaat precies de andere kant op dan dat God hem stuurt. Zo overtuigt is hij van Gods genade en liefde, van Gods geduld en trouw, van Gods bereidheid tot vergeving.

 

De troost van Zondag 4

Ik hoop dat jij hier net zo diep van doordrongen bent. Dat je zegt: ik weet dat God zo is. Zo ken ik Hem. En mijn vraag is of je dat vast wilt houden bij het lezen van Zondag 4. Want als je die Zondag leest of aanhoort dan kun je zomaar vragen: wie is deze God die eist en straft en vasthoudt aan zijn recht? Zondag 4 zit vol zware woorden. Past deze Zondag wel in het troostboek? De Catechismus wordt wel het troostboek van de christenen genoemd. En begon het ook allemaal niet met de vraag: wat is jouw troost in leven en sterven, wat bemoedigt jou in leven en sterven? Maar wat is er zo bemoedigend aan Zondag 4, waar zit de troost in Zondag 4? Zie jij het? Als ik Zondag 4 samenvat dan zeg ik: God blijft bij zijn eis (v/a 9), God blijft bij zijn straf (v/a 10) en God blijft bij zijn recht (v/a 11). En toch is Jona er diep van overtuigd dat God genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Jij ook?

 

Weet je waar de troost zit van Zondag 4? In Christus. Kijk maar. God eist, maar Hij geeft Christus die zijn eis volbrengt. God straft, maar Hij geeft Christus die zijn straf droeg. God blijft bij zijn recht, maar Hij geeft Christus die aan zijn recht voldoet. Dus vraag het nog maar eens: wie is deze God die eist en straft en aan zijn recht vastzit? Zie je het nu? Het is de Vader van Jezus Christus. En kun je het dan ook zeggen na het lezen van Zondag 4: ‘Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid’? Zullen we zo gaan luisteren naar het evangelie van Zondag 4?

 

Wat er gebeurt als je vlucht

Jona zelf bedoelde zijn opmerking natuurlijk heel anders. Jona zegt het om zijn gelijk te halen. Het gelijk van zijn vlucht, van zijn weglopen en niet doen wat God hem had opgedragen. Jona is er echt diep van overtuigd dat God genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Zo had hij zijn God leren kennen. Vanuit het onderwijs in de Thora dat Jona ongetwijfeld heeft gehad. En dan denk ik aan dat gedeelte waar verteld wordt dat God Mozes in een rotskloof neerzet en voor hem langsgaat en zijn naam uitroept: ‘De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die schuld, misdaad en zonde vergeeft’ (Exodus 34:6-7). Zo had Jona zijn God leren kennen. En misschien ook wel heel persoonlijk in zijn leven, in de gebeurtenissen van zijn leven. Maar Jona gunt die genade en liefde van God alleen aan Israël. Jona gunt Gods geduld, trouw en vergeving alleen aan zijn eigen volk. En omdat Hij zijn God zo goed kent denkt hij: maar ik ga niet naar Nineve. Nineve was de hoofdstad van Assyrië. Een machtig land en volk dat de vijand was van Israël. Jona moest hen vertellen dat ze kwaad deden in de ogen van God. En moet je eens opletten waar Jona dan bang voor is. Niet dat hij wordt uitgelachen of weggehoond, of nog erger, een klap in zijn gezicht krijgt of wordt opgesloten. Nee, Jona is bang voor Gods goedheid! Jona kent zijn God als een God die vergeeft, die geduldig en genadig is, trouw en vol van liefde. Maar dat gunt hij de Assyriërs niet. En als Nineve uiteindelijk behouden blijft zegt hij: zie je wel. Ik wist het. U bent genadig. En daarom ging ik niet.

 

Maar bedenk eens wat er gebeurd was als God had berust in Jona’s vlucht. Dan hadden de inwoners van Nineve niet te horen gekregen dat God diep geraakt was door hun kwaad. Dan hadden ze niet te horen gekregen dat God hen ging straffen. Lees zo Zondag 4 eens. Zondag 4 bespreekt drie uitvluchten die mensen vaak bedenken. Die misschien ook wel op de bodem van jouw hart zitten. De eerste uitvlucht is: is God wel eerlijk (v/a 9)? God wil dat wij volmaakt zijn, dat wij volmaakt zijn wet houden. Maar dat kan ik toch helemaal niet? Ik ben helemaal onbekwaam tot iets goeds en uit op elk kwaad, heb ik net nog beleden in Zondag 3. Maar is het dan wel eerlijk dat God bij zijn eis blijft, zijn eis van volmaaktheid? De tweede uitvlucht (v/a 10) is deze: kan God het kwaad niet door de vingers zien? Gewoon geen straf. Wat schiet je op met straf? Wat schiet God op met straf? En de derde uitvlucht (v/a 11) is: heft Gods barmhartigheid zijn rechtvaardigheid niet op? Vormt Gods medelijden met ons niet een tegenwicht aan zijn verlangen om recht te doen? Dus drie uitvluchten. Drie uitvluchten die mensen bedenken. Waarbij of Gods eis tot volmaaktheid verdwijnt, of dat God echt straft, of dat God vasthoudt aan zijn recht. Maar bedenk eens wat er gebeurt als God in die uitvluchten berust. Dan krijg je dus niet meer te horen dat God diep geraakt is door jouw kwaad. Dan krijg je niet meer te horen dat God jouw kwaad straft. Gelukkig snijdt de Catechismus deze uitvluchten de pas af. Net zoals God de vluchtende Jona de pas afsneed. Jona’s vlucht doet de inwoners van Nineve bijna Gods genade mislopen. Zo wil Zondag 4 voorkomen dat je Gods genade misloopt door te geloven in een van die uitvluchten.

 

Geldt de wet nog wel voor ons?

Maar hoe zit het dan met de eis van Gods wet (v/a 9)? Geldt de wet nog voor ons? Vraag 9 gaat daar wel van uit: ‘Doet God de mens dan geen onrecht, dat Hij in zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan?’ En dit is geen vergissing van de Catechismus want in v/a 115 staat: ‘Waarom laat God ons de tien geboden dan zo scherp prediken, als toch niemand ze in dit leven volbrengen kan?’ Dus de wet van God staat in de Catechismus recht overeind, in al zijn scherpte. God eist van de mens, van u en mij, dat wij daarnaar leven. God wil dat perse. De uitvlucht van vraag 9 is dan: maar dit is toch oneerlijk? Dus de Catechismus erkent de nog steeds geldende eis van de wet maar vraagt vervolgens: mensen kunnen dit toch helemaal niet? Dan is God toch oneerlijk? Dit is toch net zo oneerlijk als van een blinde vragen om te zien?

 

Het antwoord van de Catechismus is dit: nee, dit is niet oneerlijk, want de mens kon volmaakt doen wat God wilde maar hij heeft bij de zondeval die gave in zichzelf vernietigd. Dus het klopt dat de mens van na de zondeval niet meer aan de eis van Gods wet kan voldoen. Wij kunnen die wet niet houden. Je hoeft niet verbaasd te zijn wanneer je dat in je leven merkt. Niet verbaasd, wel verdrietig. Maar omdat God de mens zo geschapen had dat hij volmaakt gehoorzaam kon zijn, houdt God aan die eis vast.

 

Je kunt daarbij denken aan het volgende voorbeeld. Stel je leent geld van de bank. En je maakt al dat geld op. Op een gegeven moment eist de bank het geld terug. Maar jij zegt: dat is oneerlijk want ik heb het niet. Daar gaat de bank natuurlijk niet mee akkoord. Die zegt: maar je had het wel. We hebben het je gegeven. Wij blijven bij onze eis. Volgens mij vindt niemand dat oneerlijk. Net zo blijft God bij zijn eis om te ontvangen wat Hij gegeven had.

 

Terug naar v/a 9. Een uitvlucht die ons ook na aan het hart kan liggen is deze, dat je zegt: maar de wet geldt toch niet meer voor ons? Dan zet je dus al een vraagteken achter vraag 9 zelf. Vraag 9 gaat ervan uit dat de wet van God nog geldt voor ieder mens. Maar ik hoor ook met regelmaat christenen zeggen: de wet geldt niet meer voor ons. Hoe zit dat nou, heeft de Catechismus gelijk?

 

Als je op zoek gaat in de bijbel ontdek je al gauw dat God nog steeds wil dat er in deze wereld naar zijn wet geleefd wordt. Het zou toch ook bizar zijn als God op een gegeven moment zou zeggen: Ik laat het los, van Mij mag je stelen, mag je overspel plegen, wat mij betreft dien je andere goden of vereer je Mij op je eigen manier. Dat bestaat toch niet, dat God dat zou zeggen? Zou je dat trouwens willen? Misschien is het aanlokkelijk om te mogen stelen maar besef dat jij dan ook bestolen wordt. Misschien lijkt het mooi om overspel te plegen maar besef dat een ander dan met jouw vrouw/man naar bed gaat. Gelukkig laat God de eis van zijn wet niet vallen. Zijn geboden staan stuk voor stuk recht overeind in deze wereld. Ook al weet God dat mensen ze niet kunnen houden. Toen God voor de tweede keer zijn geboden in steen schreef, omdat Mozes de eerste versie kapot had gegooid, toen wist God toch dat de mens deze geboden niet kon houden? Dat was duidelijk geworden in de zonde met het gouden kalf. En toch blijft God bij zijn eis. Ook op de nieuwe stenen tafels stond: geen andere goden, geen godenbeelden. Ja gelukkig wel. God laat zijn wereld niet los.

 

Dat de wet nog steeds geldt blijkt heel duidelijk uit de woorden van Jezus. Denk aan Matteüs 5, de Bergrede en wat daarop volgt. Jezus zegt: ‘Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, tot dat alles gebeurd zal zijn’ (Matteüs 5:18). En wij geloven toch ook dat dit onze opdracht is: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. En heb uw naaste lief als uzelf’ (Matteüs 22:37-40). Jezus zegt: dit is het hart van de wet. Ook Openbaring 14:12 is heel duidelijk als het gaat over de blijvende geldigheid van Gods wet. In Openbaring 14 bemoedigt Christus zijn kerk. Hij zegt: hou vast aan het evangelie, want wat daarin beschreven staat is waar. En dan staat er in vers 12: ‘Hier komt het aan op de standvastigheid van de heiligen, die zich houden aan Gods geboden en aan de trouw van Jezus.’

 

Maar trek nou niet uit het feit dat de wet van God nog steeds geldt de conclusie dat je door die wet te houden in de hemel komt. Dat zou een ernstige vergissing zijn. Vorige week lazen we Galaten 2. Paulus is daar overduidelijk: ‘wij weten dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door geloof in Jezus Christus’ (Galaten 2:16). Rechtvaardig ben je door geloof in Christus. Maar trek uit dat feit nou ook niet de conclusie dat de wet niet meer geldig is. Dat zou net zo’n grote vergissing zijn. Romeinen 8 maakt duidelijk hoe het zit: ‘Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest’ (Romeinen 8:3-4). En: ‘Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen’ (vers 8). Dus God blijft bij zijn eis, maar Hij geeft Christus die zijn eis volbrengt. ‘De wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed’, zegt Paulus (Romeinen 7:12). God wil dat er nog steeds naar zijn wet wordt geleefd in deze wereld. Niet om daardoor rechtvaardig te worden maar om Hem een plezier te doen, om Hem te behagen. En daarvoor geeft God ons zijn Geest om de wet te kunnen houden. Hier gloort het nieuwe leven in het koninkrijk van God.

 

Waarom wil God straffen?

Ik ga naar de tweede uitvlucht (v/a 10). Zondag 4 wil voorkomen dat je Gods genade misloopt door te geloven in uitvluchten. En hier is het punt: straft God eigenlijk wel? Past dat wel bij God? Jona wist het zo goed: God is genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Waarom wil God eigenlijk straffen?

 

Ik heb voor een antwoord op deze vraag veel gehad aan het boek Openbaring en aan de prekenserie die ik vanuit Openbaring heb gehouden. Daar moesten we ook door deze vraag heen. Het laat gelijk al zien dat straf niet iets is dat bij het Oude Testament hoort. Ook het Nieuwe Testament kent een straffend God. Net zoals het Oude Testament trouwens spreekt over God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. God is vroeger en nu en tot in eeuwigheid dezelfde.

 

En weet je waarom deze genadige God wil straffen? Om een einde te maken aan het kwaad. Zou God niet straffen dan zou het kwaad tot in eeuwigheid blijven bestaan. God verdraagt het kwaad niet. Maar ook de mens kan niet goed leven in een wereld waar kwaad is. Uiteindelijk moet het kwaad de wereld uit om ruimte te geven aan ongehinderde aanbidding van God. De kern van het kwaad is dat het de aanbidding van God wil vernietigen. En daarmee staat het kwaad haaks op Gods wezen. God en kwaad zijn water en vuur. Daarom wil God Nineve ook straffen. Het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.

 

Maar zelfs wanneer God straft is Hij genadig en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Want ja, God straft. God straft het kwaad in deze wereld. God straft het kwaad van de inwoners van Nineve. God straft uw kwaad, jouw kwaad, mijn kwaad. God straft echt. Maar Hij geeft Christus die de straf draagt. De inwoners van Nineve kunnen erover meepraten.

 

Waarom komt er dan nog een laatste oordeel als Christus de straf al droeg? Aan het kruis op Golgota werden de zeven schalen van Gods woede uitgegoten over het hoofd van Jezus. Ik denk dat je kunt zeggen: God wil de mens helemaal niet straffen. Dat zie je toch gebeuren daar in Nineve? Dat is het slot van het boek Jona. Jona is kwaad dat de boom waar hij zo lekker schaduw van had verdord is. En dan zegt God: ‘Als jij al verdriet hebt om die wonderboom (...) zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen (...) en dan nog al die dieren?’ God wil de mens helemaal niet straffen, God wil het kwaad straffen. En daarom geeft God Christus, die het kwaad op zich neemt en de straf draagt. Maar wie deze genade afwijst, wie deze liefde, dit geduld, deze trouw van God niet wil en zich niet met berouw en bekering tot God wendt, die moet zelf zijn straf dragen. Gods laatste oordeel gaat over het afwijzen van zijn liefde in Christus. Voor God met zijn oordeel komt, komt God met zijn genade. Dat wist je toch wel?

 

Rechtvaardige barmhartigheid en barmhartige rechtvaardigheid

Tot slot de derde uitvlucht (v/a 11). Misschien worstel jij daar ook wel mee: waarom heft Gods barmhartigheid zijn rechtvaardigheid niet op? God is toch ook barmhartig? Hier wordt misschien nog wel het meest duidelijk hoe je er als mens in staat. Want op wat voor manier stel je deze vraag? Wil je God soms uitspelen tegen zichzelf? Bedoel je dat zijn verlangen om recht te doen het moet afleggen tegen zijn medelijden? Maar ken je God dan wel? God is niet in zichzelf verdeeld, Hij is geen mens! In ons kunnen gevoelens van liefde en rechtvaardigheid met elkaar om de voorrang strijden. En dan is het maar afwachten welke de sterkste is. De ene keer is dat de liefde, de andere keer het recht.

 

Maar als God recht doet is dat juist omdat Hij opkomt voor zijn gekwetste liefde. En juist als je zijn liefde afwijst kom je in aanraking met zijn recht. Gods liefde is dat Hij bij zijn recht blijft, maar Christus geeft die aan zijn recht voldoet. Dat is Gods barmhartige rechtvaardigheid, dat is zijn rechtvaardige barmhartigheid. In Christus en in zijn dood aan het kruis zie je Gods recht en Gods liefde beide schitteren. En ik ben blij met beide. Niet alleen met Gods liefde maar ook met zijn recht. Op Golgota is recht gedaan. Op Golgota heeft het recht zijn loop gehad, eens en voorgoed. Maar dat is belangrijk! Zie je welke troost daarin zit? Het is volbracht. In Christus, de Zoon van Gods liefde, heeft het recht zijn loop gehad. In Christus zie je dat Gods liefde overwint doordat het recht zijn loop krijgt. Dat is wat Jona bedoelde: ‘Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid.’ Jona wist: als mensen berouw hebben over hun kwaad en zich bekeren dan zal God hen sparen. Zo is God. Zo kende Hij zijn God. Wie God zo kent hoeft geen uitvluchten voor zijn kwaad te zoeken maar kan met een gerust hart naar God toe vluchten. Amen.