Vrucht en gaven van de Geest
8 juni 2025
Wat het betekent dat de Geest de heilige is.
Lezen: 1 Korintiërs 12:1-11 en Galaten 5:22-23a
Tekst: 1 Petrus 1:15, HC v/a 51a en v/a 55
Vandaag vieren we Pinksteren. We vieren de uitstorting van de heilige Geest. Hij kwam in overdaad. Hij werkt in overdaad. Het is veel, het is krachtig. ‘Uitstorting’, het woord zegt het al. Vanmiddag wil ik aandacht geven aan het feit dat de Geest de heilige is. Wat zegt dat over Hem?
Heilig wil zeggen: apart gezet. Onderscheiden van andere. Anders dan de rest. Heilig wil ook zeggen: bestemd voor, ten dienste staan van. Dit past op God. God is heilig. Hij is anders dan al het andere. Hij is onderscheiden van alle andere zogenaamde goden. En Hij is ook echt anders dan mensen. God is heilig. Maar het woord heilig past ook op mensen. Wie heilig is, is bestemd voor God, staat ten dienste van God. Deze mensen zijn daarmee ook anders dan de rest. Dat ze bestemd zijn voor God onderscheidt hen van andere mensen.
Dus heilig is: apart gezet, onderscheiden van andere, bestemd voor. In 1 Petrus 1:15 wordt het heilige van God en het heilige van mensen aan elkaar verbonden. De apostel zegt tegen de gemeente: ‘Leid een leven dat in alle opzichten heilig is, zoals Hij die u geroepen heeft heilig is.’ En dan volgt een citaat uit Leviticus 11:45 waar de Here zegt: ‘Wees heilig, want Ik ben heilig.’ Dat zei de Here indertijd tegen de Israëlieten. Dit is dus niet iets nieuwtestamentisch, maar dit is iets wat de Here al heel lang van mensen vraagt.
Maar wat betekent ‘Wees heilig, want Ik ben heilig’? Betekent dit dat we op God moeten lijken? Dat we heilig moeten zijn zoals God heilig is? Aan de ene kant zegt ik: ja, God wil dat mensen bij Hem passen. Tegelijk denk ik: nee, er blijft verschil tussen God en mensen. Maar daarmee is het alleen maar meer. Is het mooier en dieper. God wil dat mensen hun leven bestemmen voor Hem, dat mensen hun leven in zijn dienst stellen, omdat Hij als God anders is dan al die goden die mensen zich maken. De oproep die de apostel Petrus doet is: bestem je leven voor God, die anders is dan alle andere goden. Daarmee gunt God ons het echte geluk. Namelijk, leven met een echte God.
En de heilige Geest heeft hier een grote rol in. Want het lukt ons niet alleen. Het lukt ons niet zelf om ons leven voor God te bestemmen. Dat de Geest de heilige is duidt niet op zijn aard maar op zijn werk. De Geest heet niet de heilige omdat Hij apart gezet is of bestemd is voor God. Nee, het is zijn werk om apart te zetten. Het is zijn werk om mensen te bestemmen voor God. En daar gaan we het vanmiddag over hebben. De Geest die uitgestort werd is de heilige. Hij bestemt mensen voor de enige, echte God.
Dat doet de Geest op twee manieren, met vruchten en gaven. Over de vrucht (enkelvoud) van de Geest gaat het in Galaten 5:22-23a. Over de gaven van de Geest gaat het (voornamelijk) in 1 Korintiërs 12, Romeinen 12 en Efeziërs 4. Nu worden de gaven en vruchten nog wel eens op één hoop gegooid. Daarom wil ik eerst een overzicht geven van het verschil. En dan kom ik straks weer op wat hen verbindt.
Er worden in de teksten die ik net noemde in totaal zo’n twintig gaven van de Geest genoemd. Profetie, dienen, onderwijzen, troosten, geven, leiding geven, medelijden tonen, wijsheid, kennis, geloofskracht, genezen, wonderen, onderscheiden van geesten, tongentaal, vertolking van tongentaal, apostel, helpen, besturen, evangelist en herder. Vanuit andere teksten zou je nog kunnen aanvullen met de gaven van ongehuwd zijn, vrijwillige armoede, martelaarschap en gastvrijheid. Wat betreft de vrucht van de Geest is het gemakkelijker, is het een iets korter rijtje, Galaten 5:22-23a heeft het over: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Misschien nog even waarom dat dan een enkelvoud is: vrucht duidt op resultaat, opbrengt. Het resultaat van de inwerking van de heilige Geest op een mens zijn die negen dingen.
Wat onderscheidt vrucht en gaven? Je zou kunnen zeggen: de gaven van de Geest worden aan de gemeente gegeven. Aan mensen binnen de gemeente. Maar er wordt heel nadrukkelijk bij gezegd: jij staat met je gave ten dienste van de gemeente, ten dienste van de opbouw van de gemeente. De gaven verschillen ook van persoon tot persoon. De een heeft dit, de ander dat. En dat moet aanvullend worden ingezet. Vandaar dat ik zeg: de gaven worden eigenlijk aan de gemeente als geheel gegeven. En deze gaven hebben hun plek tot de wederkomst van Jezus, daarna zijn ze niet meer nodig.
Kijk je naar de vrucht van de Geest dan moet je zeggen: dat is meer gericht op de persoonlijke vernieuwing van je mens zijn. De Geest wil ze dan ook alle negen in ieder mens werken. Want deze dingen -liefde, vreugde, vrede etcetera- geven ruimte aan het samenleven van mensen. En het samenleven van de mens met God. En deze vrucht, deze opbrengt groeit op de bodem van Gods genade. Wie denkt vanuit ‘recht hebben op’ vervalt tot ontucht, zedeloosheid, losbandigheid, afgoderij, tweespalt, jaloezie, alle dingen die in de verzen 19-21 genoemd worden. Maar als je ontdekt hebt dat je nergens recht op hebt, als je ontdekt hebt dat alles in jouw leven genade is, dan groeit er liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. En dat gaat mee de eeuwigheid in. Deze dingen heb je nou precies nodig voor de samenleving van Gods koninkrijk.
Tot zover het verschil tussen de gaven van de Geest en de vrucht van de Geest. Wat hen verbindt is dit: met beiden wil de heilige Geest ons leven bestemmen voor God. Ons heiligen. Ons leven zo vormen dat het ten dienste staat van God. Van de God die zelf heilig is, wat dus wil zeggen: die onderscheiden is van alles wat wij god maken. Want dat de ellende waarin wij leven. Wij leven in een wereld die losgeraakt is van God. Daarmee is de mens zijn bestemming kwijt geraakt. Veel mensen hebben geen idee waarvoor ze op aarde zijn. Voor de een betekent dit dat het leven zinloos is, een ander maakt zichzelf tot god en roept zichzelf uit tot de bestemming van alles. Wij leven in zo’n wereld. Dat heeft invloed op ons. Daar komt nog iets bij: het zit ook in ons. De zonde zit in ons. Dat is dat denken vanuit ‘recht hebben op’. Het is het omgekeerde van genade. Maar die twee dingen- de wereld die zijn bestemming is kwijtgeraakt en de zonde in ons- maken het heel moeilijk om ons leven weer op God te richten. Om in te zien dat ons leven voor Hem bestemd is. Daar willen we niet aan. Wij bestemmen ons leven liever voor onszelf: ik moet er wat aan hebben. Daar moet de Geest dus doorheen breken. Daar is veel kracht voor nodig. Daarom is Hij uitgestort in overdaad.
En dan zijn er dus twee sporen waarlangs de Geest ons leven weer in Gods dienst wil stellen. Dat doet Hij door gaven te geven en door vrucht te bewerken. De vrucht van zijn werk in mensen is dat hun persoonlijk leven vernieuwd wordt. Ze gaan weer liefhebben. Ze hebben een hele basale vreugde in hun leven. Ze zijn uit op vrede met hun medemens. Ze gaan geduldig met anderen om, etcetera. Dit is een groeiproces waarvoor we de Geest nodig hebben. Levensheiliging is dat wijzelf uit het middelpunt van ons leven worden gehaald. Daarnaast geeft de Geest gaven in de gemeente. Om de gemeente op te bouwen tot een veilige plek, veilig voor de invloed van de wereld. Wij leven in zondige wereld. Om daarin staande te blijven schieten onze natuurlijke krachten tekort. Daarom geeft de Geest gaven in de gemeente die uitstijgen boven wat mensen zelf kunnen of zouden doen. Maar dat betekent dat je als christen de gemeente nodig hebt. Bedenk wat er op het spel staat: de bestemming van je leven. Leef jij voor God of voor jezelf? Komt jouw leven uiteindelijk uit bij God of gaat het bestemmingloos ten onder? De heilige Geest werkt langs twee sporen: vrucht in je persoonlijk leven en gaven in de gemeente. Je hebt beide nodig.
Nu wil ik op dit punt in de preek toch nog even terug naar een verschil tussen de vrucht van de Geest en de gaven van de Geest. Dat is dit, dat wij over de vrucht van de Geest nauwelijks discussiëren maar over de gaven van de Geest des te meer. Over de gaven van de Geest is nogal wat verschil van inzicht. Tussen kerken en tussen christenen. Dat geeft verwarring. Wat is profetie en bestaat die gave nog? Zou elke christen in tongentaal moeten spreken? Bestaat de gave van genezing nog? Dat laatste is een discussie die mensen heel persoonlijk raakt. Wie ziek is wil toch graag genezen? Als dat rijtje van gaven wordt voorgelezen triggert dat gelijk. Hier valt veel over te zeggen. Ik probeer het kort te houden. Soms wordt er gezegd dat die bijzondere gaven hoorden bij de kerk van het begin. Ik denk eerder: die bijzondere gaven geeft de Geest op het snijvlak van geloof en ongeloof, waar geloof en ongeloof elkaar raken. Voor de kerk van het begin gold dat de hele tijd. Nu zou dat meer op het zendingsveld zijn. Of in Arabische landen waar christendom en islam elkaar raken. Of op plekken waar christendom en boeddhisme elkaar raken. Maar goed, dan zouden de bijzondere gaven ook in Europa weer op zijn plek zijn want hier raken geloof en ongeloof elkaar ook steeds meer. Ik denk hierbij aan wat er in Hebreeën 2:4 staat. In de verzen daarvoor gaat het over de verkondiging van het evangelie met woorden, en dan staat er in vers 4: ‘Ook God zelf getuigde daarvan, door tekenen en wonderen en allerlei grote daden te verrichten, en door overeenkomstig zijn wil steeds de heilige Geest te schenken.’ Vanuit het Nieuwe Testament zou je de bijzondere gaven van de Geest, zoals genezing en wonderen, mogen verwachten op die plaatsen waar de verkondiging met woorden extra ondersteuning nodig heeft.
Tegelijk is dit iets wat de Geest bepaalt. De gaven van de Geest blijven van de Geest. Ze worden geen eigendom van mensen. In 1 Korintiërs 12:11 lazen we: ‘Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals Hij wil.’ Ik denk dat we als kerk en als christenen moeten oppassen voor zowel onderwaardering als overwaardering van de gaven van de Geest. Onderwaardering is dat je de Geest voorschrijft wat Hij wel en vooral niet meer doet. Zeggen dat God nu niet meer geneest is niet aan ons. In het geloof staan we juist open voor het ongedachte, voor Gods kracht, voor de kracht van de heilige Geest. Daar moeten we het van hebben willen we onze bestemming herkennen en bereiken. Aan de andere kant is overwaardering van de Geest dat je de Geest voorschrijft dat Hij altijd alle gaven in een gemeente moet geven. De grootste gave die de Geest geeft is nog altijd geloof. Voordat Paulus zijn opsomming begint in 1 Korintiërs 12 zegt hij: ‘niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer,’ behalve door toedoen van de heilige Geest.’ Bedenk dat de gaven van de Geest middelen zijn. Middelen die eens niet meer nodig zijn. Middelen die de Geest vrijmachtig kan inzetten voor dat ene grote doel, dat wij onze bestemming vinden in God. In Hebreeën 12:14 staat: ‘leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien.’ Een heilig leven leiden is leven met je bestemming voor ogen: ik ben apart gezet voor God.
In dat kader wil ik nog een enkele opmerking maken over genezing. Je mag ernaar verlangen, dat is heel natuurlijk. Ziekte en dood hoorden niet bij Gods originele schepping. Dus ergens is het ook Gods verlangen dat wij in een gezond lichaam leven. Het is ook Gods belofte voor de toekomst: ‘er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn’ (Openbaring 21:4). Tegelijk wijst het Nieuwe Testament ons op de betekenis van lijden nu. Het is de route naar Gods koninkrijk. Dat was voor Jezus zo (Lucas 24:26), maar het geldt ook voor ons (Handelingen 14:22, zie ook Matteüs 10:22, 2 Tessalonicenzen 1:5, 1 Petrus 5:10). Je mag bidden om genezing, de Bijbel kent daar genoeg voorbeelden van. Of God het geeft is aan Hem. Tegen de apostel Paulus zei God: ‘Je hebt genoeg aan mijn genade,’ want mijn kracht wordt juist zichtbaar wanneer jij zwak bent. En zijn troosten en medelijden niet gaven die de Geest aan de gemeente geeft? Waar is dat voor nodig als God iedereen zou genezen? Ook hier zullen we elkaar aanvullen: in de gemeente mag het niet zo zijn dat je ziek bent zonder getroost te worden.
Welke concrete aanwijzingen komen bovendrijven uit het evangelie van vanmiddag? Allereerst: bid om persoonlijke vernieuwing. Vraag om liefde, vreugde, vrede, geduld etcetera. Bid dat de Geest dat in je werkt. Onderzoek daarvoor Gods genade, dat is de voedingsbodem waarop de vrucht van het nieuwe leven groeit. Het tweede is dit: neem je plek in de gemeente in. De Geest geeft zijn gaven aan de gemeente. Zet ook je eigen gaven in binnen de gemeente. De gaven zijn bedoeld op de gemeente op te bouwen zodat het een veilige plek is in deze wereld om je bestemming te leren kennen en daarnaar te gaan leven. Al vanaf schepping en zondeval is God bezig met de bestemming van de mens: dat je leeft met en voor de enige echte God. Bij Pinksteren heeft dat zijn laatste, finale boost gekregen. De Geest is de heilige. Amen.