Waarom de Vader blij is met de doop van zijn Zoon
19 januari 2025
Houd je doop niet achter de hand, maar voor de aandacht.
Lezen: Marcus 1:1-13
Tekst: Marcus 1:9-11
Vroeger was het heel normaal, nu gebeurt het bijna niet meer: meerdere kinderen na elkaar in hetzelfde bad. De oudste eerst, die had dus schoon water, daarna de volgende en de volgende en de volgende (de gezinnen waren toen wat groter) tot en met het jongste kind, die als laatste in het toch wel wat vieze badwater van zijn broers en zussen zat. Misschien denk je als kind dat hier nu zit: gelukkig leef ik nu, je moet er toch niet aan denken!
Dit is wel wat Jezus doet: Hij stapt als oudste broer in het vieze badwater van al zijn broers en zussen. Hij doet dat ook nog terwijl Hij helemaal schoon is. Maar juist op dat moment zegt zijn Vader: Ik ben zo blij met jou! Het hart van God de Vader stroomt helemaal vol van blijdschap als Hij zijn schone Zoon in ons vieze badwater ziet stappen. Waarom?
Dat Jezus dat doet hebben we gelezen in Marcus 1. Zijn neef Johannes de Doper staat mensen te dopen in de Jordaan. Hij zegt: kom tot inkeer en laat je dopen om vergeving van zonden te krijgen (vers 4). En dan zegt het volgende vers: de mensen lieten zich dopen, ‘waarbij ze hun zonden beleden.’ Zo gaat dat een tijd door en dan komt ook Jezus naar de Jordaan. Ook Hij laat zich dopen door Johannes. Maar bij Hem gaat het anders dan bij zijn volksgenoten. Jezus belijdt niet zijn zonden. Dat kan Hij ook niet doen, want die had Hij niet. Twee andere dingen gebeuren juist wel: de Geest daalt als een duif op Jezus neer en Gods stem klinkt uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.’ Dat laatste had God over geen één van de daar gedoopte Judeeërs en Jeruzalemmers gezegd. Ook was op hen de Geest niet neergedaald.
Je moet het dus zo voor je zien: de zonden van Jezus’ volksgenoten worden afgewassen in de rivier. Het water wordt steeds viezer en troebeler -misschien ook wel letterlijk: al die voeten die modder omhoog werpen- en dan komt Jezus en Hij dompelt zich daarin onder. Jezus dompelt zich onder in de zonden van zijn volk. De Judeeërs en Jeruzalemmers gaan er vies in en komen er schoon uit, bij Jezus is het net andersom: Hij gaat er schoon in maar komt er vies uit. Al die achtergelaten zonden van zijn volksgenoten blijven kleven aan Hem. En als Jezus er dan uitkomt gaat de hemel boven Hem open. En dan komt de Geest als een duif naar beneden en zegt God de Vader: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.’
Nou vond ik vorige week ook vreugde in mijn zoon. Ik zeg dat alleen maar om duidelijk te maken wat die uitdrukking betekent. Mijn zoon stond vorige week hier op de preekstoel en ik zat onder zijn gehoor. Ik zat daar blij te zijn. Trots misschien ook wel, dat ik zijn vader ben: dit is nou mijn zoon, mensen, doet hij het niet goed? Dat is ongeveer wat de hemelse Vader voelt wanneer Hij Jezus uit het doopwater ziet komen: dat is nou mijn Zoon mensen, doet Hij het niet goed? Vader, Zoon en Geest hadden gezamenlijk besloten om de mensen te redden van hun zonden, van een leven geboeid door het kwaad. De Zoon zou daar een cruciale rol in spelen, Hij zou als mens geboren worden op aarde om de zonden van de mensen op Zich te nemen. Om kopje onder te gaan in de zonden van de mens, om daarin te verdrinken. Zijn doop in de Jordaan beeldt dat al uit: als je te lang onder water blijft sterf je. Voor de mensen die door Johannes gedoopt worden blijft het bij een teken, een symbolisch sterven. Maar Jezus’ doop was een program, een vooraankondiging, een profetie. Voor Hem zou het werkelijkheid worden. In Lucas 12:50 horen we Jezus zeggen: ‘Ik moet een doop ondergaan, en Ik word hevig gekweld zolang die niet volbracht is.’ Dan heeft Jezus het over zijn dood aan het kruis wanneer Hij zal worden ondergedompeld in lijden. Aan het begin van zijn werk op aarde stapt Jezus bewust de Jordaan in omdat Hij de dodelijke zonden van zijn volk op zich wil nemen. En dan zegt de Vader: dat is nou mijn zoon, mensen, doet Hij het niet goed?
Dat de heilige Geest als duif op Jezus neerdaalt onderstreept dat Jezus’ doop een vooraankondiging is van zijn lijden. De duif was een offerdier in Israël. In grote getale werden duiven in de woestijn van Juda gevangen om in Jeruzalem verkocht te worden voor de offerdienst. Een duif wordt ook vaak in verband gebracht met vrede, een vredesduif. Jezus’ werk op aarde is vrede brengen door het offer van zijn leven. De heilige Geest zal Hem hiervoor de kracht geven en hierop aansturen.
Tot zover wat er in de tekst staat. Ik ga twee praktische uitwerkingen geven. De eerste gaat over ons geliefd zijn door God, de tweede gaat over onze doop.
Wij geloven en wij zeggen tegen elkaar en onze kinderen: jij bent een geliefd kind van God. We koppelen dat overigens vaak aan de doop. Het wordt op kaarten gezet, op sleutelhangers en armbanden; ga maar kijken in de christelijke boekwinkel. Het is een uitspraak die op zich klopt, maar ook iets kwetsbaars heeft. Mogelijk is al die nadruk op ons kind van God zijn een reactie op een tijd waarin we vooral te horen kregen dat we zondaars zijn. Toch kriebelt het bij mij als ik zulke kaarten zie: ‘jij bent mijn geliefde zoon/dochter.’ Ik las op internet een verhaal van iemand die het direct aan Marcus 1:11 koppelt, onze tekst. Terwijl het daar nou net niet gezegd wordt. Van niemand van de Judeeërs en Jeruzalemmers zegt God: jij bent mijn geliefde kind, in jou vind Ik vreugde. God zegt dat juist alleen maar over zijn eigen Zoon. In het Oude Testament wordt van maar drie mensen gezegd dat ze geliefd zijn bij God: Samuël (1 Samuël 2:26), Salomo (Nehemia 13:26) en Daniël (Daniël 9:23). Misschien denk je ook nog aan David, ‘de man naar Gods hart’ (1 Samuël 13:14, Handelingen 13:22). In een preek daarover heb ik een jaar geleden gezegd: dat zegt meer over Gods hart dan over Davids hart. Gods kiest een onopvallend knulletje uit en maakt van hem een groot koning. Een mens naar Gods hart is iemand die nederig en onbetekenend is, zodat God in hem of haar zijn kracht en liefde kan laten zien.
Ben ik een geliefd kind van God? Ja, dat geloof ik. U en jij mag dat ook geloven. Voor je kinderen mag je dat geloven. Maar dat God van ons houdt heeft niets te maken met iets in ons. Gelukkig niet, want dan zou God helemaal niet van ons houden. Wij zijn geen lieverdjes. Zo worden we niet geboren. Gedurende ons leven maken we ons ook lang niet altijd geliefd. We doen stomme dingen, verkeerde dingen. We maken brokken in relaties. We schieten tekort tegenover God. We kiezen vaak voor onszelf, voor wat wij willen in plaats van dat we doen wat God een plezier doet. Dat God van ons houdt komt helemaal en alleen maar uit Hemzelf. Dat is onze redding. Alleen aan God de eer. Soli Deo Gloria. Het kwetsbare van de uitspraak ‘je bent een geliefd kind van God’ is dat Jezus geskipt wordt. Terwijl Hij nou net de kern van ons geloof is. Wij zijn alleen maar Gods geliefde kinderen ‘in Jezus’. Via Jezus. In zijn naam. Jezus is Gods geliefde kind, daar werd al op gehint in Psalm 2:7. In Jezus vindt God vreugde, daar werd al op gehint in Jesaja 42:1. Want Jezus doet alles wat God van een mens verwacht: Hij heeft zijn Vader volmaakt lief en Hij heeft zijn medemens volmaakt lief. Jezus gaat zelfs nog veel verder, Hij sterft onschuldig voor schuldige mensen. En dan zegt God de Vader: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.’
Dus jij bent ‘in Jezus’ Gods geliefd kind. Jezus is Gods geliefde kind, en als jij door geloof bij Jezus hoort geldt dat geliefd zijn door de Vader ook voor jou. In Efeziërs 1:5-6 schrijft de apostel Paulus: ‘Hij (God) heeft ons naar zijn wil en verlangen voorbestemd om door Jezus Christus zijn kinderen te worden, tot eer van de grootheid van Gods genade.’ Weet je wat er mis kan gaan als we voortdurend tegen elkaar zeggen: ‘je bent een geliefd kind van God’? Dat totaal onduidelijk wordt dat er iets van jou verwacht wordt. Nee, niet iets om Gods liefde waard te worden, dat zou een ramp zijn want dat gaat ons nooit lukken. Jezus was Gods liefde in alle opzichten waard, Jezus is Gods grote liefde. Van ons wordt gevraagd dat te geloven. Als we voortdurend tegen elkaar en tegen onze kinderen zeggen ‘jij bent Gods geliefd kind’ -met alle goede bedoelingen- dan is het niet gek dat we het belang van geloven niet meer begrijpen. Waarom zou je geloven als je toch al ‘Gods geliefd kind’ bent?
Hier zit ook iets rond de doop. Daar zou ik ook nog wat over zeggen. Laat me eens vragen: doe jij wat met je doop? Maarten Luther zei: ‘kruip elke dag uit je doop.’ Ik las op internet van een dominee die zei: ‘elke avond kruip ik in mijn doop, en elke ochtend er weer uit; ik rust in Gods doop.’ Ik denk dat onder ons, zoals we hier bij elkaar zitten, de doop vooral iets is van het begin van je leven. Wat je er daarna mee moet vinden we lastig. En dat doen we dus ook niet. We vatten de doop vooral op als iets moois wat we hebben meegekregen aan het begin van ons leven. Waar we ook dankbaar voor zijn, want die doop onderstreept Gods beloften voor ons: we zijn schoongewassen van onze zonden. Onze doop functioneert vaak net als die uitdrukking ‘je bent geliefd door God’. Mooi, bedankt. Dan is het dus af. Maar dat is het helemaal niet. Wat je dan vergeet is dat je doop aandringt op geloof en bekering. Het is dezelfde vergissing als dat God zondermeer van ons houdt. Nee, Hij houdt van ons in Jezus Christus. Skip Jezus nooit uit je relatie met God. Dat doet tekort aan de enorme liefde die Hij ons bewezen heeft: zijn offer. Dat God met die stem uit de hemel laat weten zo blij te zijn met de doop van zijn Zoon maakt zichtbaar wat belangrijk is in je geloof: vergeving van zonden door je geloof in Jezus. Je doop wijst je op de noodzaak elke dag je zonden te belijden. Op de noodzaak je elke dag tot Jezus te keren om te erkennen dat Hij Gods liefde waard is en met de vraag of jij daarin mag delen. Dat bedoelde Luther met ‘uit je doop kruipen’, dat je de betekenis van de doop een plek geeft in je leven.
Wat is dan de betekenis van de doop? God wil onze Vader zijn, Hij sluit zijn verbond met ons. Jezus wil onze zonden afwassen en de heilige Geest wil in ons werken. Waarom? Omdat wij dit nodig hebben. Denk nog even terug aan de doop zoals die in Marcus 1 beschreven wordt, de doop die de inwoners van Judea en Jeruzalem ondergingen. Dat is een beschamende doop. En een gevaarlijke doop. Als ik niet gered word, stik ik in mijn zonden. De doop is mooi en beloftevol van de kant van God, maar voor de dopeling is het iets om je voor te schamen. De meesten van ons hebben hun doop niet bewust meegemaakt, maar achteraf zou je je er toch om schamen? Zo onschuldig als ik er van buiten uitzag, zo schuldig was ik van binnen. Tenminste, dat werd over jou gezegd. Tegenwoordig roept dat ook de nodige weerstand op, het begin van het doopformulier: ‘in de ogen van God ben je vuil, belast met zonde, je bent al schuldig als je wordt geboren.’ Dat is ook over mij gezegd krap 50 jaar geleden. En het is nog waar ook. Toen schaamde ik me er niet voor, want ik was me er niet bewust van dat dit werd gezegd. Achteraf is het best wel beschamend.
Nu doen wij in onze kerk niet zoveel met een ‘doopgedachtenis’. Misschien heb je daar wel eens van gehoord in andere kerken. Een ritueel waarbij je stil staat bij je doop. Gelukkig staat de term doopgedachtenis wel in het derde, wat nieuwere doopformulier. Dan wordt er dit gezegd: ‘Samengekomen rond de doopvont worden we allen getuigen van de doop van dit kind en denken we aan onze eigen doop. Laten we ons dan niet schamen openlijk uit te komen voor ons geloof in Christus, want het evangelie is Gods reddende kracht voor allen die geloven.’ En dan volgt de apostolische geloofsbelijdenis. Dus het denken aan je eigen doop moet leiden tot de belijdenis van je geloof. Met de doop is het niet af. De doop drukt je met je neus op je zonden. Je hebt Jezus nodig, elke dag. Je moet je bekeren, elke dag. Dat het doopwater jou reinigt is omdat het Jezus doodde, niet omdat Hij zondig was maar omdat jij zondig bent. Jezus verdronk in ons doopwater. Daar was zijn Vader blij mee. En Jezus deed het met volle overtuiging en met de hulp van de Geest. Jouw doop dringt aan op het belijden van je zonden en het belijden van je geloof in Jezus.
In plaats van dat je je doop achter de hand houdt, moet je je doop voor de aandacht houden. Met ‘je doop achter de hand houden’ bedoel ik dat je niet zoveel doet met je doop, maar er wel van uitgaat dat je doop betekent dat God van je houdt en het dus wel goed zit. Maar je doop ‘voor de aandacht houden’ betekent dat je dagelijks bedenkt dat je Jezus nodig hebt. Dat je dat gelooft en erkent, daarvoor uitkomt tegenover jezelf en tegenover anderen: ik leef door Jezus. Of, met de woorden van Galaten 2:20: ‘ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven.’ De doop van Jezus in de Jordaan was programmatisch, een vooraankondiging van wat er in zijn leven moest gebeuren. Laat dat bij jou ook zo zijn. Dat je doop het programma voor je leven is, een vooraankondiging van wat er in je leven moet gebeuren. Namelijk dat je je vertrouwen stelt in Jezus Christus. Dat je erkent dat je het zonder Hem niet redt, dat je zonder Hem het leven niet zult overleven.
Dan is het uitzicht dit: wij zijn als gedoopten onderweg naar een blije God. Een gelukkige God. Een God die vol is van vreugde. Je moet er toch niet aan denken dat je de eeuwigheid met een ongelukkig God moet doorbrengen. In 1 Timoteüs 1:11 wordt het evangelie geduid als ‘het evangelie over de majesteit van de gelukzalige God.’ Marcus 1 zegt dat God vreugde vindt in zijn Zoon. Wij horen hier iets over een hele diepe emotie bij God. Een emotie die zijn hele wezen beheerst: God is zielsblij met zijn Zoon die sterft voor onze zonden. Aan de hand van die Zoon mag jij onderweg gaan naar een blije, gelukkige God, om voor altijd in zijn geluk te delen. Amen.