Vrijgekocht en op weg naar huis

28 augustus 2005

Ontdek hoe je eigendom van Christus werd (door Gods liefde) en wordt (door geloof). 

Lezen: Marcus 12:1-12, Openbaring 5

Tekst: Zondag 1

Ik begin de preek met iets te vertellen over een verschijnsel uit de Oudheid. Iets dat toen heel bekend was, namelijk de handelsagent. De handelsagent was een man die rondreisde door de wereld om krijgsgevangenen terug te kopen op buitenlandse slavenmarkten om hen terug te brengen naar hun eigen land. Wanneer er ergens in de wereld van toen een oorlog had plaatsgevonden en allerlei krijgsgevangenen waren meegevoerd -mannen, vrouwen, kinderen- dan ging de handelsagent naar zo’n gebied om met een grote zak geld van de familie mensen terug te halen. Om ze vrij te kopen uit de slavernij. Van de ene slavenmarkt naar de andere was hij op zoek naar mensen en naar mogelijke handel; mensen waarvoor hij geen opdracht had maar waarvoor hij bij thuiskomst toch verwachtte geld te kunnen krijgen.

 

Nu is het goed mogelijk dat deze figuur als beeld dient voor de Here Jezus. In Openbaring 5:9 wordt over de Zoon van God gezegd: ‘met uw bloed hebt U voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, van elke stam en taal.’ Er zijn verschillende overeenkomsten. Allereerst is er sprake van een oorlog. Een oorlog die overigens nog niet is afgelopen al staat de winnaar al wel vast, God wint het van satan. In die strijd worden er krijgsgevangenen gemaakt, mensen zijn in de macht van satan gekomen en hij laat hen niet meer gaan. In slavernij houdt hij hen vast. Maar dan komt Jezus in de wereld en Hij gaat op zoek om namens het koninkrijk van God mensen los te kopen en terug te brengen naar huis.

 

Volgens Zondag 1 van de Catechismus is dit onze enige troost in leven en sterven, dat we eigendom zijn van Jezus Christus. Door Hem gekocht en betaald, door Hem uit de macht van de duivel verlost. Nu is het lastige dat wij bij het woord eigendom -een mens die het eigendom is van een ander- juist niet zo’n fijn gevoel krijgen. Dan ben je een slaaf. Nu noemt de Bijbel de gelovigen ook wel ‘slaven van Christus’ (Efeziërs 6:6), maar daar ligt het accent op het bereidwillig doen wat God vraagt. Nu wil v/a 1 die negatieve gedachten helemaal niet oproepen. Dat je eigendom van Christus bent is volgens v/a 1 iets waar je blij van wordt. Troost betekent hier: houvast, datgene waar je gelukkig van wordt en waar je je aan kan optrekken. Omdat eigendom van Christus zijn voor ons vandaag niet vanzelfsprekend dat geluksgevoel geeft, moeten we bedenken hoe we eigendom van Christus zijn geworden. Met op de achtergrond dat verhaal over die handelsagent. Volgens Openbaring 5:9 koopt Jezus mensen voor zijn Vader. Jezus wordt dus niet voorgoed hun eigenaar, maar Hij brengt mensen thuis. Ik ben eigendom van Jezus zolang ik onderweg ben. De opluchting van nu is dat ik verlost ben van de satan, weg uit zijn macht, eigendom geworden van de handelsagent en op weg naar huis. Best nog een lange reis. Maar het doel is weer thuiskomen. Om ons de troost van Zondag 1 eigen te maken, gaan we allereerst na hoe we eigendom van Christus werden. Want dat zegt al heel veel.

 

Hoe je eigendom van Christus werd

V/a 1 gaat uit van iemand die gelooft in God. De ik-figuur in het antwoord krijgt door de Catechismus heen allemaal vragen voorgelegd en in de manier waarop hij antwoordt blijkt zijn geloof. En belijdt hij zijn geloof. De Catechismus heeft iets weg van een gesprek, maar hoopt daarbij wel dat jij op de plaats van die ik-figuur komt te staan, dat je de antwoorden gaat nazeggen. Daar moet je wel moeite voor doen. Je zult je moeten afvragen, geldt dit ook zo voor mij? Bij v/a 1: ben ik het eigendom van Jezus Christus? En heeft Hij mij gekocht en betaald? In dit eerste deel van de preek volg ik de insteek van de Catechismus en ga ik ervan uit dat je belijdt eigendom te zijn van Christus. En dan stel ik die vraag: maar hoe werd je eigendom van Christus? Als je dat ziet proef je de troost ervan en maakt het je gelukkig.

 

Hoe werd ik eigendom van Christus? Antwoord: door het kruis. Door de dood van Jezus Christus. Door de dood van Gods geliefde Zoon. Die woorden ‘geliefde zoon’ klonken ook in de gelijkenis van de pachters, Marcus 12. De eigenaar van de wijngaard heeft ten slotte alleen nog zijn geliefde zoon over, en die stuurt hij als laatste naar de wijnbouwers toe met de gedachte: ‘Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben’. In deze gelijkenis is het volk Israël de wijngaard, de wijnbouwers zijn de leiders van het volk, de knechten die gestuurd worden om een deel van de oogst in ontvangst te nemen zijn de profeten en de zoon die als laatste gestuurd wordt verwijst naar Jezus. Maar zoals Jezus het verhaal vertelt, roept het wel verwondering op. Want wie zal een wijngaard waar zoveel liefde en energie in is gestoken en die van de grond is opgebouwd, aan pachters overlaten op het moment dat de eerste druiven verwacht worden? Nog meer verwondering wekt het sturen van de zoon. Wat kan daar van verwacht worden nadat een hele reeks knechten al is omgebracht? Toch is de eigenaar niet naïef. Hij heeft de diepte van de haat en liefdeloosheid wel gepeild. Maar in het sturen van zijn zoon toont de eigenaar zijn hoop op het vinden van een sprankje medemenselijkheid: ‘Zij zullen mijn zoon ontzien’ (vers 6, NV51). Maar zelfs deze laatste hoop gaat in rook op. ‘Zij grepen hem vast en doodden hem en gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard.’ Zo ging het met Jezus. Door de joodse leiders verworpen en gedood buiten Jeruzalem. Jezus werd door zijn Vader naar de aarde gestuurd, maar hij moest dat met de dood bekopen.

 

Toch was dat niet onvoorzien. Jezus’ dood was niet een noodlottig ongeluk. God wist dat het zo zou gaan, het was zelfs het plan. In Handelingen 2:23 staat over Jezus dat Hij ‘overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd.’ Het is belangrijk om die bedoeling van God te zien. Enerzijds wilde God de leiders van zijn volk een laatste kans geven om hun ontzag voor Hem te laten zien. Dat gebeurt niet. Anderzijds wil God de dood van zijn Zoon in de plaats stellen van de dood van de mens. Jezus moest zijn gang naar de aarde met de dood bekopen om ons te kunnen kopen. Openbaring 5 vertelt hoe ‘de leeuw uit de stam van Juda’ even later gezien wordt als ‘een lam’. Dat verwijst naar Jesaja 53:7 waar staat dat de dienaar van de Heer als een lam naar de slachtbank wordt geleid. Jezus heeft zich laten doden. Hij heeft zich opgeofferd. De sporen van de slachting zijn zichtbaar, Johannes ziet dat het lam er uit zag ‘als een lam dat geslacht was.’ Tegelijk is ook te zien dat het overwonnen heeft: het staat. Dat is uniek, een lam dat na de slachting overeind staat. Vernedering gevolgd door verhoging, de heerschappij als gevolg van het offer, het komt hier in één beeld samen.  Jezus, de Zoon van God ging -gestuurd door zijn Vader- naar de aarde. De leeuw werd lam om naar Gods plan mensen te kopen. Mensen die krijgsgevangen gemaakt waren door de duivel. Sterker nog, mensen die zich vrijwillig hadden overgegeven aan de duivel.

 

Bij het woord betalen in v/a 1 zijn daarom twee lijnen te volgen. Er moet betaald worden aan God, de menselijke schuld bij Hem moet voldaan worden. Jezus’ sterven komt in onze plaats, zo wordt onze bloedschuld voldaan. Maar er moet ook betaald worden aan de duivel. Denk aan die handelsagent die slavenmarkten afgaat op zoek naar mensen die hij kan terugbrengen naar hun vaderland. Maar de duivel zal mensen niet vrijwillig verkopen. Jezus moet voor hen vechten, Hij moet hen ontzetten uit de macht van de satan. In 1 Petrus 1:18-19 worden deze beelden in elkaar geschoven. Petrus schrijft daar aan christenen: ‘U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met het kostbare bloed van Christus, als dat van een lam zonder smet of gebrek.’ Opvallend genoeg betreft de loskoop hier niet een betaling aan God of satan, maar een loskopen uit ‘een zinloos leven’. Het is de leegheid van een leven waar God niet in is. En het is de leegheid van een leven waarin de duivel zijn ruimte pakt. Juist uit die dodelijk combinatie koopt Jezus je vrij. De loskoop betreft de doorbreking van de vloek: de leegheid die satan zo graag invult eruit, Gods volheid erin.

 

Dus de troost van het eigendom zijn van Christus, het houvast dat dit geeft, het geluk dat het brengt, zit vast op Gods liefde. God gaf in liefde zijn Zoon aan een wereld die klaar stond Hem te doden en zich van Hem af te maken. God wil ons, zijn ontvoerde kinderen, zo graag thuishalen dat hij zijn eigen Zoon als handelsagent op pad stuurt, die ons niet met geld maar met zijn leven moet kopen. In Openbaring 5 wordt Jezus hierom bezongen. Volgens Openbaring 5:9 heeft Jezus drie dingen gedaan: 1) Hij heeft zich laten slachten, 2) door dat te doen heeft Hij mensen gekocht, en 3) deze gekochten heeft Hij  tot een volk gemaakt voor zijn Vader. Omdat Jezus dit gedaan heeft verdient Hij het om de hemelse boekrol te openen. De boekrol waarin de bevrijding van Gods volk wordt beschreven. Wanneer die rol opengaat krijgt hun bevrijding vorm. Gods kinderen zijn op weg en zullen thuiskomen.

 

Hoe je eigendom van Christus wordt

We hebben nu ontdekt hoe je eigendom van Christus werd, daar zit Gods liefde achter. Vanuit zijn liefde stuurt God zijn geliefde Zoon op pad. Maar nu is het ook belangrijk dat je eigendom van Christus bent. Keken we net vanuit Gods kant, nu gaan we vanuit onze kant kijken. Is, wat mogelijk is geworden door het kruis van Christus, ook werkelijkheid in jouw leven? Ik zou ook kunnen zeggen: het is niet alleen belangrijk dat je weet wat de troost is van het eigendom van Christus zijn, maar belangrijk is ook dat jij eigendom van Christus bent. En dat je dat geluk ook voelt en ervaart in je leven.

 

Dat mensen eigendom van Christus kunnen worden komt door de dood van Christus tweeduizend jaar geleden. Die hoge prijs maakt het geluk al voelbaar, je proeft Gods liefde daarin. Die hoge prijs helpt je ook om te geloven in Gods bewaring: er zal geen haar van je hoofd vallen buiten God om. Maar na Christus’ kruisdood moesten mensen door de tijd heen, en moeten mensen in het heden, eigendom van Christus worden. Dat is van levensbelang. In het beeld van de handelsagent: ga jij naar huis of blijf je in krijgsgevangenschap? Of nog wat anders gezegd: heb jij deel aan Christus en aan de verlossing door zijn bloed?

 

Dus hoe worden mensen in de tijd na Golgota eigendom van Christus? Hoe worden mensen vandaag eigendom van Christus? Het antwoord is: door het geloof. Geloof dat de Geest van Jezus bewerkt. Dat doet Hij door mensen in aanraking te brengen met Gods Woord waarin Hij zijn reddende liefde bekend maakt. V/a 2 van de Catechismus zegt: ‘Wat moet je weten om door deze troost gelukkig te leven en te sterven?’ Oftewel, hoe wordt die troost, dat geluk in je leven waaraan je je kan optrekken, realiteit? Voor God maar ook voor jou? Dat het voor God een realiteit wordt betekent: in Christus is er voor jou een plek om thuis te komen. Dat het voor jou een realiteit wordt betekent: het helpt je ook echt om in verdriet en zorg moed te houden en op God te vertrouwen. Antwoord 2 zegt dat de troost van v/a 1 een realiteit in je leven wordt als je drie dingen weet: hoe groot je zonden en ellende zijn, hoe je daarvan verlost wordt en hoe je God voor zo’n verlossing dankbaar moet zijn.

 

Nu is het lastige, wat houdt dat ‘weten’ in, gaat het dan over kennis? Ja maar niet alleen kennis uit de Bijbel. Zeker, de Bijbel leert je daar veel over. De Bijbel laat je zien hoe diep de kloof is tussen God en jou, laat je zien hoe heilig God is en hoe onheilig jij bent, de Bijbel leert je wat God verbiedt en gebiedt. De Bijbel moet me dat wel leren want ik verkijk me daar gemakkelijk op. Bovendien ben ik geneigd het te verdoezelen en te verkleinen. Maar naast de Bijbel is er ook mijn eigen ervaring. Weten dat mijn zonden en ellende groot zijn is namelijk niet iets van één keer en dan weet ik het wel. Want mijn zonden zijn er elke dag. En het leven op aarde breekt me ook elke dag op. Ik heb er dus niet genoeg aan om dat één keer geleerd te hebben. Het is iets dat in beweging is, het neemt nog telkens toe. Nieuwe zonden en zonden waar ik maar niet vanaf kom maken mij opnieuw verdrietig. Drukken mij naar beneden in angst en eenzaamheid en verwijderen mij van God. Maar dan heb ik op dat moment troost nodig. Die ontvang ik door op dat moment te grijpen naar de verlossing door Christus. Ik weet dat uit de Bijbel maar nu wordt het werkelijkheid. Aan mijn verlossing wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Op dat moment geeft God mij zijn liefde en daarmee geeft Hij mij houvast, troost en geluk. Ik mag me optrekken aan zijn liefde door stil te staan bij de grootte daarvan: Hij stuurde zijn Zoon naar de aarde wetend wat Hem daar te wachten stond. Wanneer je zo Gods verlossing ervaart komt er dankbaarheid op in je hart, komt het naar buiten door je mond en handen als teken van de echtheid van dit alles. Doordat ik weet hoe ik mijn dankbaarheid moet laten zien en horen, en doordat ik in mijn hart de wil opmerk om die dankbaarheid vorm te geven, wordt de troost en bemoediging die God mij wil geven realiteit.

 

Het weten van v/a 2 is dus een ‘leven uit’ die dingen. Leven uit ellende, verlossing en dankbaarheid. Ze zijn als de drie zijden van een driehoek, de driehoek van het geloof. De ene zijde kan niet zonder de andere zijde. De drie zijden van het geloof kunnen niet zonder elkaar, het is een samenhangend geheel waar je je leven lang op zult moeten blijven oefenen. Onderzoek jezelf maar hoe je daar mee bezig bent: ervaar jij de troost, het geluk van Zondag 1? Wat is dat belangrijk. Want dat maakt duidelijk hoe je voor God staat. Dat maakt duidelijk of je op weg bent naar huis. Een reis die je alleen kunt maken als eigendom van Jezus Christus. Amen.