Zelfs rechtvaardigen moeten een schuilplaats zoeken
23 juni 2024
Denk niet te gauw dat je goed zit in Gods oordeel.
Lezen: Sefanja 1:1-2:3
Tekst: Sefanja 2:3
Hoe zal het gaan op de dag van Jezus’ wederkomst, de dag van het oordeel? Ik weet niet of je je daar wel eens een voorstelling van maakt en ik weet al helemaal niet hoe dat er dan uitziet bij jou. In allerlei films over de laatste dag van deze aarde gaat het er nogal heftig aan toe: Doomsday, The day after tomorrow, Left behind, blijkbaar is dat wat we willen zien. Maar dat het heftig wordt, bevestigt ook Sefanja. ‘Die dag zal een dag zijn van razernij, een dag van angst en benauwdheid, een dag van verderf en verwoesting’ (1:15). Dit gaat allereerst over de ondergang van Juda en Jeruzalem in het jaar 587 vChr. Daar waarschuwt Sefanja voor. Hij profeteert tegen de inwoners van Jeruzalem in ongeveer 625 vChr. Maar met de val van Jeruzalem in 587 is de ‘dag van de Heer’ nog niet voorbij. Ook Jezus heeft het over zo’n dag (Matteüs 24:15-36). Die woorden lijken in vervulling te zijn gegaan in 70 nChr toen de Romeinen Jeruzalem verwoestten. Maar ook daarna wordt er nog gesproken over een ‘dag van de Heer’ (Openbaring 6:17). Dat is de dag van Jezus’ wederkomst, de dag die ons nog te wachten staat.
Hoe bereidt Sefanja de mensen voor op de dag van Gods oordeel? In onze tekst (2:3) zijn er twee dingen die opvallen. Het eerste is dat Sefanja de rechtvaardigen oproept een schuilplaats te zoeken voor de dag van het oordeel. Je zou denken, rechtvaardigen hebben geen schuilplaats nodig. Toch zegt Sefanja: ‘Zoek de HEER, jullie in het land die nederig zijn en naar zijn wetten leven.’ Dat is gek. Waarom moeten mensen die al naar Gods wetten leven Hem zoeken, zij hoeven toch niet bang te zijn voor het oordeel? Maar het wordt nog gekker, want de profeet gaat zo verder: ‘misschien vinden jullie een schuilplaats op de dag van de toorn van de HEER.’ Hoezo ‘misschien’? Dit rammelt aan ons gevoel van zekerheid. Zelfs zij die naar Gods wetten leven worden opgeroepen de HEER te zoeken, zodat ze misschien een schuilplaats vinden op de dag van Gods toorn. Ik kan me voorstellen dat je als christen, als gelovige, toch wat anders naar Gods oordeel kijkt. Daar met een iets geruster hart mee omgaat. Dat woord ‘misschien’ bevalt me maar niks.
Nu zou het wel eens zo kunnen zijn dat wij dezelfde fout maken als de Judeeërs in de tijd van Sefanja. Sefanja was niet de eerste profeet die het over ‘de dag van de HEER’ had. Ook Jesaja had het daar veel over gehad zo’n honderd jaar voor hem. In Israël werd er verlangd naar de ‘dag van de HEER’. Want dat zou de dag zijn waarop God zou ingrijpen en Israëls vijanden zou verslaan. Israël zou daarna tot grote bloei komen, messiaanse tijden zouden aanbreken. Maar Israël vergist zich. De ‘dag van de HEER’ is niet de dag waarop Israël gezegend wordt en de vijanden worden gestraft. Nee, het is de dag waarop de Heer het kwaad gaat straffen. Het kwaad van de volken, maar ook het kwaad van zijn eigen kinderen. Zie je het verschil? Het lijkt dicht bij elkaar te liggen: Gods vijanden worden gestraft of het kwaad wordt gestraft; want Gods vijanden doen toch kwaad? Maar ook Gods kinderen doen kwaad. Niet Gods vijanden zijn het probleem maar het kwaad is het probleem. Als God alleen zijn vijanden zou vernietigen zou het kwaad in zijn kinderen blijven bestaan en verder leven. Als we eerlijk zijn is het kwaad in ons toch ook ons probleem?
Daarmee komt ‘de dag van Gods toorn’ ook op ons af. Wanneer Jezus weerkomt naar deze aarde gaat God een einde maken aan al het kwaad. De Bijbel gebruikt daar verschillende beelden voor, bijvoorbeeld dat van goud of zilver dat je zuivert in vuur. Door het te verhitten haal je de stoffen eruit die er niet in horen. De profeet Maleachi zegt: dat gaat de Here ook met mensen doen. Maar dan zegt Maleachi ook: ‘Wie zal die dag kunnen doorstaan?’ (Maleachi 3:2-3). Als Jezus weerkomt naar deze aarde om de aarde te reinigen met vuur, om alle zonde en kwaad weg te branden, mag Hij dan ook mij zuiveren? Ik wil dat, maar dat kon er wel eens heet aan toe gaan. Vorige week zei ik: ‘Het oordeel van God over de zonde gaat ook vlak langs ons heen.’ Dus Sefanja heeft helemaal gelijk: zelfs rechtvaardigen, zelfs zij die naar Gods wetten leven, hebben een schuilplaats nodig. De naam Sefanja betekent zoiets als ‘God verbergt’. In de Herziene Statenvertaling wordt onze tekst zo weergegeven: ‘Zoek de HEERE alle zachtmoedigen van het land, die Zijn recht uitvoeren (...) misschien zult u dan verborgen worden op de dag van de toorn van de HEERE.’ Een schuilplaats, verborgen worden; ik moet denken aan mensen die zich voorbereiden op het einde van de wereld. Preppers heten ze (van ‘to prepare’, je klaarmaken). Preppers bouwen betonnen bunkers in hun tuin en leggen die vol met eten en drinken. Eventueel ook nog wapens, om zich tegen de chaos te verweren die het wereldeinde volgens hen zal kenmerken. Sefanja zegt: ook Gods kinderen hebben op de dag van Gods toorn een schuilplaats nodig. Ze moeten verborgen worden. Maar hoe dan?
Eerst nog iets anders. Want dat woord ‘misschien’ kan je nog dwarszitten. We ontdekten, de dag van de HEER is niet iets om alleen maar naar uit te zien, om naar te verlangen. Dat was de vergissing van de Israëlieten. God gaat niet hun vijanden vernietigen maar het kwaad. Dat betekent dat zij die het kwaad niet loslaten ook worden vernietigd. Zo is het ook gegaan in 587 vChr. Toch heeft Sefanja het niet alleen maar over oordeel. Hij spreekt ook van genade. Hij heeft het namelijk over een ‘rest’ die zal overblijven (2:7-9, 3:13). Die weer zal juichen en zal zingen van vreugde. God zal in hun midden zijn (3:17). Gods oordeel wordt ingekleurd door de uitdrukking ‘de dag van de HEER’, Gods genade zit in het woord ‘rest’. Dat klinkt als het kleinste deel. Dat is heftig. Ik denk aan wat er gebeurde bij de zondvloed. Noach en nog zeven anderen (zijn vrouw, hun drie zonen en hun vrouwen) werden gered. ‘Slechts acht zielen’, zegt het doopformulier. Het begin van het boek Sefanja roept ook de sfeer van de zondvloed op: ‘Alles zal Ik van de aardbodem wegvagen - spreekt de HEER. Mens en dier zal Ik wegvagen’ (1:2-3). Wat je hier ontdekt is dat Gods redding uit het oordeel ‘ternauwernood’ is. Tussen Noach en het oordeel zaten alleen maar wat planken van zo’n vijf centimeter dik. Het water van Gods oordeel klotste aan alle kanten om hen heen. Niet voor niets heeft het woord ‘ark’ iets van bescherming in zich; de ark van behoud. De ark van Noach was voor hem en de zijnen een schuilplaats in Gods oordeel. Maar als je je indenkt hoe heftig dat voor hen geweest is, hoe beangstigend ook, dan snap je dat ik zeg: Gods redding uit het oordeel is altijd ‘ternauwernood’. Het gaat maar net goed.
Vandaar dat woord ‘misschien’ in onze tekst. ‘Zoek de HEER, misschien vinden jullie een schuilplaats op de dag van de toorn van de HEER.’ Dat duidt niet op onzekerheid van Gods kant, Hij is trouw en betrouwbaar. Het duidt op de ernst van Gods oordeel, op de heftigheid van zijn oordeel. Het duidt erop dat redding nooit vanzelfsprekend is. God is ook helemaal niet verplicht ons te redden. Wij kunnen dat niet van God eisen. Toen Jeruzalem verwoest werd in 587 vChr, en later nog een keer in 70 nChr, zijn er ook goede mensen gestorven. Ook mensen die God dienden zijn in ballingschap gevoerd, denk aan Daniël en zijn vrienden. Ook gelovigen nu lijden op een bepaalde manier onder Gods oordeel over deze wereld. Niet Gods eindoordeel maar zijn oordeel ‘in de tijd’. De Catechismus heeft het over een oordeel ‘in tijd en eeuwigheid’ (v/a 10). Gods oordeel in de tijd is onder andere dat mensen sterven. Ook Gods kinderen sterven, hoewel Christus al voor hen gestorven is. Ook Gods kinderen lijden aan ziekte en afbraak, lijden aan eenzaamheid en verlies. En wij lijden aan het kwaad in ons. Tenminste dat hoop ik, dat je daaraan lijdt. Dat je ervan baalt dat de zonde telkens weer de kop op steekt in je leven. Dat je er maar niet vanaf komt. Snap je nu waarom Sefanja zegt: zelfs rechtvaardigen moeten een schuilplaats zoeken?
Maar als dat de boodschap is van vanochtend: zelfs zij die naar Gods wetten leven hebben het nodig om verborgen te worden op de dag van Gods oordeel - waarom zegt God dit dan? Waarom laat God zijn profeet dit zeggen? Omdat Hij ons wil redden. Laat dat duidelijk zijn, God wil mensen redden. Daarom kondigt Hij zijn oordeel aan. Ik heb het boek Openbaring wel eens het ‘boek van Gods geduld’ genoemd. Telkens weer klinkt daar de oproep tot bekering. God wil het kwaad straffen maar mensen redden. God wil het kwaad van de aarde spoelen -branden!- maar de mens daar doorheen halen. Vraag je eens af hoe jij met dat komende oordeel van God omgaat, hoe denk jij over het oordeel van God? Vraag jij je wel eens af: zal ik gered worden? Dat is een heftige vraag. Misschien druk je die vraag weg. Maar de meeste dingen die je wegdrukt komen net zo hard terug. Ik denk dat het beter is zo’n vraag op je af te laten komen en daar vanuit de Bijbel over na te denken. Misschien zeg jij ook wel: ik word gered want ik geloof in Jezus Christus, dat is toch de zekerheid van het geloof die ik mag hebben? Prima, jij zegt die schuilplaats dus al gevonden te hebben. Ik voor mezelf vraag me wel eens af waarom ik niet met de dreiging van Gods oordeelsdag leef. Is dat omdat ik zeker ben van die schuilplaats? Dus ik neem de ernst van Gods oordeel serieus, maar weet zeker dat God me in zijn oordeel verbergt voor het vuur? Maar waarom evangeliseer ik dan niet meer? Als ik Gods oordeel zo serieus neem zou ik toch veel meer mensen moeten redden van dat oordeel? Er zit dus nog iets in wat niet helemaal klopt.
Mijn gedachten bleven haken bij wat Sefanja zegt in hoofdstuk 1:12. Sefanja heeft het over mensen die ‘denken: De HEER doet geen goed en geen kwaad.’ Kan het zijn dat wij dit ook denken? Daar lijkt het wel op in onze wereld. Wat merk je nou van God? Welke plek heeft God in ons dagelijks leven? Verwachten wij het goede van Hem of zijn we vooral bezig dat zelf te organiseren, te bereiken en te regelen? Houden wij rekening met Gods woede over onze zonden of denken we: het loopt zo’n vaart niet? Ik bedoel, op wat voor manier of wat voor moment straft God nou mijn zonden? Ook het grote kwaad in deze wereld kan ongehinderd doorgaan. ‘De HEER doet geen goed en geen kwaad’, het is de secularisatie ten top. Secularisatie wil zeggen dat God uit het leven verdwenen is, dat je geen rekening meer met Hem houdt. Veel christenen zullen natuurlijk zeggen dat God bestaat en dat ze dat echt geloven, maar is Hij aanwezig in hun dagelijks leven? Houden zij rekening met Hem in de zin van: wat wil Hij dat ik doe? Is God aanwezig in je huis? Is Hij aanwezig op je werk? Is Hij erbij in al je relaties?
We moeten naar een afronding. Maar er zijn nog wat losse eindjes. Zelfs rechtvaardigen moeten een schuilplaats zoeken in Gods oordeel en dan word je ook alleen nog maar ‘misschien’ gered. Hoe kan dit? Weet je wat hier mis kan gaan? Dat je denkt de redding eenmaal ontvangen te hebben: ik geloof, dus ik word gered, punt. Geloof heeft voor jou iets statisch. Iets onbeweeglijks. Iets wat zich ook niet ontwikkelt. Opvallend genoeg is er bij God juist wel ruimte voor verandering. De onveranderlijke God (Jakobus 1:17, zie ook art 1 NGB) kan aangekondigde oordelen intrekken. In Gods verbond is ruimte voor verandering, is ruimte voor genade. In het boek Sefanja wordt Gods oordeel aangekondigd over het kwaad van de mens, hun hoogmoed, hun ontrouw, hun leven zonder God en voor zichzelf. Dat oordeel wordt aangekondigd aan de volken maar ook aan Gods kinderen. En God doet altijd wat Hij zegt. Maar Hij zegt dus ook: als jij je bekeert, heb Ik berouw over het oordeel dat Ik heb aangekondigd en dan doe Ik het niet (Jona 3:10).
In Gods verbond is ruimte voor verandering, verandering bij God. De grootste verandering is Jezus Christus. God zelf bewerkt de verandering die wij zo nodig hebben. Ons lukt het niet om te veranderen, wij krijgen het kwaad niet uit ons weg. In zijn goedheid geeft God dan zijn Zoon. Hij is onze schuilplaats in het oordeel. Hij bedekt onze zonden. Hij buigt zich over ons heen en verbergt ons zo voor het oordeel van de laatste dag. Wat moet je zonder Jezus die dag vrezen. Niet voor niets roepen de mensen in Openbaring 6:16 de bergen en rotsen toe: ‘Val op ons neer! Verberg ons voor het oog van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het lam!’ Blijkbaar voelen mensen op dat moment aan dat ze verborgen moeten worden. Maar door bergen en rotsen verborgen worden betekent je einde. Laat je verbergen door Jezus. Dan wordt het ‘misschien’ een zeker weten. Wanneer Hij je verbergt in het oordeel kom je er door heen. In Hebreeën 4:16 staat: ‘Laten we dus zonder schroom (angst) de troon van Gods genade naderen, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.’ Sefanja zei: ‘Zoek de HEER’. Niet omdat Hij zich verbergt, maar omdat jij verberging nodig hebt. Het zoeken van God is niet iets eenmaligs, maar iets dat je telkens weer doet. Zoeken heeft hier de kleur van: naar Hem toegaan. Dat doe je in kerkdiensten, je doet het wanneer je de Bijbel open doet en wanneer je je ogen sluit in gebed, je doet het wanneer je samen over God praat. Ga telkens weer naar God toe. Dat is de concrete uitwerking van de boodschap van vanochtend. Want zo controleer je telkens weer je schuilplaats. Net als preppers. Zij vertrouwen op beton, op voedsel en water, op hun voorbereidingen. Ons uitzicht is Jezus Christus, die zich beschermend over ons heen buigt. Amen.