Wie niet sterk is moet hulp vragen

13 februari 2022

Hoe je wint van een overmachtige vijand.

Lezen: Psalm 18:1-30

Tekst: Psalm 18:30

Stel je eens voor, je loopt op straat, het is ‘s avonds laat en opeens word je ingesloten door een groepje mensen. Voor, achter, opzij, aan alle kanten staan ze om je heen. Wat voel je dan? Of je zit op het schoolplein lekker met je rug tegen de muur in de zon, opeens vallen er schaduwen over je heen en als je opkijkt zie je drie pestkoppen uit de klas voor je staan. Je kunt geen kant uit. Of je rijdt op de snelweg, een grote zwarte auto komt voor je rijden en remt af. Je kijkt opzij, links rijdt er een, rechts rijdt er een en in je spiegeltje zie je er ook een. Dan schiet je hart toch in je keel? Je krijgt een droge mond, het zweet staat in je handen, wat moeten ze van je? Je realiseert je, tegen zo’n overmacht kun jij niet op.

 

Hoe reageer jij? Je bent ingesloten door een overmacht en kunt geen kant op. Misschien geef je het gewoon op. Je denkt, wat moet ik beginnen? Angstig stop je op de vluchtstrook. Of denk even aan die situatie ‘s avonds op straat. Misschien denk je: overmacht of niet, ik ga er voor. En je begint om je heen te meppen en geeft pas op als ze je eronder hebben. Of wat natuurlijk ook kan is dat je probeert je eruit te kletsen. Je zet een gezellige stem op en je zegt: hé jongens, kan ik jullie ergens mee helpen? Of je begint te onderhandelen: als ik jullie nou mijn geld geef, laten jullie me dan verder met rust?

 

In Psalm 18 gaat het ook over een overmacht, over vijanden die sterker zijn dan jij (vers 18). Deze Psalm is gemaakt door David. Zijn leven was meerdere keren in gevaar, dat was in de tijd voordat hij koning werd. Saul achtervolgde hem en wilde hem dood hebben. Soms was Saul heel dichtbij, was de dood heel dichtbij. David zegt in vers 5-6: ‘Mij omsloten de banden van de dood, de kolkende afgrond joeg mij angst aan, de banden van het dodenrijk omklemden mij, op mijn weg lagen de valstrikken van de dood.’ Maar wat was Davids reactie? David heeft ontdekt dat hij de overmacht met God tegemoet kan treden: ‘met u storm ik af op een legerbende, met mijn God beklim ik de hoogste muur’ (vers 30). Dat is natuurlijk waanzin, dat je in je eentje op een hele overmacht van soldaten afstormt. Of dat je tegen een hoge stadsmuur opklimt terwijl je vijanden daar bovenop staan. De berijmde versie van Psalm 18 zegt ‘spring ik over een muur’, maar het gaat over het beklimmen van een muur en ongedeerd de bovenkant bereiken. David heeft in zijn leven deze les geleerd: met God kan ik een overmacht aan vijanden tegemoet treden.

 

Zo was het al gegaan toen David nog jong was. In zijn eentje en zonder wapens, maar met God, stapt hij op de reus Goliat af en verslaat hem. Later wanneer David door Saul en zijn leger achtervolgd wordt is hij ook telkens in de minderheid. Maar met God houdt hij stand en weet hij telkens aan Saul te ontkomen. Je komt dit breder tegen in de Bijbel, het is een bijbels motief. Al in Deuteronomium 20:1 had God tegen de Israëlieten gezegd: ‘Als u ten strijde trekt tegen de vijand en u stuit op een overmacht, met paarden en strijdwagens, wees dan niet bang, want de HEER, uw God, die u uit Egypte heeft weggeleid, staat u bij.’ Heel de geschiedenis door zie je dit gebeuren, als een terugkerend patroon. Denk aan Gideon die met 300 man een overmacht van Amelekieten op de vlucht jaagt (Rechters 7). Denk aan Debora en Barak, hun tegenstander Sisera heeft alleen al 900 ijzeren strijdwagens. Maar met Gods hulp verslaat Barak hem. Denk aan Simson, in zijn eentje slaat hij 1000 man dood met Gods hulp. De bedoeling hiervan is dat je Gods kracht ziet. Gods macht is sterk in de zwakken. In Rechters 7:2 zegt de Here tegen Gideon: ‘ik wil niet dat Israël zich erop beroemt dat het zich op eigen kracht heeft bevrijd.’ En als in 2 Kronieken 16:8 over een andere strijd wordt verteld, staat er: ‘Beschikten de Nubiërs en Libiërs niet ook over een enorme overmacht aan strijdwagens en ruiters? Toch heeft de HEER hen aan u uitgeleverd, omdat u in hem uw vertrouwen stelde.’ De koning van Juda had dan ook gebeden: ‘HEER, er is niemand die hulp biedt zoals u wanneer de machteloze het moet opnemen tegen een overmacht’ (14:11). 

 

Wat de Here in Psalm 18 zegt is dit: treed met mij je vijand, die sterker is dan jij, tegemoet. Want je hebt vijanden en ze zijn sterker dan jij. Dan gaat het niet over zwarte auto’s op de snelweg of pestkoppen op het plein. Ik denk aan wat de Catechismus zegt in Zondag 52: als christenen hebben we drie doodsvijanden, ‘de duivel de wereld en ons eigen vlees.’ Van onszelf zijn we zo zwak, zegt de Catechismus, dat wij zelfs geen ogenblik kunnen standhouden. En zij houden ‘niet op ons aan te vechten.’ Het zijn doodsvijanden, dat wil zeggen, ze kunnen je in de eeuwige dood storten. Ze willen je bij God vandaan halen. Denk aan wat David in Psalm 18 zegt over de banden van de dood die hem omsluiten, over de valstrikken van de dood die op zijn pad liggen. Waar moet je dan aan denken? Aan zonden waar je maar niet los van komt. Aan zonden uit het verleden die je achtervolgen en je leven afknellen. Ze maken je moedeloos en leggen een schaduw over je geloof. Of misschien moet je nog een stapje terug: datgene wat jou verleidt tot zonde, is dat niet als een valstrik van een stroper? Je zet je voet erin en komt niet meer los. Ik denk ook aan hebzucht, ik gerichtheid, jaloezie, begeerte en woede. Als je voelt hoe sterk dat kan zijn in jezelf, dan schiet je hart je in de keel.

 

Vaak hebben we de neiging om daar zelf tegen te gaan strijden. Ik heb die neiging. Het is natuurlijk mooi als je tegen zonden en verleiding wilt vechten. Maar denk niet dat je dat in eigen kracht kunt doen. Denk niet dat jij sterker bent dan de duivel en sterker dan de zonde en de macht van het kwaad. Dat is een ernstige vergissing. Denken dat jij met goed en kwaad kunt omgaan is de zonde van het begin. Het kwaad en de duivel zijn gewoon sterker dan jij. Ze drukken je in de hoek en zetten je klem, wat wou je doen? God zegt: treed met Mij de overmacht tegemoet. Met mij kun je een vijand, die sterker is dan jij, aan. Ik geef je de overwinning.

 

Hoe God dat doet wordt duidelijk in de verzen 8-18. In vers 7 lees je eerst hoe David de Here om hulp roept: ‘In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp.’ Als God dan opstaat om te helpen schokt en schudt de aarde. Met macht en majesteit komt God naar de aarde om jouw vijanden te verslaan. In de tijd van Gideon en Debora en Barak versloeg God de vijanden met hagelstenen uit de hemel. Of God zaaide verwarring in het leger van de vijand of Hij joeg ze op de vlucht door een rommelend geluid alsof er een leger op hen afkwam. Zie je het staan in de Psalm? Met macht en majesteit komt God naar de aarde. Wij mogen dan denken aan Jezus, Gods Zoon die naar de aarde kwam om onze vijand te verslaan. Hij liet de banden van de dood om zich heen komen, Hij stapte bewust in de strik die voor Hem gespannen werd. Toen Jezus stierf aan het kruis schokte en schudde de aarde, duisternis overviel Hem. Dit is hoe God je redt van je machtige vijand. Je ziet het in het avondmaal, we gedenken en vieren dit in het avondmaal. Wij hebben vijanden die sterker zijn dan wij. Alleen met God kun je ze tegemoet treden. Met God, dat betekent: je doet een beroep op Jezus Christus.

 

Wie avondmaal viert erkent zijn eigen zwakte. Je erkent dat je zelf niet opgewassen bent tegen de duivel en het kwaad. Je erkent dat je in zonde viel, dat je vergeving nodig hebt en nieuwe kracht om weer op te staan. Je eigen zwakte niet erkennen en denken Jezus niet nodig te hebben is gevaarlijk. Want in je eentje ga je het nooit van de duivel winnen. Zonder de hulp van God verlies je het, de overmacht is te groot. Zonder Jezus ga je verloren. Maar op het moment dat je je zwakte erkent ontdek je Jezus’ hulp. Wanneer we het in de kerk hebben over onze zwakte, onze zonden en ons onvermogen, is dat niet om je gedeprimeerd te maken of klein te houden. Het gaat er juist om dat je ervan bevrijd wordt doordat je de hulp van Jezus aanvaardt. Je wordt niet vrij door in eigen kracht de strijd aan te binden, maar je wordt vrij door Gods hulp in te roepen.

 

God wil je helpen. De vraag is, zie jij je zwakte? Wees eerlijk naar jezelf als het gaat over je zonden en tekortkomingen. En zie je de overmacht van de vijand? Wij schuiven de duivel en zijn bestaan gemakkelijk bij ons weg en houden in ons dagelijks leven niet echt rekening met de sterke macht van het kwaad. Maar hoe roep je Gods hulp in? Stel je hebt de boodschap van Psalm 18 begrepen -met God kan ik de overmacht tegemoet treden- hoe roep je Gods hulp dan in? Ik denk aan het gebed, het is vers 7 van de Psalm: ‘In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp.’ Doen wij dat wanneer zonden ons kwellen, wanneer de verleiding op het punt staat om toe te slaan? Bidden verandert mensen, daarin zie je Gods hulp. Wanneer je bidt op het moment dat je verleid wordt tot zonde kun je toch niet verder gaan met die zonde? Je hebt God er net bij geroepen, zijn licht valt over jouw duistere plannen. Door te bidden verandert er al iets.

 

Door in je nood een beroep op God te doen blijf je Hem trouw. Dat is dat stukje in de Psalm waarin David het heeft over zijn onschuld (vers 21-27). Wij kunnen daar wat vreemd tegenaan kijken. Hoezo heeft de Here Davids onschuld beloond? En het is nogal wat om te zeggen dat je onschuldig bent en dat je Gods wetten nooit afwees. David deed toch ook zonde? Ik denk dat je die onschuld hier moet opvatten als een uitdrukking van trouw blijven aan God. In de geschiedenis van Israël zag je ook geregeld dat het volk bij een overmacht aan vijanden probeerde bondgenootschappen te sluiten met omringende volken (Jesaja 7). Dat is ontrouw aan de Here, dan sta je schuldig. Psalm 18 zegt: ga niet ergens anders hulp halen dan bij de Here, vertrouw op Hem. Want dan weet je ook hoe het afloopt, Jezus heeft de duivel en het kwaad namelijk al verslagen.

 

Concreet: 1) vraag God om hulp. Bid als het kwaad je belaagt en verleiding zich aan je opdringt. 2) blijf op God vertrouwen. Zoek het niet in eigen kracht en geef je niet over aan het kwaad, God wil je helpen. 3) blijf bij valkuilen vandaan. Zoek niet de rand op. 4) kijk ook naar je overwinningen: wanneer je verleiding weerstond, wanneer je het kwaad een halt toe riep, wanneer je zonde geen ruimte gaf. Als je naar die overwinningen kijkt zie je Gods kracht. Alleen met Hem kun je de vijand, die sterker is dan jij, verslaan. Kortom, leef uit de kracht van Jezus’ overwinning, leef in de kracht van zijn Geest. Amen.