Wet en evangelie

2 januari 2005

Ben je ermee gediend als de wet opzij geschoven wordt?

Lezen: Leviticus 18:1-5, Romeinen 3:21-31, 8:1-4 en 10:4

Tekst: Zondag 34a

In deze dienst is de wet voorgelezen. ‘U zult niet dit, u zult niet dat, u zult wel...’ Waarom doen we dat? Waarom worden de 10 geboden elke zondag voorgelezen? Waarom gaan we dat ook in het komende jaar weer elke zondag doen? Dat is toch niet bedoeld om de kerkdienst wat op te vullen? Je leert de wet zo natuurlijk wel erg goed kennen. Misschien kun je hem zelfs meedromen wanneer die wordt voorgelezen. Met de wetten van ons land, de grondwet, is dat anders. Wie kent die nou uit zijn hoofd? Misschien kunnen we nog ongeveer zeggen wat er in staat, maar daar houdt het dan wel mee op.

 

Met de wet van God is dat anders want die wordt elke zondag voorgelezen in de kerk. Zodat deze wet in ons hoofd terecht komt. Maar niet alleen daar, ook in ons hart moet de wet terecht komen. Dat wil zeggen dat je de wet als uitgangspunt voor je handelen neemt. Je wilt binnen de grenzen blijven die de wet stelt. Je wilt doen wat de wet je opdraagt. Wie denkt dat de wet alleen maar in je hoofd hoeft te zitten, gaat zich misschien afvragen waarom die wet zo vaak wordt voorgelezen. ‘Nou weet ik het wel een keer’, zeg je. Maar wie in zichzelf onderzoekt of hij of zij de 10 geboden ook houdt zal begrijpen dat het goed is dat die wet telkens wordt voorgelezen. Want wij houden de wet heel vaak niet.

 

Waarom de wet?

Waarom zou ik me eigenlijk aan Gods geboden houden? Wat gebeurt er als ik me er niet aan houdt? Bovendien, de 10 geboden waren toch voor Israël? We lazen net in Romeinen 10:4: ‘Christus is het einde van de wet.’

 

Voor een Israëliet was het geen moeilijke vraag waarom je de wet zou houden. Het antwoord zou ook heel kort zijn geweest en mogelijk teruggaan op Leviticus 18:5. God had via Mozes tegen hen gezegd: Jullie zullen mijn inzettingen en verordeningen in acht nemen, ‘de mens die ze doet, zal daardoor leven.’ Duidelijker kan het toch niet? Eenvoudiger toch niet? God zegt: wie zich aan mijn wet houdt zal leven. Met hem of haar zal het goed gaan, zijn of haar leven zal tot bloei komen. Niet zozeer door een bovennatuurlijke zegen, maar gewoon omdat die wetten je behoeden voor ellende. Omdat de regels die God stelt je leven beschermen. Net als verkeersregels, waarom zou je die houden? Omdat ze je bewaren voor de ellende van een ongeluk.

 

Is het desondanks niet zo dat geboden en regels je leven beperken? Beknotten de 10 geboden je vrijheid niet? Dat lijkt wel zo te zijn. Eigen baas zijn is toch het toppunt van vrijheid? Maar wat dan wel opvalt bij de wet van de Here is hoe die begint. De wet begint niet met het eerste gebod maar met een inleiding. God begint met te zeggen: ‘Ik ben de Here uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, het slavenhuis, bevrijd heb.’ Dit is belangrijk wanneer we Gods bedoeling met zijn wet willen begrijpen. In die eerste zin stelt God zich voor als de bevrijder van zijn volk. Hij had hen bevrijdt uit barbaarse slavernij. Wat moesten ze hard werken in Egypte, en onder vreselijke omstandigheden. Ze werden onderdrukt, uitgebuit. Hun leven was niets waard. Maar God haalt hen daar weg. Die bevrijde mensen staan twee maanden later bij de Sinaï. En dan zegt God: ‘Ik ben de Here, jullie God, die je uit Egypte heb weggehaald.’ En dan volgen die 10 geboden. Elk van deze geboden is verbonden met die eerste zin als een sleutel aan een sleutelring. Elk afzonderlijk gebod is afkomstig van de God die bevrijdde. Daarom heeft elk afzonderlijk gebod  als doel die bevrijding van het begin vast te houden. God gaf zijn wetten niet aan Israël om hun pas verkregen vrijheid te beknotten, maar om daar handen en voeten aan te geven. Leven in vrijheid is leven volgens Gods geboden.

 

Om het zo te kunnen zien moet je wel een draai maken in je denken. Je moet beseffen dat het risico om je vrijheid kwijt te raken in jezelf zit. Wie zijn hart verliest aan zijn bezit is niet meer vrij. Niet vrij om er afstand van te doen. Je denkt dat jij geld en goed bezit maar het is omgekeerd, het bezit heeft jou. Wanneer het niet goed gaat met je bezit ben jij niet blij meer. Maar dan ben je toch niet meer vrij? Hoe gemakkelijk verliezen mensen hun waardigheid om maar ergens een graantje van mee te kunnen pikken. Soms verliezen mensen zelfs hun leven omdat ze hun bezit niet kunnen loslaten. Dit is maar één voorbeeld, uit het achtste gebod. Maar denk ook eens aan het zesde gebod: ‘U zult niet doodslaan.’ Wie in blinde woede iemand doodt komt in de gevangenis terecht. Weg vrijheid, weg leven. En dan heb ik het geweten er nog buiten gelaten. Wat kan ook je geweten je binden, je kwellen en je al je levensvreugde ontnemen. Wie oneerlijk is in relaties -zevende gebod: ‘U zult niet echtbreken’, maar ook negende gebod: ‘U zult geen vals getuigenis spreken’- verliest zijn openheid. Je moet voortdurend over je woorden nadenken, dat je je niet verspreekt. Bepaalde gebieden van je hart moet je op slot doen omdat je er niemand kunt toelaten. Misschien ook omdat wroeging je parten speelt. Maar het is te groot en te ingewikkeld om dingen nu nog recht te zetten.

 

Waar komen oneerlijkheid, woede en geldzucht vandaan? Dat heeft alles te maken met de zonde en de zondeval. De mens was goed geschapen. Maar door de val in zonde is de mens veel van zijn goede gaven kwijt geraakt. Dingen als egoïsme, liefdeloosheid en eigenwijsheid kwamen ervoor in de plaats. Met zijn wet wil God de mens beschermen tegen de kapotmakende kracht hiervan. Liefdeloosheid vernielt levens. Egoïsme leidt tot gevangenissen van eenzaamheid. Eigenwijsheid laat je de goede geboden van God in de wind slaan. Je denkt het beter te weten. Maar je vergeet dat de neiging tot slavernij in jezelf zit. We maken ons zo gemakkelijk een slaaf van ons bezit. We maken ons zo gemakkelijk een slaaf van onze begeerte. We maken ons zo gemakkelijk een slaaf van ons eigen ik, zodat je soms dingen doet die je eigenlijk helemaal niet wilt. Maar dat is erg.

 

Dit is ook de reden dat het zo vaak fout ging met Israël. God had zijn volk weggehaald uit de slavernij van Egypte. Maar al gauw bleek dat nu de slavernij nog moest worden weggehaald uit het volk. Al tijdens de woestijnreis gingen er stemmen op om terug te gaan naar Egypte. Het kon wel zijn dat je daar een slaaf was, maar je kreeg er tenminste eten. Eenmaal in Kanaän was er soms ook letterlijk sprake van slavernij. Wanneer iemand verarmd was kon het gebeuren dat hij of zij de slaaf werd van een ander. Maar God had in zijn wet vastgelegd dat er elk zevende jaar een sabbatsjaar moest zijn waarin een slaaf de mogelijkheid had om zijn vrijheid terug te krijgen. God had zijn volk immers bevrijd uit de slavernij van Egypte, dan moest dat niet in het klein terugkomen. Later, in de tijd voor de ballingschap onderwierpen Juda’s koningen en het volk zich nu eens aan deze grootmacht dan weer aan die, om uiteindelijk alsnog in ballingschap te worden gevoerd. Ze meenden het beter te weten dan God. God had gezegd: vertrouw op Mij alleen, eerste gebod. Vertrouw niet op andere volken en goden. Want wanneer zij ten onder gaan ga jij met hen mee ten onder. Wanneer zij zwak zijn ben jij ook zwak. Vertrouw op Mij, had God gezegd, want Ik ben de sterkste en Ik zal altijd bestaan.

 

Maar was het dan zo moeilijk om Gods wet te houden? Opvallend genoeg staat er in Deuteronomium 30 dat de wet niet moeilijk is: ‘De geboden die ik u heden opleg, zijn niet te moeilijk voor u en liggen niet buiten uw bereik’ (vers 11). Nee ‘die geboden zijn heel dichtbij, in uw mond en in uw hart, om ze te volbrengen’ (vers 14). Dat betekent: ‘u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken.’ Mozes zegt dit omdat het om een keuze gaat: ‘Besef goed, vandaag stel ik u voor de keuze tussen voorspoed en tegenspoed, tussen leven en dood’ (vers 15). Dus het doen van de geboden is niet moeilijk in die zin dat de keuze helder is. Wie er voor kiest God lief te hebben zal zijn geboden willen houden. God liefhebben betekent dat je Hem erkent als je God en Schepper. Maar dan weet Hij toch ook wat goed voor je is, beter dan jijzelf als zondig en beperkt mens? Wie eenmaal inziet dat de geboden van God je leven willen beschermen tegen de vernietigende doorwerking van de zonde, voor hem of haar is de keuze gauw gemaakt: ik wil leven naar Gods wet, laat die geboden van God mijn leven mooi maken en beschermen. In Amos 5:4 roept de Here Israël kort maar kracht op zijn wet te onderhouden: ‘Zoek Mij en leef.’

 

Gezond, herstellend, gezegend

Gods wet damt de doorwerking van de zonde in, wijst de weg naar herstel en maakt je leven nu al gelukkig en voorspoedig. Leven naar de wet van God is gezond, herstellend en gezegend.

 

Is het moeilijk om Gods geboden te houden? In Deuteronomium stond dat het niet moeilijk is, het gaat immers om een keuze: voor of tegen God. Die keus is niet moeilijk in de zin van, het is helder wat je kiest. Maar wie de keus gemaakt heeft om God te dienen, hij of zij ontdekt dat leven naar Gods geboden moeilijk is. Want die andere krachten werken in ons: liefdeloosheid, egoïsme, jaloezie, boosheid en hebzucht.

 

Nou was het voor de Israëlieten niet zo dat ze op eigen kracht de wet van God moesten houden. Een zondig mens kan Gods wet niet houden, dat leert de Catechismus ons in Zondag 44. God liefhebben met heel je hart, ziel en kracht en de naaste liefhebben als jezelf, dat lukt niet. Daarom had God in de wet ook bepalingen opgenomen om de onreinheid weg te wassen. En God had voorschriften gegeven om zijn boosheid over de overtreding van de wet te bedekken. Want op overtreders van Gods wet rustte zijn vloek. Maar in Gods wet was er dus ook ruimte voor verzoening en genade door de offers die gebracht werden. Zo wilde God dat.

 

Maar dat de wet overtreden werd maakte toch niet dat die wet buiten spel kwam te staan? De Israëliet die Gods geboden had overtreden zocht verzoening door de offers in de tempel. Daarna ging je gewoon weer in die wet leven. Want leven naar de wet is gezond en leidt tot herstel en zegen. Wanneer je ontdekt dat de neiging tot het verkeerde in jezelf zit, moet je des te meer proberen de wet te houden. Als er iets is dat je leven kan beschermen en herstellen, dat zegen in je leven kan brengen, dan is het wel de wet.

 

Maar is er niet iets gebeurd sinds Christus is gekomen? Eerder stelde ik de vraag: ‘Waarom zou ik me aan Gods geboden houden?’ Voor een Israëliet die leefde voor de komst van Christus is het antwoord gemakkelijk: de 10 geboden zijn de door God gegeven regels die je leven mooi maken. En ook al lukt het vaak niet, er is redding van de vloek door de offers. En vervolgens ga je het in alle oprechtheid opnieuw proberen want de wet is de enige weg tot zegen en herstel. Het is de enige weg tot God. Maar nu is Christus gekomen en Hij heeft voor de zonden geleden en betaald. Hij is de enige weg tot God. Hoe is het dan nu met de wet? ‘Christus is het einde van de wet’ staat er in Romeinen 10:4. Er is iets veranderd, dat is duidelijk, maar wat? Dat de wet ons niets meer te zeggen zou hebben is onwaarschijnlijk. Waarom lezen we de wet anders nog elke zondag? De vraag is, waarom zou ik me als christen aan de 10 geboden houden?

 

Logisch is het niet dat de wet voor christenen voorbij zou zijn. Juist christenen proberen zich aan de wet te houden: niet liegen, niet vloeken, het huwelijk niet breken, niet stelen. Maar wat betekent het dan dat Christus het einde van de wet is? En wat is de christelijke vrijheid? Sommige christenen zijn heel stellig: we zijn niet langer ‘onder de wet, maar we zijn onder de genade’ (Romeinen 6:15). Moet je als christen de wet nu wel of niet houden? En als het antwoord ja is, hoe dan?

 

Voor veel christenen zijn dit vragen en ze kunnen zo maar concreet worden in je leven. Wanneer van je gevraagd wordt op zondag te werken. Wanneer het slecht gaat met je huwelijk. Gelden die 10 geboden nog voor ons? Het lijkt er soms op dat het evangelie van genade door Jezus Christus en de wet van het Oude Testament tegenover elkaar staan. Alsof je kunt zeggen: of ik me precies aan de 10 geboden houd is niet zo belangrijk, als ik maar leef met Christus. Kun je dat zo zeggen of trek je dan wet en evangelie uit elkaar?

 

Opvallend genoeg brengt juist het evangelie van Jezus Christus de wet op volle spanning. Want het evangelie spreekt over de eis van de wet en de vloek van de wet. En dan wijst het evangelie naar Christus die de vloek heeft gedragen en aan de eis van de wet heeft voldaan. Het evangelie is toch dat aan de eis van de wet is voldaan? Dat de vloek niet ons treft maar onze Middelaar Jezus Christus? De wet wordt door Christus niet uitgeschakeld, Jezus erkent juist de volle kracht van de wet en buigt zich onder de vloek. Zo worden zondaren van de vloek bevrijd doordat ze in geloof op Jezus zien.

 

Er is ook nog een andere manier waarop het evangelie de wet op volle spanning brengt. Wie van de schuld verlost wordt mag als bevrijd mens leven. Hoewel de strijd blijft. Maar een bevrijd leven is iets anders dan een gemakkelijk leven. Is iets anders dan een leven waarin geen regels meer gelden en je louter voor jezelf leeft. Nee, het evangelie bevrijdt van de vloek van de wet, en brengt je tot liefdevolle en gewillige gehoorzaamheid aan de wet. 

 

Dit is wat er staat in Romeinen 8:1: ‘Er is geen veroordeling meer voor hen die in Christus Jezus zijn.’ En vers 4: ‘in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist, ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest.’ Er is best een vergelijking te maken met de situatie van het Oude Testament. Wanneer een Israëliet gezondigd had bracht hij een offer -in overeenstemming met de wet- om verzoening met God te ontvangen. Daarna probeerde hij opnieuw de wet te houden. In het Nieuwe Testament, wanneer je Gods geboden overtreedt, vraag je om vergeving op grond van het offer van Christus. Maar daarna ga je toch opnieuw proberen om die wet te houden? Christus is het ‘einde’ van de wet, in die zin dat Hij de vervulling was van al die offers die in het Oude Testament gebracht werden. In Hem komt de wet tot zijn doel. Leven naar de wet is gezond, herstellend en gezegend. Christus maakt dat waar. In Hem wordt dat werkelijkheid: Hij geneest, Hij heelt, Hij maakt gelukkig. Door zijn Heilige Geest. Het is nog maar de vraag hoeveel Israëlieten dachten dat de wet zelf hen gelukkig zou maken. God deed dat natuurlijk. Maar een van de middelen die Hij daarvoor gebruikte was de wet. Ondertussen is Gods openbaring verder gegaan. Het evangelie leert ons dat God ons gelukkig maakt door Christus. Omdat Hij de vloek draagt en omdat Hij de wet in zijn geheel voor ons gehouden heeft. En omdat Hij ons de kracht geeft, door zijn heilige Geest, om steeds meer naar de wet te gaan leven. Moet je de 10 geboden houden als christen? Ja natuurlijk. Want door die geboden wil Christus je verloste en bevrijde leven gezond houden en je steeds meer herstellen naar hoe Hij de mens geschapen had. En door die geboden wil Hij je leven nu al gelukkig maken.

 

Zoek Christus en leef

Christus verzoent ons met de Vader, onze Schepper. Geloof daarom in Hem, dan zul je niet sterven. Vraag ook om Christus’ Geest om de geboden van God te kunnen houden. Dan zul je leven.

 

In de prekenserie over de Catechismuszondagen over de wet zullen de volgende vragen centraal staan. Hoe leidt dit concrete gebod naar het leven? Hoe houdt dit concrete gebod je leven gezond en dichtbij God? Hoe beschermt dit gebod je tegen jezelf? En wat gebeurt er als je eigenwijs bent en dit gebod in de wind slaat? En hoe werkt Christus aan het herstel van jouw mens zijn door dit gebod? Laten we niet vergeten dat Christus in onze plaats de geboden van God hield om ons te bevrijden van de straf. Hij hield die geboden ook in onze plaats zodat wij er nu beter uit kunnen leven door de kracht van zijn Geest. De geboden komen daarom nog scherper op ons af dan voor de Israëlieten gold. In v/a 93 van de Catechismus wordt gezegd dat de geboden 1-4 ons leren hoe wij ons tegenover God moeten gedragen en dat de geboden 5-10 ons leren wat we aan onze naaste verplicht zijn. Hieruit blijkt dat de Catechismus er van uit gaat dat de 10 geboden van God nog onverkort voor ons gelden.

 

Dus nog steeds geldt dat leven naar de wet van God de doorwerking van de zonde indamt, de weg naar herstel wijst en je leven gelukkig maakt. Verlang je daarnaar? Zoek dan naar de omgang met Christus. Leef uit de verzoening van je zonden door zijn offer aan het kruis. En wanneer je dan probeert je aan Gods wet te houden, dan heeft dat toch niets te maken met het verdienen van genade? Je beseft juist dat je helemaal niets goeds kunt doen, behalve wanneer de heilige Geest dat in je werkt. Ga je er maar toe zetten -en laten we elkaar daarbij helpen- om te leven in overeenstemming met Gods geboden. En wanneer je merkt dat het lukt, dank Christus en zijn Geest daar voor, want Hij maakt het mogelijk. Ga alleen vanuit geloof met de wet aan de slag.

 

Vanuit onze zondige geaardheid zullen we blijven aanlopen tegen de wet. We blijven er moeite mee hebben om de geboden van God te houden. Ben je er dan mee gediend als de wet opzij geschoven wordt? Ik zeg liever: laten we blijven wachten op, verlangen naar en bidden om herstel. Amen.