Zoeken naar behoud

4 mei 2014

Zoek je behoud in Jezus en ontdek dat God al van voor de schepping met jouw behoud bezig is.

Lezen: Efeziërs 1:3-14

Tekst: Zondag 11

Wat mij raakte toen ik nadacht over Zondag 11 is deze vraag: zoeken wij ons behoud wel? Zijn wij in ons dagelijks leven bezig met ons behoud (je behoud is dat je na je dood mag leven bij God)? Die vraag kwam bij mij op naar aanleiding van v/a 30: ‘Geloven zij dan wel in de enige Verlosser Jezus, die hun behoud en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens anders zoeken?’ Nou ‘nee’, is het antwoord. Maar toen vroeg ik mij af: speelt de zoektocht naar behoud überhaupt wel een rol in ons leven? Zoek jij naar behoud? Naar redding van de eeuwige dood? Hoe doe je dat dan, kun je daar iets over vertellen? Zijn wij in ons dagelijks leven wel bezig met ons behoud?

 

En wat mij raakte toen ik Efeziërs 1:3-14 bestudeerde, is dat God al van voor de schepping met mijn behoud bezig is. Al van voor de schepping is God met mijn behoud bezig. In Christus koos Hij mij uit. In Christus heeft Hij mij verlost. In Christus heeft Hij mij voorbestemd om te gaan geloven. In Christus heeft Hij mij met zijn heilige Geest verzegeld. God is al van voor de schepping en vervolgens heel de geschiedenis door met mijn behoud bezig. En Hij zal dat ook voltooien. Wat een ongelofelijke genade! In Christus buitelen Gods zegeningen over ons heen. Paulus stalt ze achter elkaar uit in die verzen in Efeziërs 1. God is al van voor de schepping met mijn behoud bezig. Wat een genade. Wat een redenen om God te loven, te eren en te prijzen.

 

Over deze twee dingen gaan we het hebben vanmiddag. Zijn wij in ons dagelijks leven wel bezig met ons behoud? En zien wij dat God al van voor de schepping met ons behoud bezig is?

 

Zoeken wij ons behoud wel?

V/a 30 gaat er van uit dat je zoekt naar behoud. En je kunt het dan op de verkeerde plek zoeken, bij de heiligen, bij jezelf, of nog weer ergens anders, maar je zoekt. Ik denk dat dit klopt voor de tijd waarin de Catechismus geschreven is. De mensen in de 16e eeuw waren veel met hun behoud bezig. Ik heb van dat woord behoud al even een korte uitleg gegeven; behoud is dat je na je dood eeuwig mag leven bij God. Maar het is goed om dat woord nog wat meer in te kleuren. Het omgekeerde van behoud is verlies. Je kunt iets behouden maar je kunt iets ook verliezen. Je kunt je titel als landskampioen behouden maar je kunt hem ook verliezen. Zo kun je als mens ook behouden blijven of verloren gaan. Het omgekeerde van behoud is ondergang. Letterlijk ondergaan doet een schip als het zinkt, figuurlijk kan iets je ondergang worden. Dan bedoelen we dat het op een mislukking uitloopt. Nu snap je ook dat woord ‘welvaart’ in vraag 30. Welvaart is hier niet allereerst rijkdom maar het heeft te maken met een behouden vaart. Wel-vaart, een goede vaart; dat het schip van je leven een behouden vaart heeft en veilig thuiskomt in de haven. Ook bij het woord welvaart past de tegenstelling ‘ondergang’. Dus je behoud zoeken is: ermee bezig zijn dat je leven bewaard blijft. Dat het niet verloren gaat, in de hel, in de eeuwige dood, maar dat het bewaard blijft. Dat je leven bewaard blijft ook door het sterven heen.

 

De mensen in de 16e eeuw -toen de Catechismus geschreven werd- waren daar veel mee bezig. De dood stond dan ook veel dichter bij het leven. De levensverwachting was veel lager dan nu; mensen werden lang niet zo oud als wij. Het leven was veel kwetsbaarder, veel onzekerder. Je kon zomaar door een ziekte getroffen worden en weg was je. Mensen leden vaak honger. Hygiëne was veel slechter dan nu. Gezond drinkwater beperkt. Ook was er in die tijd veel politieke onrust; ridders en benden zwierven rond en lieten vaak een spoor van plundering achter. Wanneer het leven zo onzeker is dan snap je dat mensen meer bezig zijn met het leven na de dood. Dat geldt ook voor mensen die in ontwikkelingslanden leven. In het rijke Nederland van nu ontkennen heel veel mensen het leven na de dood zelfs. Na de dood is er niets, zeggen ze. Het leven is blijkbaar lang genoeg om aan je trekken te komen, en daarna is het klaar. Mensen zijn ook helemaal niet bang voor een hel, een plaats van pijniging en straf, want daar geloven ze niet in. Die angst voor de hel was in de 16e eeuw dus wel heel groot. De mensen waren in hun dagelijks leven echt bezig met het leven na de dood, die dood die er opeens zomaar kon zijn. Werd je dan gered of ging je verloren?

 

Maar als het waar is dat wij in ons dagelijks leven eigenlijk niet zo bezig zijn met ons behoud, zijn we Zondag 2-4 dan alweer vergeten? Dat ging over onze ellende. Onze ellende is dat wij vanuit onszelf God en onze naaste niet volmaakt kunnen liefhebben. En dat wij daarom de straf van God moeten ondergaan. Dat is de hel. Ik herken het wel dat we als christenen, als gereformeerden, als vrijgemaakten, niet zo met ons behoud bezig zijn. Inderdaad omdat wij die ellende van ons zo gauw mogelijk vergeten, daar liever niet over praten. Misschien ga je meer over je behoud nadenken als je ouder wordt. Ik heb tenminste wel gesprekken gehad met ouderen die zich druk maakten om hun eeuwig behoud. Misschien ga je ook meer nadenken over je behoud wanneer je ernstig ziek bent. Gewoon omdat je beseft dat je leven hier op aarde een einde kent en het voor jou opeens zomaar dichtbij zou kunnen komen. Maar als je gezond bent en het gaat goed met je en je geniet van het leven, zeg eens eerlijk, ben jij dan dagelijks bezig met je behoud? Maak jij je dan druk over het eeuwige leven, wat er met jou gebeurt na je dood?

 

Misschien zeg je nu: maar ik heb mijn behoud toch al gevonden? Of je zit al een hele tijd met die gedachte: ik geloof toch? Ik geloof dat Jezus mijn Verlosser is, dus dan heb ik straks toch eeuwig leven? Dan hoef ik daar toch niet meer elke dag mee bezig te zijn? Maar, zou ik je dan willen vragen, heb je dan ook ‘alles al verkocht’? Dan denk ik aan wat er staat in Matteüs 13:44-46. Het zijn twee gelijkenissen over het koninkrijk van God. Jezus zegt: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen.’ En de tweede gelijkenis gaat zo: ‘Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen.’ Dus als je zegt je behoud al gevonden te hebben in Jezus dan lijkt het me een terechte vraag aan jezelf: maar heb ik alles dan al verkocht? Oftewel, verwacht ik mijn behoud echt alleen van Jezus? Rust mijn zekerheid over mijn eeuwige redding op helemaal niets anders dan op Jezus? Zit daar niets meer bij van mezelf? Dan zit je zomaar weer midden in v/a 30. Antwoord 30 zegt: je verloochent Jezus als de enige Verlosser wanneer je voor je behoud niet volledig en alleen maar op Hem vertrouwt. Maar volledig vertrouwen op Jezus alleen is toch een leerproces? Dat is toch iets wat zich telkens verdiept in je leven? Nu blijkt ook dat het ‘zoeken’ waar Zondag 11 het over heeft niet iets kortdurends is -ik zoek en ik vind en klaar- nee, dit zoeken is een levenslang zoeken. Dat gaat zelfs door nadat je gevonden hebt. V/a 29 heeft het ook gewoon over ‘vinden’. Je behoud in Jezus je Verlosser zoeken, dat duidt op een manier van leven. Net zoals je rust zoekt in de natuur. Dan zeg je ook niet: ik heb het gevonden en het is klaar. Nee, je gaat iedere keer weer de natuur in. Daar zoek je je rust. Daar vind je je rust.

 

Nog één ding voor we naar Efeziërs 1 gaan. In Zondag 11 gaat het over verlossing. Want de naam Jezus betekent: God redt. God verlost. Dus is Jezus de Verlosser. Nu klinkt het woord verlossing een beetje als kerktaal. In de kerk gaat het over verlossing, verlossing van de zonde en van de eeuwige dood. Toch heeft verlossing ook in het gewone spraakgebruik wel zijn plek. Je wilt verlost worden van gezeur. Gezeur op je werk, daar zou je nou eindelijk wel eens van verlost willen zijn. Daar zou je nu wel eens vanaf willen zijn. Of gezeur thuis. Met je ouders of met je kinderen. Altijd maar hetzelfde gedoe. Wat zou het heerlijk zijn om daarvan verlost te zijn. Of om verlost te zijn van school. Of om verlost te zijn van een ziekte en de daarbij behorende behandelingen. Eigenlijk, als je het goed bekijkt, zijn dit allemaal gevolgen van de zonde. Is het soms ook niet zo dat wij vooral focussen op die verlossing, op verlossing van de gevolgen van de zonde in plaats van dat we verlost willen worden van de zonde zelf? Want dat hakt er nogal in. Als God je gaat verlossen van je zonde dan moet Hij als een chirurg in je gaan snijden. Als God de zonde uit je weghaalt dan verdwijnt er ook echt wat. Iets waar je misschien helemaal niet vanaf wilt omdat je ervan geniet of omdat het je zekerheid geeft of omdat het je verlangens bevredigt. In de relatie met God kun je niet zelf kiezen waarvan je verlost wilt worden. God verlost je niet van ziekte en dood en gezeur zonder je te verlossen van de zonde in je. Daar moet het zelfs beginnen. Vergelijk het met de Tweede Wereldoorlog. Vandaag is het 4 mei, dodenherdenking, morgen 5 mei, bevrijdingsdag. In de oorlog wilden mensen verlost worden van de Duitsers. Niet alleen van de honger, de avondklok, de bonnen, dat waren allemaal gevolgen van de onderdrukking door de Duitsers. Maar om daarvan verlost te worden moesten ze bevrijd worden van de onderdrukker zelf. Je kunt in de relatie met God niet zelf kiezen waarvan je bevrijd wilt worden. Jezus verlost je van je zonden.

 

God is al van voor de schepping met ons behoud bezig

Maar als je nu je behoud gaat zoeken -en je voelt wel, dat is de oproep die uitgaat van Zondag 11 en ook van deze preek; trouwens je bent hier toch ook niet voor niets naar de kerk gekomen, wat zoek je hier eigenlijk, kan ik ook vragen- maar als je nu je behoud gaat zoeken, je daar druk om gaat maken, dan hoop ik dat je direct ontdekt dat God daar al van voor de schepping mee bezig is. Met jouw behoud. Van voor de schepping al. God wist eerder dan wij dat we verlossing nodig hebben. Daarom heeft God ons in Christus met talrijke zegeningen gezegend. Paulus stalt ze in de verzen 3-14 achter elkaar uit. In een waterval van de meest mooie en prachtige dingen. Laten we dat eens goed gaan bekijken. Want wat een genade is dit. God was in Christus al voor de schepping met ons behoud bezig. Ons behoud heeft dus niets met ons te maken maar alles met God. Met zijn liefde, zijn goedheid. Dit roept lof en eer voor God op.

 

Dat is dan ook het begin en het einde van dit gedeelte. ‘Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus’, zo begint vers 3. Gezegend zij God, dat wil zeggen: spreek goede woorden over God uit. Loof Hem, prijs Hem, maak zijn naam groot. Zeg hoe geweldig Hij is dat Hij dit doet. Dat Hij bezig is met je behoud. Al van voor de schepping. En vers 14 laat zien dat het daar ook op uitloopt. Jouw behoud is tot Gods eer. Eren is diep van binnenuit je verbaasde ontzag uitspreken. En die eer voor Gods grootheid zal eens rondzingen over heel de aarde vanwege het behoud van de uitverkorenen.

 

Hoe is God dan met jouw behoud bezig? Sterker nog, waar is jouw behoud al een feit? Antwoord: in de hemel. Waar Christus is. In vers 3 zegt Paulus: ‘God de Vader heeft ons in de hemelsferen, in Christus, met talrijke geestelijke zegeningen gezegend.’ In Christus -ik heb het al eens eerder gezegd: in de persoon van Christus, die in de hemel aan de rechterhand van God zit- hebben wij een overvloed aan zegen ontvangen. Ik loop ze bij langs, de zegeningen die Paulus in deze verzen voor je uitstalt.

 

In Christus heeft God, voordat de wereld gegrondvest werd, ons vol liefde uitgekozen. Om voor Hem heilig en zuiver te zijn en om zijn kinderen te worden (vers 4-6).

 

In Christus zijn wij verlost en zijn onze zonden vergeven (vers 7). En God heeft ons laten weten dat er in Christus één grote mensensamenleving komt, die in vrede leeft met Hem (vers 8-10).

 

In Christus heeft God ons voorbestemd om te gaan geloven. Om onze hoop te stellen op Christus. Om ons behoud in Hem te zoeken (vers 11-12).

 

En deze zegeningen gelden ook voor de christenen uit de heidenen. Dat maakt Paulus in vers 13 duidelijk. Je ziet dat Paulus daar opeens overgaat van ‘ons’ op ‘u’. Had hij het in de verzen 3-12 over ‘ons’, nu spreekt hij de broeders en zusters in Efeze aan. Vers 13: ‘In hem (in Christus) hebt ook u de boodschap van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding, in hem bent u, door uw geloof, gemerkt met het stempel van de heilige Geest die ons beloofd is.’ En dat is de laatste zegen die Paulus benoemt:

 

In Christus heeft God de gelovigen verzegeld met de heilige Geest. Het stempel van de Geest, het zegel van de heilige Geest is het geloof. Dit zegel garandeert dat je verlossing definitief wordt (vers 13-14).

 

Al deze zegeningen bestaan al in de persoon van Christus. Al deze zegeningen zijn al werkelijkheid in de hemel. Kijk maar: de Vader koos Christus uit in zijn liefde om zijn heilige Zoon te zijn, en dat is Hij nu in de hemel. De Vader heeft Christus verlost van de zonden die Hij op zich genomen had, en Hij leeft als rechtvaardige in de hemel. De Vader had Christus voorbestemd om op Hem te vertrouwen, en zo leeft Hij nu in heerlijkheid met zijn Vader in de hemel. De Vader gaf Christus het stempel van zijn Geest, en zo ontving Christus zijn erfenis in de hemel, dat is eeuwig leven. Wanneer jij door geloof met Christus verbonden bent, zijn dit jouw zegeningen. Je hoeft er niets voor te doen. Deze zegeningen bestaan al, jouw zegeningen bestaan al. Want God is al van voor de schepping met jouw behoud bezig. In de verzen 3-14 trekt Paulus een lijn van het verleden naar het heden en door naar de toekomst. Jouw zegeningen bestaan al. In Christus. Geloof daarom in Christus. Vertrouw op Christus. Want dan wordt God geëerd. Daar ging het toch allemaal om, dat God geëerd wordt omdat Hij jou redt en eeuwig leven geeft? Vaak vinden wij allerlei aardse zegeningen belangrijker. Belangrijker dan ons behoud. Maar daardoor wordt Gods eer verkleind. God wil geëerd worden omdat Hij ons redt. Leef daarom uit die zegeningen van God. Het is je behoud. En het is tot Gods eer.

 

Leef uit die schitterende zegeningen van God

Ik vat de boodschap van vanmiddag zo samen: leef uit die schitterende zegeningen van God, door te geloven in Jezus, zodat over Gods grootheid met verbaasd ontzag wordt gesproken. Daar gaat het om vanmiddag. Zoek je behoud in Jezus, de Verlosser. De enige Verlosser, je complete Verlosser. Jezus betekent: God redt. Maak je druk om die redding. Zoek je behoud in Jezus. Wees daarmee bezig. Bijvoorbeeld concreet door bij alles waar je van verlost wilt worden te bedenken wat de kern ervan is. Wat is de kern van het probleem waar jij van verlost wilt worden? Uiteindelijk kom je uit bij de zonde, die van jou en die van anderen. Je komt uit bij de onvolmaaktheid van de liefde. En bedenk op dat moment dat God al van voor de schepping bezig is de liefde in je te herstellen. Je ziet dat in Jezus. Geloof in Hem. Wees met Hem verbonden, iedere dag, door in je bijbel te lezen, door gebed, door zijn genade te ontvangen. Wees zo iedere dag bezig met je behoud.

 

Opvallend is nog in die verzen van Efeziërs 1 dat over je verlossing wordt gesproken als iets van het heden en tegelijk als iets van de toekomst. In vers 7 staat: ‘in Christus zijn wij verlost’, en in vers 14: ‘opdat allen die hij zich verworven heeft verlost zullen worden’. Je verlossing is in Christus een feit. Een werkelijkheid die leeft in de hemel. Wanneer je door geloof met Jezus verbonden bent is het jouw werkelijkheid. Geloven is daarom jouw opdracht voor dit leven. Want geloven is je behoud in Jezus zoeken - en vinden! En op een dag komt jouw verlossing, die werkelijkheid in de hemel, naar de aarde. In Efeziërs 4:30 wordt de wederkomst van Jezus de ‘dag van de verlossing’ genoemd. Dan komt jouw verlossing naar de aarde. Dan zal je verlossing voltooid zijn. Dan zul je Gods glorie zien, Gods grootheid, de grootheid van zijn genade, je zult het zien aan je eigen behouden bestaan. Amen.