Werkstuk van de Drie-ene zijn wij

27 oktober 2013

God schept een nieuw geslacht van mensen die opnieuw zijn beeld vertonen. Vanuit zijn liefde voor zijn Zoon wil de Vader dat de Zoon het stralende middelpunt is van die nieuwe mensheid. In die liefde ligt voor ons een hele diepe zekerheid over onze identiteit.

Lezen: Romeinen 8:18-30

Tekst: Romeinen 8:29-30

Waarom moet Jezus broers en zussen hebben? Dat is de vraag vanmorgen. Paulus zegt in Romeinen 8:29: ‘Wie hij (God) al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters.’ God de Vader wil broertjes en zusjes voor zijn Zoon. Het gaat vanochtend dus ook over onze identiteit in Christus. Want die broers en zussen zijn wij. Als christenen zijn we broers of zussen van Jezus. Maar waarom moet Jezus broers en zussen hebben? Waarom wil God de Vader broertjes en zusjes voor zijn Zoon? Nou in ieder geval niet omdat zijn Zoon alleen of zielig was. Want in de heerlijke Drie-eenheid van Vader, Zoon en Geest is geen ruimte voor eenzaamheid. In de heerlijke Drie-eenheid van Vader, Zoon en Geest heeft elk van hen de meest intense vreugde in de andere twee.

 

Maar waarom wil de Vader dan broertjes en zusjes voor zijn Zoon, als zijn gezin op een bepaalde manier al af is? Waarom moet Jezus broers en zussen hebben? Nou dat is vanuit de liefde van de Vader voor de Zoon. De Vader wil dat zijn Zoon het middelpunt is van al de verheerlijkte kinderen van God. God de Vader is bezig in deze wereld een nieuw volk te vormen, een geslacht van mensen die zijn beeld vertonen. Zo had God het menselijk geslacht bedacht. Genesis 1:27 zegt: ‘God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.’ God ontwierp de mens om zijn beeld te vertonen. Om op aarde te laten zien wie Hij is (Jesaja 43:7). Zijn grootheid, zijn goedheid, zijn liefde en trouw. En ook de herschepping van de mens heeft dat als doel. In Efeziërs 1:4-6 zegt Paulus dat God ons (christenen) in Christus heeft uitgekozen en ons heeft voorbestemd om in Jezus zijn kinderen te worden, tot eer van de grootheid van Gods genade. Luister ook maar naar Romeinen 9:23: ‘En omdat hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft hij degenen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen.’ Dus God heeft de mens, en ook de nieuwe mens, ontworpen om zijn beeld op aarde te vertonen. Om zijn grootheid, zijn goedheid, zijn majesteit, zijn liefde en trouw te laten zien.

 

En met al die beelden van Hem, met al die beelden van Hem die rondlopen op deze aarde, wil God de aandacht op zichzelf richten. Net zoals een standbeeld van Michiel de Ruyter aandacht vraagt voor Michiel de Ruyter. Zo vraagt God met al die beelden van Hem die rondlopen op deze aarde aandacht voor zichzelf. God wil met al die beelden van Hem de aandacht trekken. Niet omdat Hij op zijn eigen eer belust is. God schiep de mens niet om te gebruiken maar om zijn liefde met hem te delen. Om liefde te geven en liefde te ontvangen van mensen. En hoewel het juist op dat punt misging, doordat de mens ervoor koos om zichzelf lief te hebben, bleef God zijn liefde delen. Dat is de aard van liefde. Dat is de aard van echte liefde. Die liefde is trouw. En voor die liefde van zichzelf vraagt God aandacht. Die liefde bepaalt zijn wezen. Die liefde bepaalt wie Hij is. God vraagt aandacht voor zichzelf en zijn liefde. En Hij doet dat omdat Hij weet dat de mens alleen tot zijn recht komt, alleen gelukkig wordt in die relatie van liefde. En juist wanneer de mens gelukkig is met God krijgt God alle eer.

 

Dus daarom schiep God de mens, om beeld van Hem te zijn. En daarom is God bezig in deze wereld een nieuw volk te vormen. God schept een nieuw geslacht van mensen die opnieuw zijn beeld vertonen. En nu wil de Vader dat zijn Zoon het middelpunt is van die nieuwe mensheid. Het middelpunt van al die verheerlijkte kinderen van God. Jezus moest de eerstgeborene zijn, de oudste van talloze broers en zussen. Dat is de liefde van de Vader voor zijn Zoon. De Vader wil dat zijn Zoon broers en zussen heeft en dat Hij aan het hoofd staat van dit nieuwe geslacht. Jezus is zelf ook het beeld van God (Kolossenzen 1:15, Filippenzen 2:6, Hebreeën 1:3). Als je mij ziet zie je de Vader, zegt Jezus (Johannes 1:18, 14:9). Ook in Jezus zie je de grootheid en goedheid, de trouw en liefde, de majesteit en glorie van God. Ook Jezus vraagt aandacht voor zijn Vader. Jezus is de tweede Adam. Hij is de mens die wel voldeed aan Gods ideaalbeeld. Hij vertoonde het beeld van God waar de eerste mensen faalden. Door Jezus is het nieuwe mensengeslacht ontstaan. Door zijn offer aan het kruis en zijn opstanding in een nieuw leven. En met zijn Geest zorgt Jezus ervoor dat deze nieuwe mensen zich ook gaan gedragen naar wat ze zijn.

 

En daarom, omdat Jezus het beeld van God is, omdat Jezus het ideaalbeeld van God is, daarom zegt Paulus in Romeinen 8:29 dat wij als christenen ertoe bestemd zijn het evenbeeld te worden van Jezus. Wanneer wij het evenbeeld van Jezus worden, zijn we weer beeld van God. Jezus krijgt broers en zussen zodat de aarde weer vol wordt van beelddragers van God. Niet alleen Jezus vertoonde het beeld van God op aarde maar er komt een heel volk van mensen die Gods beeld weer op aarde laat zien. En het is de liefde van de Vader voor zijn Zoon dat hij Hem tot middelpunt van dit volk maakt. De eerstgeborene van talloze broers en zussen. Wat Jezus gedaan heeft op aarde, Gods beeld vertonen, dat vermenigvuldigt God als het ware oneindig. In Jezus’ broers en zussen. Dat is de liefde van de Vader voor zijn Zoon.

 

En nu is het die liefde, die liefde van de Vader voor zijn Zoon, die ons een enorme zekerheid geeft. Een enorme zekerheid over onze verkiezing, onze bestemming, onze roeping, onze vrijspraak en ons delen in Gods luister. De zekerheid ook dat alles wat er in ons leven gebeurt bijdraagt aan het goede. Ik ga nu inzoomen op Romeinen 8. Maar de dingen die ik tot nu toe gezegd heb zijn nodig om de diepte van die zekerheid te proeven.

 

En dat verlangen naar zekerheid begrijp ik ook heel goed. Als christen heb je het in deze wereld niet gemakkelijk. De wereld lijdt onder zinloosheid en wij lijden mee (Romeinen 8:20). Het is de satan die de wereld heeft berooft van haar zin. God schiep de wereld en de mens opdat de mens gelukkig zou zijn met Hem tot zijn eer. Dat zagen we net. Maar de satan blies juist dat op. En daarmee is het bestaan van de wereld en de mens zinloos geworden. Gelukkig stuurt God dan zijn Zoon naar deze wereld. Gelukkig geeft God zijn Zoon broers en zussen. De schepping heeft hoop gekregen. Hoop op bevrijding van de vergankelijkheid. Hoop op bevrijding van de zinloosheid. Ondertussen zuchten we nog. Ondanks deze hoop zuchten christenen nog. Wij zuchten aan de rand van het graf. Wij zuchten wanneer wij bij het bed van een zieke zitten. Wij zuchten wanneer plannen ons bij de handen afbreken. Wij zuchten wanneer ruzie ons van mensen verwijdert en wonden slaat. Wij zuchten wanneer we in onszelf merken dat we ons geluk niet zoeken in God en zijn koninkrijk. Wanneer we naar onszelf kijken komt het nooit goed.

 

Maar dan zegt Paulus (Romeinen 8:28): ‘Wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepenen zijn, alles bijdraagt aan het goede.’ Het komt dus goed. Ook jouw leven krijgt weer zin. Dus dat je gelukkig bent met God en Hij daardoor alle eer krijgt. Hoe weet je dat zo zeker? Nou, vers 29-30: ‘Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters. Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen; en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.’ Wat Paulus hier doet is vanuit je christelijke identiteit terugkijken naar wat daarachter zit. En op de bodem daarvan ligt de liefde van de Vader voor zijn Zoon. De liefde van de Vader voor zijn Zoon die de Vader ertoe bracht om zijn Zoon broers en zussen te geven. Achter onze verkiezing, onze bestemming, onze roeping, onze vrijspraak en ons delen in Gods luister ligt de diepe liefde van de Vader voor de Zoon: Hij wil Hem het stralende middelpunt laten zijn van het nieuwe volk van de verheerlijkte kinderen van God.

 

Ik had me dit nooit zo gerealiseerd. Maar het brengt mij op mijn knieën voor God. Wat is dit wonderlijk. Wat is dit ook kostbaar en rijk. Die liefde van de Vader voor zijn Zoon is vast, is eeuwig en onveranderlijk. Die speelt zich af tussen Vader en Zoon. Daar kan niemand aankomen. Daar kan niemand iets aan veranderen. Geen mens niet maar ook de duivel niet. Jezus zal de eerstgeborene van talloze broers en zussen worden. Deze zekerheid is zo groot dat Paulus ons delen in Gods luister, in Gods heerlijkheid, beschrijft alsof het al een realiteit is. Paulus weet heel goed dat dit nog iets van de toekomst is. Vers 18: ‘het lijden van deze tijd staat in geen verhouding tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.’ En vers 21: ‘ook de schepping zal delen in de luister die Gods kinderen geschonken wordt’. Maar de zekerheid die Gods kinderen hierover mogen hebben is zo groot dat Paulus aan het einde van vers 30 over deze toekomst schrijft op een manier als was dit al net zo’n werkelijkheid als onze roeping en vrijspraak: ‘wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken; en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.’

 

Het is de heilige Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die de realisatie van deze toekomst bewerkt. Afbidt en bewerkt. Dat valt op, dat de heilige Geest die twee dingen doet, om onze heerlijkheid bidden en die bewerken. Je zou kunnen zeggen: de heilige Geest bewerkt onze heerlijkheid biddend. Over het bewerken schrijft Paulus in Romeinen 8:16: ‘De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.’ Hoe doet de Geest dat? De Catechismus zegt daarover: door Woord en sacrament (Zondag 25). Dat is mooi want beiden kun je zelf opzoeken. De bijbel kun je opendoen om de Geest Gods evangelie tot je te laten spreken. En hier in de kerk kun je de sacramenten van doop en avondmaal meevieren om de Geest het evangelie zichtbaar en tastbaar voor je te laten maken. En over het bidden van de Geest zegt Paulus in vers 23 dat wij de Geest als voorschot hebben ontvangen. Uit het vervolg wordt duidelijk wat dat betekent. In vers 26 zegt Paulus dat de heilige Geest ons helpt in onze zwakheid, Hij bidt namelijk voor ons. Sterker nog, Hij bidt vanuit ons leven tot God. ‘Wij weten niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.’ Het pleidooi dat de Geest voor de kinderen van God voert is dit, de Geest vraagt of Hij Gods kinderen mag vullen met goddelijke heerlijkheid. Dat is zijn taak; Hij is immers de heílige Geest. En als voorschot op die heerlijkheid woont Hij in ons hart, de heilige Geest, die van de heerlijkheid van de Vader en de Zoon uitgaat. Onze christelijke identiteit ligt vast in Vader, Zoon en Geest. In hun onderlinge liefde. Amen.