Weet je wel wie je verwacht?

8 december 2013

Wie is de God die je verwacht en wat verwacht je van Hem? Daar gaat het over in deze preek. En je mag ook ontdekken wat God van jou verwacht.

Lezen: Psalm 80, Lucas 3:1-6

Tekst: Maleachi 3:1-4

Wat verwacht jij van God? Advent is een tijd van verwachten. Advent, dat zijn de vier weken waarin we heen leven naar het kerstfeest. En die tijd wordt gekleurd door verwachten, uitzien naar. We proberen een beetje mee te voelen met het joodse volk dat op de Messias wachtte. Dat heen leefde naar zijn komst. De komst van de beloofde, de komst van God zelf. Als christelijke kerk wachten we eigenlijk ook op de Messias maar dan denken we aan zijn tweede komst, zijn wederkomst. Stil staan bij die verwachting past ook heel goed in de adventstijd. Maar, wat verwachten wij van God? Wat verwachten wij van God als Hij in ons leven komt?

 

Ik verwacht eigenlijk dat God mij zegent. Dat God mij helpt. Dat God mij nabij is. Dat God mij en mijn gezin gezondheid geeft. Voorspoed. Een fijn leven. Als ik naar mijn eigen gebeden luister gaat het ook wel erg vaak over deze dingen. Ik weet natuurlijk niet precies hoe dat bij u en jou is maar zit ik er erg ver naast als ik denk dat wij vaak deze dingen van God verwachten?

 

En toch kriebelt er iets bij mij. God is toch geen sinterklaas? Wat verwacht je van God? Alleen dingen die jij graag wilt hebben? Ik kan me voorstellen dat je dan in de knoop komt met God wanneer er vervelende dingen in je leven gebeuren. Ziekte bijvoorbeeld. Komt dat bij God vandaan? Wat verwacht je van God?

 

En ik draai de vraag ook nog even helemaal om: wat verwacht God van mij? Sta je daar wel eens bij stil. Wat verwacht God van mij? Nee, God is duidelijk geen sinterklaas.

 

Thema vanochtend is:

Weet je wel wie je verwacht?

 

Wie is de God die wij verwachten en wat verwachten wij van Hem? Daar gaat het over in deze preek. En we zullen ook ontdekken wat God van ons verwacht. Mensen onderling kunnen ook verwachtingen van elkaar hebben. Je verwacht dat iemand zus of zo is of doet. Je kunt hoge verwachtingen van iemand hebben of lage. En dat kan dan meevallen of tegenvallen. Mensen hebben hun verwachtingen. Ook van God.

 

In de tijd van de profeet Maleachi was het volk van God nogal teleurgesteld in God. Hij viel tegen. Hij was tegengevallen. Ze hadden zegen verwacht, voorspoed, een goed leven. Maar de zegen bleef uit. Maleachi spreekt in de tijd na de ballingschap. Groepen joden zijn teruggekeerd uit Babel onder leiding van Ezra en Nehemia, de stad Jeruzalem is herbouwd en ook de tempel van God staat er weer. De priesterdienst functioneert weer, er wordt elke dag weer geofferd. Maar waarom zegent de Here hen dan niet? Ze begrijpen het niet.

 

Maar dan zegt Maleachi: begrijpen jullie het niet? Jullie dienen God op je eigen manier. Zoals het jullie uitkomt, zoals het jullie voldoende lijkt. Jullie dienen God maar treden zijn geboden met voeten. Jullie dienen God maar stellen zelf vast wat wel en niet kan. Jullie dienen God maar zijn Hem niet gehoorzaam. Jullie dienen God maar het mag je niets kosten.

 

En ja, de Israëlieten verlangen naar God. Het heeft iets van een blinde vlek wat hier gebeurt. Ze verlangen naar God. En ze leggen het ook aan God voor: hoe kan het dat het met ons zo slecht gaat terwijl de goddelozen voorspoed hebben? Wanneer doet God ons nou eens recht (Maleachi 2:17)?

 

Maar weten ze wel naar wie ze verlangen? Wat verwachten ze van God? Ze verwachten dat Hij recht doet. In hun ogen betekent dit dat Hij hen zal zegenen. En dan zegt Maleachi: God komt eraan (Maleachi 3:1). Maleachi gebruikt woorden die de profeet Jesaja eerder op God had toegepast (Jesaja 40:3): een bode gaat voor Hem uit die de weg zal klaarmaken. En een paar eeuwen later brengt de evangelist Lucas deze woorden in verband met Johannes de Doper die de bode is van Jezus (Lucas 3:4-5). God komt naar zijn volk, dat is de boodschap voor de mensen in de tijd van Maleachi. En toen het zover was werd duidelijk dat Hij gekomen was in de persoon van Jezus. Dat God gekomen was in zijn Zoon. Ook bij Maleachi hoor je dat al als je goed luistert, Maleachi zegt: ‘Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal hij - zegt de HEER van de hemelse machten.’ Die ‘engel van het verbond’ doet denken aan de engel van de Heer, een naam die in het Oude Testament voor de Zoon wordt gebruikt. En deze Zoon verbindt God en zijn volk. Dat typeert Hem. Blijkbaar ook al in het oude verbond maar zeker in het nieuwe. God komt naar zijn volk. ‘Komen zal hij’, zegt Maleachi tegen de Israëlieten. En wij weten: Hij kwam in zijn Zoon.

 

Maar het zal anders gaan dan de Israëlieten verwachten. God komt, zegt Maleachi, maar ‘Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind blijven wanneer hij verschijnt? (Maleachi 3:2). Bij dat soort uitdrukkingen denken wij vaak aan de jongste dag, de oordeelsdag, de wederkomst van Jezus. Maar het gaat hier toch echt over de eerste komst van Jezus. Weten de Israëlieten wel naar wie ze verlangen? Kennen ze hun God wel? Wat is hun beeld van Hem? Het lijkt erop dat de profeet Maleachi hun beeld van God moet bijstellen. God is als een vuur, zegt Hij. Nee, niet een alles verterende bosbrand. Ook niet als een verbrandingsoven. God is als een vuur dat zilver zuivert, dat goud loutert. In zilvererts of goud dat gedolven wordt zitten onzuiverheden. Die moeten eruit want die verminderen de waarde. Zuiver goud is kostbaar. Gelouterd zilver is prachtig om te zien. Maar net zo moet Israël gelouterd worden. En dat is wat God komt doen. Dan gaat het over hun dienen van God. De Israëlieten dienen God maar wel op hun eigen voorwaarden. En nu belooft God: Ik kom. Ik kom en herstel jullie dienst aan Mij.

 

En dat heeft God toch ook gedaan in Jezus? Dit is toch precies waarvoor Jezus naar de wereld kwam? Hij sprong in het gat dat Adam had laten vallen. Jezus’ leven is één grote zuivere eredienst aan zijn Vader. Hij had God volmaakt lief. Hij was God volmaakt gehoorzaam. Hij deed in alles wat zijn Vader van Hem vroeg. Hij offerde niet van wat Hij over had maar gaf zijn hele leven. Hij stelde zich tot op de laatste seconde van zijn leven in dienst van God. Alles draaide voor Hem om God. Zijn Vader was het centrum van zijn bestaan. Hij zag om naar weduwen en wezen (Jakobus 1:27). Zijn leven was één grote zuivere eredienst aan God.

 

Maar dat is geweldig nieuws: God zelf komt naar de aarde om onze dienst aan Hem te herstellen. God had de mens geschapen om Hem te dienen. In liefde en trouw, in gehoorzaamheid en blijdschap. En Adam en Eva hebben dat gedaan. En het gaf hun een diepe voldoening. Ze mochten hun God dienen, ze konden zich niets mooiers voorstellen. Maar dan komt de duivel met zijn leugen dat jezelf dienen nog mooier is. En het gaat mis, vreselijk mis. Adam en Eva voelen direct dat de duivel gelogen heeft en dat ze het allermooiste van hun leven zijn kwijtgeraakt. Hun hartelijke, zuivere, oprechte, leven omvattende dienst aan God. En ze beseffen: in ons leven staan er nu twee dingen tegenover elkaar, God en ik. En zo gaat de wereld dan verder, met deze beschadiging breidt het mensengeslacht zich uit. En God dienen blijkt iedere keer weer een probleem. God zuiver dienen lijkt een onmogelijkheid. En is ook een onmogelijkheid. Voor mensen. En daarom geeft God zijn Zoon. Daarom stuurt God zijn Zoon naar de aarde om als mens te leven in zuivere dienst aan God. Met een ongedeeld hart, een aan God gewijde wil en met het dagelijkse offer van zijn lichaam. Dit is zuivere dienst aan God. In een mens. Onvoorstelbaar. Maar zo herstelt God zelf de dienst aan Hem.

 

Ik vind dit geweldig nieuws: God komt naar zijn volk, naar de wereld, naar jou om de dienst aan Hem te herstellen. Iets mooiers dan dit is er toch niet? Dit is zegen. Dit mag je van God verwachten. Zie je het staan in Maleachi 3:3? ‘Hij -dat is God in de persoon van Jezus- Hij zal zitting houden als iemand die zilver smelt en het zuivert (hier wordt God niet meer vergeleken met het vuur maar met de smid die het vuur hanteert) en dan zullen ze op de juiste wijze offeren aan de HEER.’ Vers 4: ‘De offers van Juda en Jeruzalem zullen de HEER met vreugde vervullen (...) zoals in de dagen van weleer.’ Jezus is gekomen om het dienen van God in mensen te herstellen. Dat God daarvoor komt lijkt voor de mensen in de tijd van Maleachi een verrassing. Ik vond het ook verrassend. Bij Kerst denk je aan de geboorte van Jezus, blijdschap, feest, vrede op aarde, ja maar Jezus is het vuur van God. Het vuur van God dat alle onzuiverheid in ons dienen van God wegbrandt (Lucas 12:49) en in ons weer het vuur van de liefde voor God ontsteekt.

 

Het is dus niet niks om naar de Here te verlangen. Weet je wel wie je verwacht? Wanneer Jezus in je leven komt, met zijn Woord en met zijn Geest, dan verandert alles. Jezus is de vredevorst, maar Hij verklaart de oorlog aan alles wat niet op God gericht is. Jezus brengt blijdschap en vreugde, maar niet voor wie graag het kwade doet. Jezus’ geboorte is een feest, maar wie zijn eigen gang wil blijven gaan kan het niet als feest beleven. Verlang je nu nog steeds naar Jezus? Peil dat eens in jezelf. Het is net als met de politie. Wie op straat overvallen wordt is blij een agent aan te zien komen. Maar wie te hard rijdt niet, die schrikt als hij een politieauto in zijn spiegel ziet verschijnen.

 

Weet je wel wie je verwacht? Advent is een tijd van verwachten maar weet je wel wie je verwacht? De hersteller van jouw dienst aan God! God zegt vanmorgen tegen u en jou: Ik stuurde mijn Zoon om jouw dienst aan Mij te herstellen. Maar wil ik dat wel, wil ik dat herstel ondergaan? Dat ik de Here volmaakt dien. Dat mijn leven alleen nog maar voor Hem bestaat. Dat niets anders meer belangrijk is in mijn leven, behalve God, alleen God. Zijn geboden zijn mijn lust en mijn leven. Wat God van me vraagt doe ik ook al kost het me alles. Ik offer van het beste dat ik heb, mijn beste jaren, mijn beste uren op de dag. In die dienst aan God ligt zegen, grote zegen. De zegen van verbonden zijn met God die vreugde in je vindt. Maar laat dit onze gebeden dan ook vullen. Omdat je zegt: dit wil ik. Zo wil ik zijn. God mag mij veranderen. In één klap. Ik herken dat verlangen. Die verandering zal op een dag ook voltooid zijn, bij Jezus’ wederkomst. Maar wie nu verlangt naar Jezus’ komst in zijn of haar leven, wie daar nu om bidt, die vraagt om de komst van Hem die je leven gaat zuiveren.

 

Maar zit er nou werkelijk zoveel scheef in onze dienst aan God? Je kunt die vraag het beste voor jezelf beantwoorden. Dat doe ik ook. En ik moet u zeggen dat ik dan schrik. Wat doe je in je vrije tijd, besteed je die voor jezelf of voor God? Wat doe je wanneer Gods geboden je een moeilijke weg wijzen, een pijnlijke weg die je wat kost? Waar zitten de offers in jouw leven? Hoeveel tijd maken wij voor bijbel lezen, bijbelstudie, bidden, naar de kerk gaan? Ik heb vaak het idee dat wij voorop gaan en dat God de restjes krijgt. En ik zeg dit niet als een verwijt maar omdat ik in mezelf ook deze vervuiling van de dienst aan God onderken. Doen wij vaak niet gewoon wat we zelf willen, wat ons verantwoord lijkt, wat in onze ogen haalbaar is? Zeggen we soms niet al te gemakkelijk dat God wil dat we gelukkig zijn, wat dan vooral een geluk is op onze voorwaarden? Dienen we niet al te vaak zomaar onszelf?

 

En wat is het dan Gods genade dat Hij niet als een alles vernietigend vuur in je leven komt maar als een louterend vuur. Een louterend vuur dat de onzuiverheden uit mij wegbrandt. Onzuiverheden waarvan de kern vaak terug te brengen is tot: meer liefde voor mezelf dan voor God. Eerst ik, dan Hij. Wat een zegen dat God dat uit mij weg wil halen. Dat God dat in mij om wil draaien: eerst Hij, en in Hem ik. Maar die verandering gaat niet in één klap. Het is een loutering. Je leeft in het vuur van Gods genade. Dat is heet en bij tijden pijnlijk, heel pijnlijk. Maar het is wel genade. Ik hoop dat je dat zo wilt beleven. De apostel Jakobus zegt daarover dit: ‘Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming’ (Jakobus 1:2-4, zie ook 1 Petrus 1:6-7). Wie mooi wil zijn moet pijn lijden. No pain, no gain. Zonder verlies geen winst (Johannes 12:25, zie ook Matteüs 10:39, Marcus 8:35, Lucas 9:24). Vaak loutert God je heel praktisch door de weg die Hij met je gaat. En dat is niet omdat jij zoveel slechter bent dan anderen maar omdat God jou zoveel mooier wil maken.

 

Als je dat ziet kun je om God blijven roepen ook al gaat Hij een moeilijke weg met je. Dat is Psalm 80. Het gebed in deze Psalm is: Kom, kom o God, en red ons. Keer ons lot ten goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered. En heel beeldend wordt de achtergrond van dit gebed getekend. Die achtergrond is de ballingschap. Kijk maar mee, beginnend in vers 9: Israël is als een wijnstok, God haalt hem weg uit Egypte, Hij maakt ruimte in Kanaän en plant hem daar. De wijnstok komt prachtig tot bloei en wordt steeds groter. Maar dan geeft God zijn wijnstok over aan plundering. Hij wordt kaalgeplukt, verbrand en weggehakt. En dat alles onder Gods duistere blik. Zie hier de ballingschap. Vanwege hun eigenzinnige eredienst. Het draaide om hen in plaats van om God. Maar in die nood keren zij zich tot God. De ballingschap was louterend geweest. Ten minste voor een tijd, wanneer Maleachi spreekt is de dienst aan God weer in verval geraakt. Het echte herstel, diepgaand herstel, moet van God komen. Door de engel van het verbond: Jezus, die God en mens verbindt. Hij is de hersteller van jouw dienst aan God. Keer u tot ons, o God, toon ons uw lichtend gelaat, kom naar ons toe, dan zijn we gered.

 

De adventstijd is een uitgelezen kans om je te bezinnen op je dienst aan God. Dat was ook de boodschap van Johannes de Doper. Lucas beschrijft hoe Johannes in de omgeving van de Jordaan ging verkondigen dat de mensen zich moesten laten dopen en tot inkeer moesten komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen (Lucas 3:3). Inkeer, dat wil zeggen: je keert je naar binnen en onderzoekt hoe het daar is. Hoe is het in mijn hart? Wat speelt zich af in mijn denken? Hoe is het met mijn liefde? Welke plek heeft God in mijn bestaan? Waar klinkt zijn woord in mij? Waar vindt het weerklank? Staat Hij op nummer 1 in mijn leven? Kortom: is mijn leven een werkelijk dankoffer? Gebruik de adventstijd om je te bezinnen op je dienst aan God. Het is een tijd van verwachting. Je weet toch wel wie je verwacht? Kom naar ons toe, o God, dan zijn we gered! Amen.