Zoeken naar de kracht van genade
21 november 2010
Een preek over homofilie. Hoe gaan wij in de kerk om met homofiele broeders en zusters? Wat zegt de bijbel over homofilie en homoseksuele relaties? Vanuit de verwachting van het komende koninkrijk van God mogen we leren als heterofielen en homofielen zij aan zij te staan. Tegen ieder zegt God: 'Je hebt niet meer dan mijn genade nodig'. Deze preek laat zien dat Gods genadekracht ook zichtbaar wil worden in de uiterste nood van homofilie.
Lezen: Matteüs 19:1-12, 2 Korintiërs 12:7b-10
Tekst: 2 Korintiërs 12:9
In de preek van vanmorgen gaat het over homofilie. En ik weet niet of ik de vrijmoedigheid had gehad om daarover te preken als wij niet als jaarthema hadden ‘Liefde en trouw’. Met dit seizoen de toespitsing op huwelijk, relaties en seksualiteit. Homofilie is een bijzonder gevoelig onderwerp. Juist in de kerk. Het gaat dan over de pijn van de liefde. Het kwetsbare mens-zijn.
Je zou je ook kunnen afvragen waarom we het daarover moeten hebben. Waarom gaan we het publiek -als gemeente- hebben over iets dat maar een betrekkelijk klein deel van de gemeente betreft, en dat ook nog eens ultra-persoonlijk is? Maar moet je niet juist in de gemeente met je pijn en je worsteling terecht kunnen? Er over zwijgen kan een gevoel van ‘er niet mogen zijn’ alleen maar versterken. Ik hoop dat we in deze preek met elkaar mogen ontdekken dat Gods kracht, Gods genade juist zichtbaar wordt in onze zwakheid, in onze moeiten en strijd. Gods genadekracht wil ook zichtbaar worden in de uiterste nood van homofilie. Verder hoop en bid ik dat we in de gemeente naar elkaar omzien en leren omzien. Dat we onze homofiele broeder of zuster in ons hart sluiten en hem of haar onze liefde geven. Zoals God dat ook doet.
Ik realiseer me dat er ook discussie is rond homofilie. In de kerken. Onder christenen. De vraag is dan deze: ‘Wanneer twee mannen -of twee vrouwen- in een relatie van liefde en trouw met elkaar willen leven voor Gods aangezicht, mag dat dan niet? Geeft de bijbel daar geen ruimte voor, inclusief het seksuele?’ En een vervolgvraag is dan: ‘Wie is de kerk, wie zijn wij, om dit aan onze homofiele broeders en zusters te willen onthouden?’ Bij het maken en houden van de preken over het huwelijk heb ik vaak gedacht: ‘ik ben blij dat ik getrouwd ben zodat ik weet waar ik het over heb’. Bij het maken van deze preek kan het omgekeerd werken, dat iemand denkt: ‘wat weet de dominee er nou van af’ of: ‘hij heeft makkelijk praten.’ En dat is waar: het van binnen uit voelen, het doorleven kan ik niet. Daar zit dus ook mijn schroom, mijn aarzeling om over homofilie te preken. Maar gelukkig ontvingen wij het Woord van God, de bijbel. Waarin onze Schepper, Hij die de mens maakte, zijn visie op seksualiteit en relaties heeft neergelegd. Laten we ons op zijn woorden richten, gelovend dat Hij weet wat het beste voor ons is.
Het thema voor deze preek is:
Zoeken naar de kracht van genade
Misschien is het eerste wat we moeten doen wel dit: dat we naast onze homofiele medemens gaan staan. Naast onze homofiele broeder of zuster. Laten we proberen het ‘wij-zij’ denken af te leren en uit te bannen. Laten we niet praten over elkaar, maar met elkaar. In de veiligheid van oprechte liefde voor elkaar. Ik denk aan wat Paulus zegt in Galaten 6:2: ‘Draag elkaars lasten’. Toen iemand die mij erg lief is en heel dicht bij mij staat vertelde dat ze lesbisch is, heb ik haar laten weten dat haar pijn mijn pijn is, haar nood de mijne. En ik realiseer me dat ik er in tekort schiet om een deel daarvan daadwerkelijk van haar over te nemen. Maar wat ik ermee wilde aangeven is dat ik me mee-verantwoordelijk voel voor haar pijn en moeite. Dat dit haar treft is niet omdat zij zondiger is ofzo. Absoluut niet!
Waar komt homofilie dan vandaan? De bijbel maakt ons duidelijk dat het niet bij Gods goede schepping hoorde. In Genesis 1 en 2 staat: ‘man en vrouw schiep Hij hen’, en ‘daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden’. In Matteüs 19 horen we Jezus hierop teruggrijpen. Man en vrouw zijn door God gemaakt als elkaars wederhelft. Ze vullen elkaar aan. De vrouw heeft wat de man niet heeft. En de man heeft wat de vrouw niet heeft. Ook lichamelijk passen ze precies bij elkaar. Zij kan kinderen baren, maar niet verwekken. Hij kan kinderen verwekken maar niet baren. Samen zijn ze mens. En in de bijbel wordt homofilie ‘tegennatuurlijk’ genoemd, dat is in Romeinen 1:26-27. Dat is iets dat niet bij Gods goede schepping hoorde. Zo had God de mens niet geschapen. Nu zou je als homo kunnen zeggen: ‘voor mij is de omgang met iemand van het andere geslacht juist tegennatuurlijk’. En dat klopt. Maar de vraag die we dan moeten stellen is: wie bepaalt wat natuurlijk en tegennatuurlijk is? Laten we dat over aan ons gevoel, of willen we afgaan op wat onze Schepper zegt?
Belangrijk is het om te zeggen dat God seksualiteit als iets moois geschapen heeft. En ook het verlangen naar die ander heeft God gemaakt. Het verlangen van Adam naar Eva, en van Eva naar Adam, om zich aan elkaar te geven, hoort bij Gods goede schepping. Maar door de zondeval is dit goede beschadigd geraakt. Is geven omgeslagen in nemen. Is begeerte verworden tot hartstocht. Uit liefde zich in egoïsme. En door de zondeval is ook de liefde voor iemand van hetzelfde geslacht in de wereld gekomen. Vanwege de afstand die de mens schiep tussen zichzelf en God is dit allemaal mogelijk geworden. Een homofiele geaardheid hebben is dus geen zonde maar wel gevolg van de zondeval. Zonde ontstaat daar waar we begeerten die God afwijst gaan volgen en praktiseren. Dat geldt binnen het huwelijk, dat geldt ongetrouwden, dat geldt de homofiele broeder of zuster. Maar die vloek die door de zondeval over de aarde is gekomen -of zich dat nou uit in huwelijksmoeiten of in een homofilie geaardheid- wil ik méé dragen. Zo ga ik naast die ander staan, als medeverantwoordelijke, en tegelijk als mede-lijder. Maar ook als mede-strijder, in het geloof dat Gods genade genoeg voor ons is. Voor ieder van ons in eigen situatie.
Hieruit vloeit voort dat we ook niet met twee maten mogen meten. En dat kan zo gemakkelijk gebeuren. Tegen de homofiele broeder of zuster zeggen we dan: ‘Jij zult je leven lang in onthouding moeten leven want dat is Gods wil’. Ik denk dat dit juist is, hoewel het beter in vragende zin gesteld kan worden: ‘Wil jij, m’n broeder, m’n zuster, dit kruis dat God je oplegt levenslang dragen?’ En daar komt dan die andere vraag achteraan: ‘En hoe kan ik je daarbij helpen?’ Maar het meten met twee maten komt hier om de hoek kijken wanneer we denken dat getrouwden hun seksuele gevoelens niet hoeven te beheersen. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom de seksuele omgang in het huwelijk niet gaat, niet meer, of tijdelijk niet. Dan vraagt God ook onthouding. Want seks is geen recht maar een cadeau. Het huwelijk is niet door God ingesteld als uitlaatklep voor oncontroleerbare begeerten. Verkeerde begeerten moeten beheerst worden. Maar als dat de boodschap van God is, dan mogen en moeten we als heterofielen en homofielen ook naast elkaar gaan staan. We hebben beiden strijd te voeren. En zeker, de strijd van mijn homofiele broeder of zuster kan ik niet peilen in z’n diepte. Wat ik ervan zie is dat het vreselijk zwaar is, een worsteling die nauwelijks is vol te houden. Daarbij kunnen we elkaar helpen door de ene maat van Gods heilige gebod over ons beider leven te leggen. God vraagt seksuele reinheid. En dat mag niet iets zijn waarmee ik loop te zwaaien in de richting van mijn homofiele broeder of zuster. Dat begint bij mij zelf. Bij mijn leven en bij mijn huwelijk. Willen we gezamenlijk heilig leven voor Gods aangezicht? Laten we niet bij homofilie de lijntjes strak trekken, maar andere seksuele zonden of verkeerde relatievormen door de vingers zien. En dit is geen pleidooi om dan dus maar ruimhartiger te worden naar onze homofiele broeders en zusters, maar om gezamenlijk Gods heilige richtlijnen te volgen.
Maar is de bijbel nu zo duidelijk over homofilie, en dat God de homoseksuele omgang afwijst? Ook wanneer het in een relatie van liefde en trouw zou zijn? Kijk, in Leviticus 18:22 en in hoofdstuk 20:13 wordt de homoseksuele omgang heel duidelijk afgewezen. ‘Maar,’ zou iemand kunnen zeggen, ‘geldt dat nog steeds, want in die hoofdstukken staan ook dingen die we niet meer zo doen, bijvoorbeeld het stenigen van hen die een ongeoorloofde seksuele binding zijn aangegaan. Eerder noemde ik ook Romeinen 1:26-27 waar staat dat ‘vrouwen de natuurlijke omgang hebben verruild voor de tegennatuurlijke, en dat mannen de natuurlijke omgang met vrouwen hebben losgelaten, en in hartstocht voor elkaar zijn ontbrand.’ Maar terecht zeggen christen-homofielen zich in deze tekst niet te herkennen. Zij zoeken een relatie met iemand van hetzelfde geslacht in liefde en trouw. Dat heeft dan toch niet met hartstocht of ontucht te maken? Ook het verhaal van de mannen van Sodom die seks willen hebben met de mannen die te gast zijn bij Lot lijkt niet goed aan te sluiten op de vraag of christen-homofielen in een monogame relatie met elkaar seksuele omgang mogen hebben. En toch, wat blijft staan is de instelling van het huwelijk in Genesis 2. In een eerdere preek ben ik daar nader op ingegaan. Het heterofiele huwelijk van één man en één vrouw is Gods creatie. En onze Here Jezus laat zien dat die woorden van het begin nog steeds waar zijn door dit aan te halen in Matteüs 19. En als we kijken naar de toekomst, dan zien we dat het monogame heterofiele huwelijk tussen Christus de bruidegom en de gemeente als de bruid ook het eindplaatje is.
Broeders en zusters, laten we nog wat beter kijken naar Matteüs 19. We hebben de verzen 1-12 gelezen en dat Jezus Genesis 1 en 2 aanhaalt. Maar waar gaat het nou om in dit gedeelte? In vers 3 lezen we dat Farizeeën Jezus op de proef willen stellen. Dat Jezus echtscheiding afwees was bekend, zie de bergrede (Matteüs 5). Nu willen de Farizeeën door hun vraag proberen aan te tonen dat Jezus afwijkt van de wet van Mozes. Want had Mozes niet ruimte gegeven voor echtscheiding door middel van de scheidbrief? Maar Jezus reageert door te zeggen: ‘Het huwelijk is een instelling van God. En wat God samengebracht heeft mag de mens niet scheiden.’ De Farizeeën gaan nu door -vers 7- en zeggen: ‘Maar dan wijkt u toch af van Mozes? Hij schreef immers de scheidbrief voor.’ Nu is dit niet helemaal waar. In Deuteronomium 24 wordt de praktijk van de echtscheiding juist ingeperkt door zo’n brief. Maar goed, die scheidbrief staat dan toch maar in de wet van Mozes. Maar Jezus laat zien waarom: ‘omdat u harteloos en koppig bent’. Jezus wijst de scheidbrief af, en houdt vast aan ‘wat God heeft samengevoegd mag de mens niet scheiden.’
Maar dan -in vers 10- lezen we de reactie van de discipelen hierop. Jezus’ leerlingen zeggen verschrikt: ‘Als je nooit mag scheiden kun je beter niet trouwen.’ En wat is dan nu de kern van Jezus’ antwoord in vers 11 en 12? Het klinkt wat raadselachtig: ‘er zijn mannen die niet trouwen omdat ze onvruchtbaar geboren werden, andere omdat ze door mensen onvruchtbaar gemaakt zijn, en er zijn mannen die niet trouwen omdat ze zichzelf onvruchtbaar gemaakt hebben met het oog op het koninkrijk van de hemel.’ Jezus sluit aan bij de werkelijkheid in zijn dagen dat er mannen zijn die niet in staat waren te trouwen. Die zo geboren waren, of door de mensen zo gemaakt; denk bij dat laatste aan de ontmande, een man die in de harem van een vorst werkte. Maar, zegt Jezus, er zijn ook mannen die niet trouwen omdat ze zich helemaal willen wijden aan het koninkrijk van God. Zij zoeken hun levensvervulling in het hemelrijk, en daaraan wordt de bevrediging van eigen aardse begeerten onderworpen! Dit moet een mens gegeven worden; zie vers 11 en het slot van vers 12. Het is genade wanneer een mens zich zo op het koninkrijk van God richt. Maar wat heeft dit nou te maken met de opmerking van de discipelen dat je beter niet kunt trouwen als je nooit van je leven mag scheiden? Jezus laat zien dat zij die het koninkrijk van de hemel verwachten anders in het leven op aarde komen te staan. Dan wordt ook het huwelijk ingeschakeld op de weg naar de hemel, inclusief het niet meer wegsturen van vrouw of man. Hoe we omgaan met onze man of vrouw, wordt dan bepaald door wat we verwachten van God en zijn toekomst, en niet door wat we zelf aan toekomst willen hebben op aarde.
Geeft dat perspectief niet heel veel richting? Tot 50 jaar geleden was het in Nederland normaal dat een mens trouwde. Ondertussen heeft dat plaatsgemaakt voor de gedachte dat het normaal is om seksueel actief te zijn. In de kerk lijkt de norm vaak nog steeds te zijn dat een mens trouwt. Dan zou je ‘normaal’ zijn en je leven compleet. Maar onze Here Jezus zegt: voor een christen is het normaal om de intimiteit met God te zoeken! Of je nou getrouwd bent of niet. Of je nou heterofiel bent of homofiel. In de intimiteit met God wordt je leven compleet. Laat dat altijd onze eerste en belangrijkste relatie zijn in ons leven. En vanuit die relatie met God, en vanuit het gericht zijn op het geluk van het koninkrijk, wordt het dan mogelijk af te zien van vervulling van eigen wensen en begeerten. Jezus zegt in Matteüs 16:24-25: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.’ Hierin staan homofiel en heterofiel zij aan zij. Van elk van beiden worden er in dit leven offers gevraagd. Verschillende, en misschien ook wel van verschillend gewicht. Maar je herkent elkaar in het doel dat God met je leven heeft, namelijk: Jezus volgen, je leven verliezen, om het uiteindelijk te behouden!
Vaak wordt gezegd dat God wil dat mensen gelukkig zijn. En daarom zouden homorelaties moeten mogen. Op een zelfde manier redeneert men overigens dat een vastgelopen huwelijk maar ontbonden moet worden; God wil toch dat je gelukkig bent? En op zichzelf genomen klopt het: God wil de mens gelukkig maken. Niet 100% hier op aarde. Dat kan niet, want het hoogste geluk is het samen-zijn van God en mens. De bijbel laat juist zien -zoals in Matteüs 16- dat het geluk van behoud later ontvangen wordt door zelfverloochening nu. Een andere lijn is dat het geluk dat er nu al voor ons is op aarde, een geluk is dat we ontvangen. We organiseren dat niet zelf, maar we ontvangen het. Van God. En van de medemens. Want de mens die zijn eigen geluk najaagt doet dat bijna altijd ten koste van anderen. Geluk moet je willen ontvangen, langs de weg die God de mens wijst. En vaak genoeg mogen mensen op aarde al heel veel geluk ontvangen juist in opoffering en zelfverloochening.
Al was het maar in de strijd die christenen op allerlei terreinen te voeren hebben. Strijd tegen hun eigen verlangens. De worsteling met God. Want is het vaak niet zo dat juist in die worsteling met God zijn nabijheid wordt opgemerkt? Dat in onze zwakheid zijn kracht zichtbaar wordt? Daar gaat het over in 2 Korintiërs 12:9. Paulus heeft de Here gebeden of datgene wat hem hinderde mocht verdwijnen. Datgene wat hem uitputte, wat hem kwelde, waar hij wakker van lag. Wat dat was vertelt hij niet, dat mag het voor ons gemakkelijker maken ons met hem te identificeren. En wat Paulus dan krijgt te horen -en dat is echt een openbaring voor hem, en laat het dat ook zijn voor ons- wat Paulus dan te horen krijgt is dit: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig!’ Gods genade dat is: aanvaarding, geborgenheid bij God, het is vergeving, heiliging, volharding, verheerlijking. Gods genade, dat is zijn omzien naar ons in liefde om ons thuis te halen, ons te herstellen. Dat Hij ons het echte geluk teruggeeft van het leven in zijn nabijheid, op de adem van zijn Geest. Dat is het enige wat wij werkelijk nodig hebben!
Zo ervaren wij het vaak niet. Wij hebben zoveel nodig. Zitten zo vast aan van alles en nog wat. Wij zijn vaak ook zo druk bezig met onszelf en voor onszelf. Om gelukkig te worden, om gezondheid vast te houden, om kwaliteit van leven te hebben. En vaak lukt dat ook nog wel. Maar zien we God dan nog? En zijn kracht en zijn genade? De kracht van Gods genade wordt zichtbaar in onze zwakheid. Zijn liefde en trouw brengen ons werkelijk verder. De kracht van Gods genade wil ook zichtbaar worden in de uiterste nood van homofilie. De vraag waar wij over na moeten denken is deze: hoe gaan wij om met het onvolmaakte? En deze vraag geldt zowel de heterofiel als de homofiel. Hoe gaan wij om met het onvolmaakte in ons leven? Binnen deze preek concreet: homofilie. Laten we de strijd die homofilie met zich meebrengt niet uit de weg gaan door wat onvolmaakt is anders te benoemen. Laten we de pijn die het met zich meebrengt samen dragen. En wat is het dan heerlijk wanneer je de kracht van Gods genade mag ervaren. Dat God je aanvaardt, dat je in Hem geborgen bent en toekomst hebt. Dat Hij je helpt om stand te houden tegen verleiding. Dat Hij licht brengt in je duisternis, en erbij is in je eenzaamheid. Laten wij op een gelovige manier leren omgaan met het onvolkomene. Dan zal de kracht van Gods genade steeds meer zichtbaar worden. In ons leven, en in de gemeente. Amen.