Wees verzoend

19 mei 2019

Zijn wij sterk in evangelisatie? Nee. Hebben wij een geweldige boodschap? Ja. Wat is hier aan de hand?

Lezen: 2 Korintiërs 5:11-21

Tekst: 2 Korintiërs 5:11-21

Dat wij niet heel sterk zijn in evangelisatie leid ik af uit het feit dat de evangelisatiecommissie nogal onderbemand is. Je hebt de poot Beerze, dat loopt goed onder leiding van een enthousiast team. Maar de gewone evangelisatie hier in de stad het hele jaar door loopt nog niet zo hard. Misschien gebeurt er heel veel waar ik niet van weet. Misschien hebben meerdere gemeenteleden allerlei gesprekken met buren, collega’s en klasgenoten, dat hoop ik eigenlijk. Maar naar mijn indruk gebeurt dit niet heel breed. Die lege evangelisatiecommissie doet wat dat betreft het bangste vermoeden.

 

Dit roept gemakkelijk een schuldgevoel op: ik zou meer over het evangelie moeten praten met ongelovigen, maar het komt er niet van. Je neemt het je voor en toch lukt het niet. Of je begint er een keer over, maar het gesprek slaat al gauw dood. Of je wordt in de verdediging gedrongen door moeilijke vragen waar je zo gauw geen antwoord op weet. Moeizame ervaringen met evangelisatiegesprekken kunnen je de moed ontnemen. Nog los van de schroom die we sowieso al gauw voelen wanneer we over ons geloof praten; met wat voor verhaal kom je eigenlijk bij de mensen aan? Maar niet evangeliseren roept weer dat schuldgevoel op, het zou toch eigenlijk wel moeten.

 

Soms hoor je nog van de glorierijke verhalen uit het verleden. Hoe we als kerk twintig, dertig jaar geleden langs de deuren gingen. We belden gewoon aan en probeerden in gesprek te komen over God, geloof, bijbel en kerk. We stonden op de markt met een kraampje, we deelden folders uit. Ik herinner me dat nog uit mijn jeugd, mijn ouders deden dat ook. Waarom is dat verdwenen? Ik denk dat de plek van christenen in de samenleving veranderd is. We zijn nu een minderheid. In Hardenberg valt dit nog mee, maar ook hier voel je dat. Wij zijn nu kerk, en je bent christen, in een ontkerkelijkte samenleving. Kerken en christenen spelen niet echt meer een rol in de samenleving. We zijn in de marge verdwenen. De samenleving gaat zijn weg zonder rekening te houden met de kerken. Denk aan de discussie over de zondagsopenstelling van de winkels. Er is dan nog net met een afvaardiging van de kerken gepraat, maar of dat veel gewicht in de schaal legt is de vraag. Wij moeten steeds meer als christenen onze weg zien te vinden in een ontkerkelijkte samenleving.

 

Nu is een van de grote vragen rond evangelisatie: waar moet je beginnen als je het evangelie vertelt, moet je beginnen bij Gods liefde of bij zijn toorn (woede) over de zonde? Moet je beginnen met ‘er is een God die van je houdt’ of met ‘er is een God die kwaad op je is en die de wereld gaat oordelen’? Dit is een lastig dilemma dat je zomaar kan verlammen. Stel je hebt collega’s, buren of vrienden die niet geloven, hoe begin je zo’n gesprek?

 

Ik zou graag eens met je over God willen praten.

- Oké...

God houdt van je.

- Oké...

En als je niet gelooft ga je verloren.

- Nou, heftig...

 

Dat werkt toch niet? Je zult al gauw merken dat je noch met Gods liefde noch met Gods oordeel bij mensen binnenkomt. Ze geloven gewoon niet in God. Dus als jij zegt dat er een God is die van ze houdt, dan past dat niet in hun wereld. Als jij zegt dat er een God is die deze wereld gaat oordelen dan word je vriendelijk aangehoord, maar mensen leven gewoon verder. Het is heel moeilijk om binnen te komen met het evangelie. Ik vraag me serieus af hoe je mensen kunt raken met het evangelie.

 

Nu laat het gedeelte dat we gelezen hebben zien dat je niet moet kiezen tussen Gods liefde of Gods oordeel. De apostel Paulus zegt: wat mij drijft om het evangelie te verkondigen is de liefde van Christus die om beantwoording vraagt vóór het oordeel komt. Dus de inhoud van het evangelie zet Paulus aan tot verkondigen. En de inhoud van het evangelie is: de liefde van Christus vraagt om beantwoording vóór het oordeel komt. Merk je dat ze beide in één zin zitten, de liefde van God en het oordeel van God? Maar dat is ook hoe het evangelie in elkaar zit. Ik denk dat het belangrijk is dat je, voor je gaat evangeliseren, voor jezelf in het kort weet wat het evangelie inhoudt en dat je dit ook kort onder woorden kunt brengen.

 

Een heel belangrijk woord is dan: verzoening. Verzoening betekent dat een relatie waarin ruzie of verwijdering was ontstaan weer opgepakt wordt, weer tot bloei komt. Je maakt het weer goed met elkaar. Het Engelse woord voor verzoening is atonement, als je dat woord in stukjes knipt staat er: at-one-ment. Je wordt weer één, je nadert weer tot elkaar. Als het over de relatie van God en de mens gaat, is de verwijdering ontstaan bij de zondeval. De mens keerde God de rug toe. De mens zei tegen God: wij willen het hier op aarde liever doen zonder u, misschien kunt u vertrekken? God is daar diep verdrietig over, gekwetst en woedend. Dan doe je zoveel voor iemand: je geeft iemand leven op een prachtige aarde, je geeft ook jezelf in de relatie. Maar dan zegt die ander: ik wil niks meer met u te maken hebben.

 

En dan is de grote liefde van God dat Hij het daar niet bij laat zitten. Denk je eens in dat je compleet aan de kant bent gezet. Toch zoek jij weer de relatie. Soms zie je dat tussen ouders en kinderen. Tussen echtgenoten is dat zeldzaam, tussen ouders en kinderen gebeurt het vaker. Want dat is een relatie die je zelf nooit gekozen hebt. Die relatie is een gegeven, je bent voor het leven aan elkaar verbonden. Op een bepaalde manier zit het ook zo tussen God en de mens. Adam wordt in de Bijbel de zoon van God genoemd (Lucas 3:38). Hoewel God door de mens compleet aan de kant is gezet, blijft God van de mens houden. Wat God dan doet is zijn goddelijke Zoon mens laten worden. God de Vader en God de Zoon bedenken samen met God de Geest een plan om de relatie met de mens te herstellen. Om het weer goed te maken. Dat is de liefde van God. Een best wel onwaarschijnlijke liefde; je zult maar compleet aan de kant gezet zijn, genegeerd worden en afgewezen.

 

En laat het duidelijk zijn, wanneer de relatie niet hersteld wordt, loopt het slecht met de mens af. Niet omdat God niet meer van de mens houdt maar omdat leven zonder God een hel is. Je zou ook kunnen zeggen: kinderen die de band met hun ouders radicaal doorsnijden delen ook niet in de erfenis. Als je als kind zelfs geen adres bij je ouders hebt achter gelaten waar je te vinden bent, als je als kind niet eens weet dat je laatste ouder gestorven is, dan deel je niet in de erfenis. Hoe kan een mens het eeuwige leven erven als hij niet weet dat Christus gestorven is? In het oordeel van God zit iets van ‘het kwaad straft zichzelf’. God wil redden (1 Timoteüs 2:4, 2 Petrus 3:9), want Hij houdt van de mens. Daarom geeft Hij zijn eigen Zoon. Paulus legt in 2 Korintiërs 5:14 uit hoe het zit. Eén mens, Jezus, is voor alle mensen gestorven. En dan staat erachter: ‘waardoor alle mensen zijn gestorven.’ Dat wil zeggen: alle mensen op aarde verdienden de dood. Christus is namens en in de plaats van alle mensen gestorven. Maar het doel daarvan is dat je als mens niet langer voor jezelf leeft, maar voor de ander: ‘opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt’ (vers 15). Die ‘levenden’ zijn de gelovigen. Alleen bij hen wordt dit werkelijkheid. Hun leven richt zich niet meer op zichzelf en hun eigen belang, maar het belang van anderen heeft prioriteit. Zij zijn nieuwe mensen, een nieuwe schepping. Zij hebben God en de mensen weer lief.

 

Deze verandering, deze vernieuwing van mensen, is mogelijk geworden omdat Gods Zoon in liefde de plaats van de mens wilde innemen. Dat is een onwaarschijnlijke liefde: waarom zou Hij dat doen voor ondankbare, koppige en eigenwijze mensen? Omdat Hij van hen houdt. En, zegt Paulus, zo heeft God het goed gemaakt met de mens. Dat is al gebeurd. Het is een voltooid verleden tijd: ‘Hij heeft ons door Christus met zich verzoend’ (vers 18). Maar is het daarmee dan klaar? Nee, want God heeft Paulus en de andere apostelen de verkondiging van deze boodschap toevertrouwd. Die door God bewerkte verzoening moet wel aanvaard worden. Dat is logisch. Stel iemand komt naar je toe en zegt: ik maak het goed met je, ik wil niet langer dat er verwijdering tussen ons is. Maar jij wijst dat af. Jij wilt de verwijdering juist wel in stand houden. Dat is heel erg. Zie je dat de verzoening die God bewerkt heeft wel aanvaard moet worden? Ook dat wil God in je werken met zijn heilige Geest. Hij laat die oproep op je afkomen: laat u met God verzoenen. Eigenlijk staat het er wat apart: wees met God verzoend. God verzoent zich met jou, verzoening is een daad van God. De oproep aan de mens is om zich dit te laten welgevallen. Je geeft je verzet tegen God op en je erkent en aanvaardt de nieuwe situatie die door Christus is bewerkt, namelijk dat je in liefde op God en de medemens gericht wordt.

 

Begrijp je nu dat je het evangelie kunt samenvatten tot dat ene zinnetje: de liefde van Christus vraagt om beantwoording vóór het oordeel komt. Dat is de kern van het evangelie. Dat is de boodschap van God aan mensen. Ook vandaag. Ook aan ons. Dit is Gods boodschap voor ieder mens op aarde. Want God wil redden. Daarom geeft Hij tijd. Hij wacht met het oordeel. Hij wil dat mensen deze reddingsroute gaan. Want ja, er hangt de mensen een oordeel boven het hoofd. Maar God komt eerst, en daarvoor, met het uiterste blijk van zijn liefde. Oordelen doet God liever niet. Het oordeel komt pas na, en is een gevolg van, het afwijzen van zijn liefde in Christus. Wat Paulus ertoe aanzet om te evangeliseren is de liefde van Christus. Paulus benadrukt dat hier zo sterk omdat er in Korinte getwijfeld werd aan zijn motieven. De apostel is in diskrediet geraakt. De gemeente vraagt zich af waarom hij met het evangelie kwam. Daarom schrijft Paulus dat hij niet zijn eigen belang op het oog had maar het belang van anderen. Het belang van Christus - dat zijn liefde niet zou worden afgewezen, en het belang van de mensen in Korinte - dat zij weer vrede met God zouden krijgen. Paulus heeft ‘ontzag voor de Heer’, zo begint hij in vers 11. ‘Vervuld van ontzag voor de Heer, proberen we iedereen te overtuigen.’ Paulus neemt èn het oordeel van God èn de liefde van Christus bloedserieus.

 

Ik kan me voorstellen dat mensen die wij benaderen met het evangelie zich ook afvragen wat onze motieven zijn: waarom? Wat is hun belang? ‘Aan de deur wordt niet gekocht.’ En geloofsovertuigers hoeven we ook niet. Laten we ons als christenen bewust zijn van onze motieven. Waarom willen wij dat anderen gaan geloven? Ik kan zo een paar verdachte motieven bedenken: als er meer christenen zijn dan blijven de winkels lekker dicht op zondag, kerken worden steeds kleiner en dat voelt niet prettig, je wilt het idee hebben dat wat jij gelooft door veel mensen gedeeld wordt want dat bevestigt dat jij goed zit. Misschien heb je zelf nog wel andere motieven om te evangeliseren: plichtsgevoel of schuldgevoel. Besef dat mensen die jij benadert met het evangelie zich dit ook afvragen. Wees daarom transparant over waarom jij hen vertelt over God. Ik denk dat je daarbij veel kunt hebben aan wat Paulus schrijft in 2 Korintiërs 5: ik ben vervuld van ontzag voor de Heer. Ik neem dat oordeel van God over de verbroken relatie met Hem heel serieus. Ik neem ook de liefde van Christus heel serieus. Daarom is mijn oproep aan jou: wees verzoend.

 

Wat er nog achter kan zitten wanneer we weinig aan evangelisatie doen is dat we zelf niet (meer) onder de indruk zijn van de liefde van Christus. En ook niet van het oordeel van God. Misschien zijn de woorden uitgesleten geraakt. Of we zijn gewend geraakt aan de liefde van Christus. Terwijl die liefde van Christus zo onwaarschijnlijk is, zo onlogisch en ongedacht. Soms kan het helpen om de relatie van God en de mens even naar het niveau van mensen onderling te plaatsen. Als mensen zouden we toch nooit meer liefhebben wanneer we tot in de kern van ons bestaan waren afgewezen? Misschien zeg je nu: God is anders, Hij kan dat wel. Eens. Tegelijk maakt juist het feit dat Hij God is het nog veel bijzonderder, als er één is die eeuwig aan zijn woede had kunnen vasthouden is Hij het wel. Ik ben onder de indruk van de onwaarschijnlijke liefde van Christus. Dat raakt mij. Zeker als dat bijvoorbeeld in een film in beeld wordt gebracht. Wanneer je niet meer geraakt wordt door de liefde van Christus moet je je afvragen of er dan wel vrede met God is.

 

Let er ook op dat je geen egoïst in de redding bent. Dat is een truc van satan. Jij hebt je met God laten verzoenen, en vervolgens vergeet je al die anderen. Jij bent blij dat je Christus en zijn liefde kent, en vervolgens zet je een punt. Je redding met God hou je voor jezelf. Je bent vergeten dat het alleen maar Gods genade was dat je de liefde van Christus hebt leren kennen. God schakelde daar allerlei mensen bij in: ouders, leraren, gemeenteleden, vrienden, ambtsdragers. Juist zo wil Hij jou ook inschakelen. Denk nog even aan dat woord ‘schakel’ waar ik het op 5 mei over had. Je bent een schakel en God wil je inschakelen. God heeft jou het evangelie in je hart gegeven met als doel dat jij het gaat doorgeven.

 

Gelukkig begint alles bij de liefde van Christus. God begint niet bij ons maar bij Christus en bij zijn volmaakte liefde. Dat is de bron en die bron blijft stromen. Die liefde bevrijdt van egoïsme. Die liefde overwint het egoïsme. Het zit diep bij ons. Maar de liefde van Christus zit dieper. Dieper verankerd in datgene wat deze wereld draagt. God draagt deze wereld. Met de liefde van Christus. Laat dat je troosten en bemoedigen. De liefde wint. Dat zie je toch elke keer wanneer mensen belijdenis doen van hun geloof? Je ziet het toch in de dagelijkse liefde van christenen?

 

Maar hoe nu verder met evangelisatie? Als het waar is dat je mensen niet met Gods liefde raakt en ook niet met Gods oordeel, hoe raak je ze dan wel? Misschien raak je ze met het verhaal van die onwaarschijnlijke liefde. Die ongedachte liefde die sterker is dan afwijzing en verraad. Sommige kerken houden filmavonden, andere een herderstocht in de kerstnacht. Denk ook aan de Passion. Verhalen raken mensen. Denk dan ook aan het verhaal dat jouw manier van leven vertelt. Biddend, zoekend en vragend leren we wel evangeliseren. Misschien moet je trouwens als je het evangelie vertelt gewoon beginnen bij de schepping: er was eens een God die zijn leven wilde delen met mensen... Amen.