Waarheid en genade

11 november 2012

Spreek jij de waarheid of gebruik je leugens? De mate waarin je liegt is een spiegel van de mate waarin je leeft van genade. Wie de waarheid van genade in Christus kent heeft de leugen niet meer nodig.

Lezen: Efeziërs 4:17-5:20

Tekst: Zondag 43

Voor deze preek over het 9e gebod gebruik ik dezelfde opzet als bij het 8e gebod. Ik stelde toen 4 vragen:

 

Waar wordt dit gebod concreet in ons leven?

Waar zit Christus in dit gebod?

Waar moet onze bekering zitten?

Hoe -en waartoe- vernieuwt Gods Geest ons met betrekking tot dit gebod?

 

Volgens mij was dat wel een praktische en begrijpelijke opzet, als ik tenminste afga op de reacties die ik daarop kreeg.

 

Goed, eerste vraag:

Waar wordt het 9e gebod concreet in ons leven?

 

Het gaat in het 9e gebod over waarheid en onwaarheid. Spreek ik de waarheid of niet. Dat laatste noemen wij liegen. Stel je komt op school en je hebt je huiswerk niet gemaakt. Kan gebeuren toch? Maar wat zeg je dan? ‘Meneer, mijn boek was weg.’ ‘Mevrouw, mijn broertje zat de hele avond op de computer.’

 

Of je komt vrijdagavond later thuis dan je ouders hadden gezegd: ‘Ik was de tijd vergeten.’

 

Of je hebt een dikke onvoldoende voor een repetitie want je had geen zin in leren. Maar tegen je moeder zeg je: ‘Hij vroeg allemaal dingen die we niet behandeld hadden.’

 

En soms is het ook nog wel voor een deel waar. Je moest even zoeken naar je boek, je broertje zat een tijd op de computer, je schrok toen je op vrijdagavond op je horloge keek, en in die repetitie zaten een paar vragen die niet in de les aan de orde waren geweest. Je vertelt een halve waarheid. Je gebruikt een smoes. Waarom doen we dat? En niet alleen jongeren doen dat hoor. Dat doen volwassenen net zo goed. Je komt iemand tegen in de supermarkt die een praatje begint, maar omdat je daar niet zo’n zin in hebt zeg je: ‘Sorry, maar ik ben heel druk’. Waarom doen we dat, een smoesje, een halve waarheid? Ja, vaak om onszelf te redden uit een lastige situatie. Om te voorkomen dat we straf krijgen, of van onze ouders op onze kop. We willen de volgende vrijdagavond weer uit en als ik de waarheid zeg -dat ik expres te laat ben weggegaan omdat het zo leuk was- ja dan kan ik dat wel vergeten. Dus zo’n smoes levert me voordeel op. En ik bedek iets slechts, namelijk dat ik gewoon ongehoorzaam was. En vaak hebben je ouders dat ook heel goed door. Maar als jij volhoudt dat je de tijd vergeten was, ja wat moeten ze dan? In je hart voel jij je er ook niet helemaal goed bij, hoop ik dan maar. Je zult vaak voelen dat het afstand geeft. Liegen verstoort de relatie, want je gaat voor jezelf.

 

En dat is ook de achtergrond van roddel. Kletsen over iemand. Dat gebeurt op scholen, op het werk, in de kerk, bij sport, op tv, het gebeurt overal. En je kunt over iemand kletsen zonder te liegen. ‘Heb je haar kleren gezien, dat is echt niet meer in de mode.’ En het kan waar zijn. Dus je liegt niet. Je sluit die ander wel uit. Je wilt niet dat je vriendinnen haar leuk vinden of haar in de groep toelaten. Waarom niet? Diep in je hart ben je bang. Dat jouw plekje in de groep minder sterk wordt. Dat jij minder aandacht krijgt wanneer die ander erbij komt.

 

In de kerk gebeurt dat ook. ‘Hij is niet zo voor verandering.’ Of omgekeerd: ‘Ze willen alleen maar verandering om de verandering.’ Hoor je het: ‘ze’, ik niet, ik hoor daar niet bij. En het kan nog waar zijn ook, iemand is niet zo voor verandering. Maar waarom moet jij dat aan een ander vertellen? Zou je dat ook doen wanneer hij of zij erbij staat? Dat moet je je eens afvragen: wat ik nu over die ander vertel, zou ik dat ook doen wanneer hij of zij erbij stond? Als we over iemand praten die in dezelfde ruimte is proberen we in de gaten te houden of hij of zij niet onze kant op komt. Gebeurt dat toch dan valt ons gesprek plotseling stil, tot hij of zij weer voorbij is.

 

Waarom doen we dit? Een ander zwart maken, verdacht maken. Waarom zit dat zo diep in ons? Paulus noemt dat trouwens de oude mens in Efeziërs 4:22. Hij zegt: dat moet je opgeven. Stop daarmee. En dan zegt hij iets opvallends: die oude mens gaat te gronde aan bedrieglijke begeerten. Je denkt dat je de ander aan je bindt door samen over die broeder of zuster te kletsen. Door hem of haar verdacht te maken wil je voorkomen dat je gesprekspartner contact zoekt met die ander, relatie heeft. Zodat hij of zij alleen lekker met jou is. Roddel, kletsen over elkaar breekt de relatie, breekt de verbondenheid. Daarom noemt Zondag 43 het ook ‘echt duivelswerk’. Het breekt de banden tussen mensen af. In de kerk, maar ook in een klas, of op de sportclub of op het werk. En het breekt niet alleen de relatie met degene over wie gepraat wordt, ten diepste breekt het ook de relatie tussen de roddelaars zelf. Want wie garandeert mij dat jij niet net zo goed over mij kletst als ik er niet bij ben? En zal ook de kwaadspreker zelf zich niet voortdurend druk maken over de vraag of zijn toehoorders toch niet ook contact zoeken met die ander? Achter die honger naar volgers zit een hele diepe eenzaamheid.

 

En de apostel Paulus wijst dat aan in Efeziërs 4. Hij laat ons zien waar liegen vandaan komt. Kort gezegd komt het hierop neer: wij liegen omdat we verlangens hebben die we niet zouden moeten hebben. En de reden dat we deze verlangens hebben is omdat we bedrogen zijn over wat goede verlangens zijn.

 

Ik ga dat uitleggen met een paar voorbeelden. Denk eens aan Ananias en Saffira (Handelingen 5). Zij verkopen een stuk land, geven een deel van het geld aan de apostelen, maar doen daarbij alsof het de hele opbrengst is. Om deze leugen vallen ze dood neer. Weet u waar zij naar verlangden? Naar aanzien. Ze wilden dat de rest van de gemeente zei: ‘Geweldig, die Ananias en Saffira zijn nog eens gul!’ En ze verlangden naar bezit, naar luxe, naar zorgeloos geld kunnen uitgeven. En beide waren verkeerde verlangens. De duivel had hen bedrogen over wat werkelijk verlangenswaardig is. Namelijk geliefd worden door God, en je de koning te rijk weten met zijn liefde. De duivel had hun verlangen naar waardering en rijkdom net een kwartslag gedraaid. In plaats van hun waardering bij God te zoeken zochten ze die bij mensen. En in plaats van rijk te zijn met Gods liefde hadden ze hun hart gezet op de rijkdom van geld en bezit.

 

Door dit voorbeeld wordt duidelijk dat we liegen omdat we verlangens hebben die we niet zouden moeten hebben. En de reden dat we deze verlangens hebben is omdat we bedrogen zijn over wat goede verlangens zijn.

 

Ik geef nog een tweede voorbeeld. In het eerste voorbeeld speelde hebzucht een rol. Het willen krijgen van waardering door mensen en het willen hebben van geld en bezit. Beiden is hebzucht. Het tweede voorbeeld gaat over angst. Ook angst leidt tot liegen. Tot roddelen en kwaadspreken. Afgelopen week zei een catechisant: als mij op mijn niet-christelijke school wordt gevraagd of ik geloof, dan draai ik daar een beetje omheen: ‘Oh, ik geloof wel, maar niet zo streng hoor.’ En ik vermoed dat dit herkenbaar is. En dit is niet alleen iets wat jongeren moeilijk vinden. Waar je bang voor bent is dat je klasgenoten of collega’s of buren of teamgenoten anders naar je gaan kijken. Je bent bang voor spot, voor afwijzing, dat je eruit ligt. Maar wat is dan je verlangen? Je verlangt naar een goed en comfortabel leven hier en nu te midden van de mensen om je heen. Je denkt misschien ook dat God je dat wil geven. Maar je bent bedrogen! God belooft een goed en comfortabel leven straks, en in relatie met Hem.

 

We hebben nu gezien waar het 9e gebod concreet wordt in ons leven. Ik ga naar de tweede vraag:

Waar zit Christus in dit gebod?

 

Allereerst zien we dat Hij de consequentie aanvaardt van wat God in het paradijs had gezegd. God had tegen de mens gezegd: ‘als je van die boom eet zul je sterven’. Adam komt direct met een smoes: ‘De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan heeft mij vruchten van de boom gegeven, en toen heb ik ervan gegeten.’ Maar Jezus Christus buigt zich onder de waarheid van Gods Woord. Hij komt niet met smoesjes maar Hij aanvaardt ten volle de consequenties. Want zijn verlangen is zuiver, Hij verlangt naar de liefde van zijn Vader. En daarom bedekt Hij niet wat fout ging, maar ondergaat Hij de straf zodat er verzoening is.

 

En voor ons betekent dit dat wij de leugen niet meer nodig hebben. Wie de waarheid in Christus kent heeft de leugen niet meer nodig. Wanneer wij liegen doen we dat om onszelf uit een lastige situatie te redden. Of omdat we ons schamen voor onze verlangens. Of om te voorkomen dat we straf krijgen. Of omdat we bang zijn dat we eruit liggen. Of om onszelf te bevoordelen. En dus passen we de waarheid aan, verdraaien we de waarheid of vlakken de waarheid een beetje af. Maar als je gelooft dat Christus je redt, waarom zou je dan door te liegen jezelf proberen te redden? Als je gelooft dat Christus jouw straf wil dragen, waarom zou je dan nog door liegen proberen je fouten te bedekken? Als je gelooft dat Christus je aanvaardt, waarom zou je dan nog bang zijn dat anderen je laten vallen wanneer ze de waarheid over jou kennen? Als je geloof dat Christus je deel geeft aan de rijkdom van Gods liefde, waarom zou je dan nog proberen door liegen en bedriegen jezelf te bevoordelen? Ik denk dat wij vaak liegen omdat we niet durven te leven van genade. En onze medemens kan ook bar ongenadig zijn. Door de waarheid keihard te veroordelen. Als ik eerlijk zeg dat ik ergens in gefaald heb en ik word ongenadig afgebrand, dan houd ik voortaan mijn mond. Let erop dat je als ouders lieggedrag kunt oproepen en versterken. Hoe ga jij om met een moeilijke en pijnlijke waarheid? Maar dat geldt ook voor onszelf: durven wij te vertrouwen op Gods genade, op zijn liefde, op zijn beloften van redding en vergeving? Durven wij daar zo op te vertrouwen dat wij openheid geven over de waarheid over ons falen en tekortschieten?

 

Paulus schrijft ergens (2 Korintiërs 1:19-20): ‘Christus belichaamt het ja. Hij was niet iemand die ja zei en nee bedoelde. In Hem -in Christus- worden alle beloften van God ingelost.’ Dus Jezus hield zich aan het 9e gebod; nou zal dat ons niet zozeer verbazen. Maar wie kijkt naar Jezus en naar zijn leven en werk op aarde, die ziet ook dat de Vader trouw is. God had beloofd de wereld te redden: dat doet Hij door Jezus. God had beloofd de vrede met de mens te herstellen: dat doet Hij door Jezus. God had beloofd weer onder de mensen te komen: dat doet Hij door Jezus. Daarom zegt Paulus: ‘In Christus worden alle beloften van God ingelost’. Je kunt op God vertrouwen als Hij redding aanbiedt. Je kunt op God vertrouwen als Hij je zijn liefde belooft. Je kunt op God vertrouwen als Hij zegt dat Hij je zonden wil vergeven door Jezus’ bloed. Daarom: kijk naar Jezus Christus en ontdek dat je geen leugens, geen halve waarheden en geen kwaadsprekerij meer nodig hebt.

 

Waar moet dan onze bekering zitten?

Dat was de 3e vraag vanmiddag.

 

Met het woord bekering zitten we op het niveau van ons hart. En alleen wanneer er op het niveau van ons hart iets verandert gaat het ons lukken om te stoppen met liegen en lasteren. Alleen wanneer er op het niveau van ons hart iets verandert zal het ook lukken om het vol te houden om de waarheid te spreken.

 

Ik noem twee dingen waarvan we ons moeten bekeren. Het eerste is dat we onze zelfhandhaving opgeven. En in het verlengde daarvan onze trots. En bij bekering gaat het erom dat je je niet alleen van iets afkeert, maar dat je je ook uitstrekt naar het tegenovergestelde. Bekering is omkering. Je ziet in dat je fout zit en gaat terug. Je maakt een draai van 180 graden. En zo is het ook met die zelfhandhaving. Je krijgt door dat je het ondanks al je eigen inspanningen niet redt in het leven, je hebt hulp nodig. In plaats van te denken dat het leven een survival of the fittest is, wil je gaan leven van genade. In plaats van in de modus te zitten dat je jezelf overeind moet houden, wil je door God gedragen gaan worden.

 

Het tweede dat we moeten opgeven is dat we voor onszelf gaan. Dus bekering van ons egoïsme. Dat we onszelf in het middelpunt zetten. Dat we onszelf het belangrijkst vinden. En ook hier geldt: er komt iets anders voor in de plaats, het tegenovergestelde. Laten wij ons bekeren van gerichtheid op onszelf naar liefde voor onze naaste. De catechismus wijst daar ook op in Zondag 43. In het 9e gebod verbiedt de Here niet alleen de leugen waarmee we onze naaste kapot maken, maar God gebiedt dat wij met ons spreken gericht zijn op de eer en goede naam van onze naaste. Dat betekent ook dat je niet zwijgt wanneer een ander bij jou wordt zwartgemaakt. Dan zeg je: hou eens op met dit gepraat. Maar dat lukt alleen vanuit een hart dat de naaste liefheeft.

 

Hoe voltrekt deze bekering zich in ons? Antwoord: door verwondering. Ik heb dat breder uitgewerkt toen ik preekte over Zondag 33. Wij kunnen onszelf niet zomaar veranderen. De gerichtheid van ons hart kunnen wij niet zomaar veranderen. Dat is die oude mens waar Paulus het over heeft in Efeziërs 4. Maar Paulus geeft ook aan hoe je een nieuwe mens wordt. Door te kijken naar Christus. Door je over Hem te verwonderen. In hoofdstuk 4:21 zegt Paulus: ‘U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven (...) en dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden, door Jezus wordt duidelijk dat u de nieuwe mens moet aantrekken.’ Verwonder je over de liefde van Jezus voor God en mensen. Verwonder je over zijn trouw aan God en mensen. Verwonder je over zijn omgang met de waarheid van Gods Woord, en de leugens van de satan. Je zicht op Jezus maakt een ander mens van je. En wat is dit troostvol: in plaats van dat moeilijke gevecht tegen de leugen mag je je vooral inspannen om Christus beter te leren kennen.

 

Onze 4e en laatste vraag vanmiddag is:

Hoe -en waartoe- vernieuwt Gods Geest ons met betrekking tot dit gebod?

 

Daarmee zijn we toegekomen aan de concrete opdracht van het 9e gebod. Efeziërs 4:25 vat het kort maar krachtig samen: ‘Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar’. Daar wil de heilige Geest met ons uitkomen. Simpel, maar niet eenvoudig. Stoppen met liegen, smoesjes, halve waarheden en kwaadsprekerij. En juist wel de waarheid tegen elkaar zeggen. Dat laatste gaat verder dan in plaats van te liegen eerlijke antwoorden geven. Wat is de waarheid? De waarheid is dat er genade is in Christus! De waarheid is dat God redt. De waarheid is dat Hij zijn belofte om jou lief te hebben nakomt. Vertel die waarheid aan elkaar. En vertel dat niet alleen aan elkaar in de gemeente, maar vertel dat ook aan wie dat nog niet weet buiten de gemeente. Het 9e gebod heeft een hele sterke missionaire trek: de waarheid moet verteld worden.

 

Maar in Efeziërs 4:25 concentreert Paulus zich op de gemeente: ‘Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen.’ Wat heeft dat er nou mee te maken? Waarom is het juist in het lichaam van Christus zo belangrijk om de waarheid tegen elkaar te spreken? Dus dat we elkaar blijvend aan de waarheid van genade in Christus herinneren. Ja, allereerst omdat we in onze levens zien dat we toch nog weer liegen en kwaadspreken. En dat ontdekt mij eraan dat ik nog te weinig leef van genade. De mate waarin je liegt is een spiegel van de mate waarin je leeft van genade. Onthoud dat. Dus als je liegt, vraag je dan af waarom je op dat moment niet durft te leven van genade. Stel je liegt omdat je te laat thuis komt. Vraag jezelf dan af waarom je niet gewoon de waarheid vertelt: ik vond het zo leuk, ik ben langer gebleven. Je weet dat als je dat vertelt dat je dan straf verdiend hebt. Maar juist dat geeft de ruimte voor verzoening en vernieuwing, genadige vernieuwing van de relatie.

 

En als er één plek is om zo genade te leren dan is dat wel de gemeente. Omgekeerd geldt ook: als er één plek is waar de leugen het meest misstaat dan is dat in de gemeente die leeft van genade. Daarom maakt Paulus er een extra argument van. Vers 25 bevat het woordje daarom, en het woordje want. ‘Leg daarom de leugen af’, ja omdat je de waarheid van genade in Christus hebt leren kennen. ‘En spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen’, oftewel je bent aan elkaar gegeven om te groeien in het leven uit die genade. Wat past dit goed bij ons jaarthema: verbondenheid. Waar leugens en kwaadsprekerij verdwijnen, daar zal de verbondenheid gaan schijnen. Amen.