Zon, sta stil
10 juli 2005
God beweegt hemel en aarde om zijn kinderen in de rust van het land van zijn belofte te krijgen.
Lezen: Jozua 10:1-28
Tekst: Jozua 10:12-13
Als iets heel fijn is vind je het jammer dat de dag snel om is. Als je vakantie hebt mogen de dagen wel twee keer zo lang duren. Als je heerlijk aan het spelen bent, jongens en meisjes, en je moet naar bed, zeg je: nu al? Maar ook als je iets af moet hebben zou je willen dat de dag langer duurde.
In het verhaal dat we gelezen hebben gebeurt dat echt: een extra lange dag. Een dag die wel twee keer zo lang duurt. Jozua bidt tot de Here of de dag langer mag duren: ‘Zon, sta stil boven Gibeon, maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon.’ En de Here verhoort dat gebed. Jullie weten wel, jongens en meisjes, dat de zon aan ‘s ochtends aan de ene kant van het huis opgaat en ‘s avonds aan de andere kant ondergaat. De zon beweegt langs de lucht. Maar als de zon stil staat en niet verder gaat wordt het geen avond. Dan heb je een hele lange dag. Jozua vroeg de Here om zo’n extra lange dag omdat ze aan het vechten waren. De Here had gezegd: je moet de mensen die in Kanaän wonen wegjagen want jullie mogen daar wonen. God had gezegd: je moet ze doden want het zijn vijanden van Mij. Jozua wil dat doen. Maar de Here helpt zelf mee, Hij zorgt ervoor dat de vijanden van Israël bang worden. Hij laat grote hagelstenen op de vijanden vallen. En Hij laat de zon stilstaan. God is de enige die dat kan. Maar waarom laat de Here de zon stilstaan? Omdat Hij wil dat zijn volk rustig kan leven in het land Kanaän. Dat vindt God zo belangrijk dat Hij daar zelfs de zon een dag voor laat stilstaan. De Here doet er alles aan om zijn volk Israël een mooi en goed land geven, waar ze met plezier kunnen wonen dichtbij de Here. Ik vat het zo samen: God beweegt hemel en aarde om zijn volk in rust te doen leven in het land van de belofte.
God beweegt hemel en aarde…
Het is juist dit stuk van het wonder van Jozua 10 dat aanleiding geeft tot ongeloof. Veel mensen nemen afstand van wat hier beschreven staat. Want het staat er verkeerd om: ‘Zon sta stil boven Gibeon, maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon’. Wij weten sinds Galileo Galilei dat de zon niet om de aarde draait maar dat de aarde om de zon draait. En dat de aarde om zijn eigen as draait waardoor dag en nacht elkaar afwisselen. En de maan draait zijn eigen rondjes om de aarde. Dus, zeggen mensen die kritisch zijn op de Bijbel, het gebed van Jozua sloeg dus nergens op want de zon staat altijd stil. Ook de verhoring van Jozua’s gebed door God was anders dan in vers 13 beschreven wordt. De zon stond niet stil maar de aarde hield op met draaien. Maar als dit verhaal aan alle kanten rammelt hoe serieus moet ik dan nemen wat er in verteld wordt?
Zo blijft dit wonder voor veel mensen te groot. Als je er over nadenkt is het ook nogal wat. In onze ogen is het compleet onvoorstelbaar. De aarde zou in rep en roer zijn als zoiets vandaag de dag zou gebeuren. Dit schokt meer dan welke aanslag ook. We zouden kunstmatig de tijd weer moeten vaststellen wereldwijd. En denk je eens in dat je je aan de donkere kant van de aarde bevindt, dat het bij jou nacht is als zoiets gebeurt: het wordt maar niet licht, dat is beangstigend! Over deze vragen hoefde Jozua zich gelukkig geen zorgen te maken want in zijn wereldbeeld was de aarde nog plat.
Of wij kunnen geloven in het wonder van Jozua 10 hangt ervan af of je gelooft in God als de Schepper van alles. Wie gelooft dat God de aarde, zon, maan, sterren en planeten in hun baan heeft gezet, kan toch ook geloven dat God daar een tijdelijke onderbreking in aanbrengt? Psalm 74:16 zegt: ‘Here, van u is de dag, van u is de nacht, u hebt maan en zon een vaste plaats gegeven’. En in Psalm 104:19 staat: ‘Here, u hebt de maan gemaakt voor de tijden, de zon weet wanneer zij moet ondergaan.’ Je kunt het ook omdraaien. Niet het stilstaan van zon en maan -of aarde- is het wonder, maar dat God alles met vaste regelmaat laat doordraaien. De Bijbel schrijft dat op Gods conto, in Psalm 148:3 staat: ‘Loof Hem, zon en maan, loof Hem, heldere sterren, loof Hem, hoogste hemelen, water boven de hoge hemel. Laten zij loven de naam van de HEER: op zijn bevel zijn zij geschapen, Hij gaf hun een plaats voor eeuwig en altijd, Hij stelde een wet die nooit zal vergaan.’ Geloven in het wonder van Jozua 10 heeft alles te maken met je geloof in God als de Schepper.
Maar ook als je zoals ik gelooft dat dit echt gebeurd is, ook dan zijn er vragen te stellen. Het is Jozua die vraagt om dit wonder. ‘Waarom duurt deze dag niet langer?’ Jozua vraagt om meer tijd voor het achtervolgen van de vijanden. Toch moet de aandacht uitgaan naar God en wat Hij doet. Jozua bewerkt dit wonder niet maar God. Vers 12 begint in de Nieuwe Bijbelvertaling met het woordje ‘want’. Dat betekent dat vers 12 het bewijs vormt voor iets dat eerder genoemd is. Als we het voorafgaande doorlezen valt op dat God voor Israël de strijd voert. God zaait paniek onder de Kanaänitische soldaten (vers 10). God gooit grote hagelstenen op de vluchtende soldaten (vers 11). En aan het einde van vers 11 staat dan: ‘Er stierven meer soldaten door die hagelstenen dan door de zwaarden van de Israëlieten.’ En dan komt vers 12: ‘Want op die dag liet God zon en maan stil staan, tot Israël zijn vijanden had afgestraft.’ Vers 12 wil laten zien dat Gods aandeel in de strijd het grootst is. Dit vers bewijst dat God strijdt voor Israël. Door zijn toedoen vinden meer Kanaänitische soldaten de dood dan door de inzet van de Israëlieten. Want God onderbrak een volle dag, zo’n 12 uur, de draaiing van de aarde waardoor de Israëlieten meer tijd kregen voor de achtervolging. De boodschap van vers 12 is: er stierven meer soldaten door de hand van God dan door de handen van de Israëlieten, want het was God die hen die extra lange dag gaf. Vers 14 trekt deze conclusie ook. Een conclusie waarin de rol van God en de mens heel mooi met elkaar in verband worden gebracht: ‘Het is voor, noch na die dag, ooit voorgekomen dat de Heer op die manier gehoor gaf aan de bede van een mens, maar de Heer streed dan ook voor Israël.’ Dat rechtvaardigt deze bijzondere gebedsverhoring en daar moet de aandacht dan ook naar uitgaan: naar God die zelf voor zijn volk strijdt en daar al zijn macht voor inzet. God strijdt voor zijn volk en Hij gebruikt de Israëlieten daarvoor. God schept de mogelijkheden en Hij laat dat ook zien.
Maar dat God zelf voor Israël strijdt roept vragen op. Als Israël uit eigen beweging en in eigen kracht de Kanaänieten had verdreven, hadden we het zaaien van dood en verderf ook bij hen kunnen laten. Dat was dan iets waar Israël verantwoordelijk voor was. Maar nu leert Jozua 10 ons naar God te kijken als degene die verantwoordelijk is. God had Jozua de opdracht gegeven om het land in bezit te nemen. God had gezegd, de volken die je aantreft moet je doden: mannen, vrouwen en kinderen. God had zichzelf ook aan Jozua bekend gemaakt als degene die voor Israël zou strijden (Jozua 5:14). Maar hoe valt dit te rijmen met een God die liefde is, die van zijn schepping houdt? Is dit de God die wij kennen? Willen wij Hem zo kennen? Je kunt hier behoorlijk mee in de knoop komen en allerlei constructies bedenken om dit buiten je eigen relatie met God te houden. Je denkt: ‘Zo was God vroeger, in het Oude Testament’. Of je zegt: ‘Dat is God, maar Jezus is anders.’ De Bijbel zegt hierover in Genesis 15:16: ‘de Kanaänieten hadden zoveel misdaden bedreven, dat de maat vol was.’ Israël moest 400 jaar zuchten onder de slavernij in Egypte omdat toen pas de zonden van de Kanaänieten zo groot en zoveel waren dat ze van Gods aardbodem moesten verdwijnen. Door de hand van de Israëlieten. Genesis 15:16 laat ons Gods geduld zien zodat we ons niet blindstaren op Gods vermeende wreedheid. Daar moeten we het voor dit moment mee doen.
…om zijn volk in rust te doen leven in het land van de belofte
‘Hemel en aarde bewegen’ betekent dat je je ergens geweldig voor inzet. Je wilt iets zo graag dat je er alles aan doet om het zo ver te krijgen. Alsof je hemel en aarde beweegt, als dat zou helpen om je doel te bereiken. Mensen kunnen hemel en aarde niet bewegen, God kan en doet dat wel. Hij zet de aarde stil als dat moet om zijn doel te bereiken. Hij maakt beweging in de door Hemzelf vastgestelde baan van aarde, zon en maan. Want Gods doel is groot en Hij wil het echt bereiken.
Er is altijd veel aandacht voor de uittocht uit Egypte, Gods grote verlossingswerk. Voor God was dat heel belangrijk. Daarin toonde Hij zijn macht. Daarin toont Hij zijn liefdevol omzien naar zijn volk. Zo vervulde God zijn beloften. Toch is de uittocht slechts de helft van Gods verlossing. De intocht is de andere helft, die hoort er onlosmakelijk bij. En ook daarmee kwam God na wat Hij beloofd had. In Genesis 15:18 zegt God tegen Abram: ‘Dit land geef ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.’ En in Deuteronomium 1:8 zegt de Here via Mozes tegen het volk: Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trek het binnen en neem het in bezit, want dat is het land dat de Here jullie voorouders Abraham, Isaak en Jakob en hun nageslacht onder ede heeft beloofd.’ De inttocht is net zo belangrijk als de uittocht. Het is het boek Jozua dat de inttocht gedetailleerd beschrijft. Wij kunnen grote delen daarvan misschien saai vinden -een verslag van de strijd in het zuiden (hoofdstuk 9 en 10), een verslag van de strijd in het noorden (11), een lijst met overwonnen steden (12), de verdeling van het land onder de verschillende stammen (13-22)- maar laten we niet vergeten dat God ook daarin laat zien dat Hij zijn beloften vervult. God toont daarin zijn macht. Ook maakt Hij duidelijk dat Hij in liefde naar zijn volk omziet, juist ook door de heidense bevolking van Kanaän te verdrijven en doden. Want God wilde dat zijn volk in rust kon wonen in het land Kanaän. Rust in geestelijk opzicht, dat ze vrij zouden zijn in het dienen van God. Maar ook dat ze niet verleid zouden worden mee te gaan doen met de verering van andere goden. Daarom mochten er geen heidense elementen in hun midden blijven bestaan. God wilde zijn volk dichtbij zich houden. God wilde een volk waarmee Hij een unieke relatie zou hebben, zoals Hij met geen enkel ander volk had. God wilde er zijn voor zijn volk, en omgekeerd, Hij wilde dat zijn volk er zou zijn voor Hem. Maar wat kostte dat een strijd. Toch wilde God dat doel bereiken door de uittocht uit Egypte en de intocht in Kanaän. Hij wilde dat bereiken al moest Hij er hemel en aarde voor bewegen.
Maar uittocht en intocht stonden in een nog groter plan van God. Want door een eigen volk voor zich af te zonderen kon uiteindelijk de Messias geboren worden. Jezus Christus, Gods Zoon. In Hem, door zijn werk, door zijn strijd, ging God zijn plan definitief bestaansrecht geven. Door Jezus’ strijd zou Gods doel ook helemaal bereikt worden. In de tijd voor Jezus’ komst op aarde bleef de werkelijkheid van de unieke relatie tussen God en zijn volk ver achter bij Gods ideaal. Want de mens was zo ongemotiveerd. Kijk maar eens hoe Jozua uit de tent gelokt moet worden om Gods opdracht te gaan uitvoeren. God had gezegd dat Hij het land moest veroveren. God had gezegd: ‘Ik ben met je, dus het zal je ook lukken.’ Maar na de overwinning op Jericho en Ai trekt Jozua zich terug in Gilgal, in het oosten dichtbij de Jordaan. Om hem opnieuw in actie te krijgen moeten eerst de Gibeonieten (waarmee hij zich verbonden had) een beroep op hem doen (Jozua 10:6). En is het dan na zijn geweldige overwinning op de koningen van het Zuiden anders geworden? Nee, het slot van hoofdstuk 10 beschrijft hoe Jozua zich opnieuw terugtrekt in Gilgal. Heel de geschiedenis van Israël laat zien hoe de mens in dat plan van God staat. God wil zijn kinderen dichtbij zich hebben in een eigen land waarin het kwaad geen plek heeft. Maar de mens laat het kwaad telkens weer toe. Want het zit binnen in hem, het komt van binnenuit. Daarvan kan alleen Jezus Christus je verlossen. Hij kwam om te strijden voor het behoud van de mens, de wereld, de schepping. Daarvoor beweegt God hemel en aarde: om de mens en de schepping te behouden, om de mens bij zich te kunnen krijgen, nu en straks in zijn koninkrijk.
Als het gaat over uittocht en intocht zouden we eens moeten letten op de volgende parallel. De uittocht uit Egypte wordt wel vergeleken met de uittocht uit het slavenhuis van de zonde. God leidde Israël weg uit de slavernij aan mensen, Jezus Christus leidt ons weg uit de slavernij aan de satan en de zonde. Maar hoe is het dan met de intocht? Die hoort er onlosmakelijk bij. Om zijn verlossingswerk compleet te maken leidde God Israël Kanaän binnen. Net zo leidt Jezus Christus ons binnen in het leven met God. We worden door Christus uitgeleid uit de slavernij aan het kwaad en ingewijd in het leven met God en in de rust die dat geeft. Wie dan bedenkt dat God hemel en aarde bewoog om de intocht van Israël in Kanaän rond te krijgen, grijpt moed. Krijgt hoop. Ondanks ons menselijk falen gaat het lukken en zal het leven met God werkelijkheid worden. Want God doet daar alles aan.
Hoe dan? Allereerst door zon en maan -of beter gezegd: de aarde- rustig door te laten draaien. Nog altijd gaat de zon onder en komt de zon weer op, een nieuwe dag. De aarde krijgt nog tijd. Wij krijgen nog tijd. God blijft hemel en aarde bewegen om ons in het land van zijn belofte te krijgen. Het land van de echte rust, de geestelijke rust omdat je dan dichtbij God bent en er geen kwaad meer is. Wat kun je daar naar verlangen. Tegelijk, wat kost dat nu nog een strijd. Een strijd die door Jezus beslecht is, maar waar Hij ons nu in meeneemt. Want het kwaad blijft aan ons trekken. En de duivel heeft een ander plan met ons leven. Hij gunt ons de rust absoluut niet. Nu niet en nooit niet. In Hebreeën 4 worden we aangespoord ernst te maken met het binnengaan in Gods rust. In vers 11 staat: ‘Laten we dus alles op alles zetten om te kunnen binnengaan in die rust. En zo voorkomen dat ook maar iemand dit voorbeeld van ongehoorzaamheid volgt en te gronde gaat.’ Dit ‘voorbeeld van ongehoorzaamheid’ is het voorbeeld van de generatie Israëlieten die in de woestijn moest sterven omdat ze er niet op vertrouwden dat God hen zou helpen het land te veroveren. Die ernst geldt ook ons. Laten we alles op alles zetten om te kunnen binnengaan in de eeuwige rust, het land van Gods belofte. Er komt een dag dat God zegt: ‘Zon sta stil, maan sta stil, want mijn grote dag is gekomen.’ God stelt je voor de vraag: mag ik dan binnengaan? De enige die je de toegang kan verlenen is Jezus Christus. Daarom is het zo belangrijk dat je in Hem gelooft. Dat je Hem volgt. Dat je zijn woorden aanneemt en doet. Dat je dichtbij Hem bent en voor Hem kiest. Dit moet je echt zelf doen. Maar God helpt je daarbij. Hij zet zich daar geweldig voor in. Hij roept je. Hij lokt je uit je tent. Hij laat je het evangelie van Christus verkondigen. En Hij helpt je door zijn heilige Geest om nu al heidense elementen uit je leven weg te doen. De strijd die dit kost, en de terugval waarmee dit telkens gepaard gaat, kunnen je moedeloos maken. Maar Gods sterke wil en zijn machtige daden om de mens bij zich te krijgen, bieden troost. God beweegt hemel en aarde om zijn kinderen in de rust van het land van zijn belofte te krijgen. Zo eindigen we met datgene waarmee we de dienst begonnen: ‘Onze hulp is in de naam van de Here die hemel en aarde gemaakt heeft’ (Psalm 124:8). Amen.